41
Tegen eind januari was het allemaal voorbij, een afknapper. In wezen was er niets gebeurd en na de meest gespannen maand van mijn leven besefte ik dat er ook niets zou gebeuren. Ik was een gepubliceerd schrijfster en afgezien van een kleine, knipper-even-en-je-mist-het-recensie in de Irish Times had het niets te betekenen. Mijn leven was precies zoals het altijd geweest was en ik moest eraan gewend raken.
Ik bleef gedeprimeerd door de anticlimax en toen mijn vader een paar dagen later belde vond ik het moeilijk om enige energie te tonen. Niet dat het er veel toe deed, hij had voldoende energie voor tien.
‘Lily, kind!’ riep hij uit. ‘Ik heb goed nieuws voor je. Een vriendin van Debs, Shirley – je kent haar wel, een lange magere slungel – heeft Mimi’s Remedies gelezen en vond het geniaal. Ze kwam hiernaartoe en raakte er niet over uitgepraat. Hij liet zijn stem dalen om nadrukkelijker over te komen. ‘Wist niet eens dat jij mijn dochter was. Haar boekenclub gaat het lezen en toen ze hoorde dat ik je vader was, wilde ze onmiddellijk gesigneerde exemplaren.’
‘Eh, geweldig, papa. Dank je.’ Ook al was het incidenteel, het vrolijkte me toch wat op.
Ik hoefde niet te vragen waarom hij als tussenpersoon fungeerde en niet Debs; Debs ging liever dood dan aardig tegen mij te zijn.
‘Die zes boeken die je moet signeren, wanneer kan ik die langsbrengen?’
‘Wanneer je maar wilt, papa, ik ga nergens heen.’
Hij hoorde aan mijn stem hoe ik me voelde. ‘Kop op, meid,’ zei hij vrolijk. ‘Dit is pas het begin.’
Papa was een kleine, forsgebouwde, beetje protserige man, een jongen uit een arbeidersgezin, die het er goed had afgebracht in het leven. Toen slecht. En uiteindelijk weer goed.
Mijn moeder – een ‘schoonheid’ – was beneden haar stand getrouwd. Dat waren haar exacte (zij het schertsende) woorden. Ze was met papa samengegaan omdat hij tegen haar gezegd had: ‘Blijf bij mij, pop. We zullen het ver schoppen.’ Dat waren zijn exacte woorden, en hij had zijn belofte gehouden. Ze gingen van het bescheiden Hounslow West naar een prachtig vrijstaand huis in Guildford naar een driekamerflat boven een kebabzaak in Kentish Town.
Een ondernemer als vader hebben lijkt een goed idee. Ze ver dienen snel een hoop geld. Maar waar je minder vaak over hoor zijn die risiconemers die alles op het spel zetten, inclusief het familiehuis, in de verwachting weer een grote slag te slaan en nog rijker te worden dan ze al zijn.
De financiële pagina’s tonen bewondering voor die mannen (het schijnen altijd mannen te zijn) die ‘een miljoen verdienen, een miljoen verliezen en wéér een miljoen verdienen.’ Maar als die man je vader is?
De ene dag ging ik naar school in een Bentley, toen in een wil bestelbusje, toen ging ik niet meer naar die school. Er was de ponyclub en toen geen pony’s.
Maar ik aanbad mijn vader. Hij was altijd optimistisch en niets kon hem lange tijd deren.
Op de dag dat we uit het huis in Guildford moesten vertrekken huilde hij als een kind. ‘Mijn mooie huis.’
Mijn jongere zusje Jessie en ik moesten hem troosten. ‘Zo mooi is het niet,’ zei ik.
‘En de buren hadden een hekel aan ons,’ voegde Jessie eraan toe.
Toen hij vijf minuten later in het bestelbusje stapte, had hi| zichzelf ervan overtuigd dat hij beter af was zonder het huis.
Ik denk dat het de constante financiële onzekerheid was die mijn moeder er uiteindelijk toe bracht te gaan scheiden, maar ik weet dat ze eens veel van elkaar gehouden hadden.
Ik heb me nooit helemaal kunnen verzoenen met de scheiding van mijn ouders. Een restantje verzet bleef hopen op een hereniging. Mijn moeder had papa twee keer weggestuurd, en hem toen weer teruggenomen, tot ze er eindelijk definitief een eind aan had gemaakt; ook al zijn ze al achttien jaar gescheiden, het lijkt me nog steeds tijdelijk.
Maar toen papa Viv leerde kennen werd de kans op een hereniging van mijn ouders steeds kleiner.
Viv leek in niets op mijn moeder. Mama behoorde niet echt tot de hogere kringen, ze was de dochter van een arts, maar vergeleken met Viv was ze lid van de lage adel.
Mijn vader ontmoette Viv tijdens de hondenraces, zag haar maandenlang in het geheim, en toen hij besloot met haar te trouwen vertelde hij Jessie en mij het nieuws.
‘Ze heeft een goed hart,’ zei hij.
‘Hoe bedoel je?’
‘Ze is net als ik.’
‘Gewoontjes, bedoel je?’ vroeg Jessie.
‘Ja.’
‘O, hemel.’
Papa was doodsbang dat Jessie en ik Viv zouden haten, en wie kon het hem kwalijk nemen? Niet alleen was Viv de boze stiefmoeder, maar ik was zestien en Jessie veertien. We haatten zelfs de mensen van wie we hielden, dus wat voor kans had een indringster als Viv?
Maar Viv was een schatje: warm, zacht en hartelijk.
De eerste keer dat papa Jessie en mij meenam naar haar kleine met rook gevulde huis, stond een automotor olie te druipen op de keukentafel en was een van haar twee tienerzoons – Baz of Jez – bezig zijn nagels schoon te maken met een lang gekarteld keukenmes.
‘Oo, wat zijn we bang,’ zei Jessie spottend.
Baz – of Jez – keek haar met een sombere, dreigende blik aan en Jessie deed net of ze struikelde, stootte tegen zijn arm en duwde het mes in zijn vinger.
‘Au!’ krijste Baz of Jez en schudde met een pijnlijk gezicht zijn hand. ‘Verdomme. Stomme trut.’
Grijnzend tuurde Jessie naar hem onder haar te lange pony. Er volgde een gespannen moment, waarin ik dacht dat hij misschien in staat zou zijn haar te vermoorden, maar toen begon hij ook te lachen en daarna waren we goeie maatjes. Wij waren hun chique stiefzusjes en ze hingen trots de beschermer uit. Wij daarentegen hoopten dat Baz en Jez criminelen waren, maar tot onze diepe teleurstelling ontdekten we dat het alleen maar schijn was.
Jessie en ik woonden met mama in Kentish Town, maar brachten de meeste weekends door bij Viv. Het leven met gescheiden ouders was niet perfect, maar beslist minder erg dan ik verwacht had. Achteraf gezien was dat te danken aan Vivs hartelijkheid en de vriendelijkheid van mijn stiefbroers.
Jessie ging heel wat beter om met de scheiding dan ik. Opgewekt wees ze op de vele voordelen van een ‘gebroken gezin’, ‘We kunnen zo ondeugend zijn als we willen en iedereen moet aardig tegen ons zijn. En denk eens aan de cadeaus! Op de juiste manier gehanteerd is deze scheiding misschien heel… hoe zeg je dat?’
‘Lucratief?’
‘Betekent dat dat we hopen dingen krijgen?’
‘Lucratief dus.’
Mama probeerde volwassen en onpartijdig te zijn over papa’s nieuwe vrouw, maar de meeste zondagavonden als we weer thuis waren vroeg ze: ‘Hoe gaat het met de koning – en koningin – van de marktventers?’
‘Goed. Je moet de groeten hebben.’
‘Hebben jullie gegeten?’
‘Ja.’
‘Wat? Paling in gelei en puree?’
‘Vissticks en frieten.’
Drie jaar nadat ze getrouwd waren kregen papa en Viv een zoon, Bobby, de prins van de marktventers.
Ik werd ziek van jaloezie: papa zou geen tijd meer voor me hebben nu hij een zoon had.
Ik was vastbesloten baby Bobby niet op te zoeken en hield dat zestien dagen vol. Pas toen ik van mama op mijn kop kreeg, gaf ik toe.
‘Word eens volwassen, lieverd. Iedereen houdt van je, maar ze zijn kwaad omdat je je kleine halfbroertje nog niet hebt opgezocht. Of je het leuk vindt of niet, hij is familie, en, verdraaid, als ik hem kan bezoeken, kun jij dat zeker.’
Met tegenzin kocht ik een knuffeldier, een nijlpaard, en ging samen met Jessie met de trein naar Dagenham. Jessie jutte me op met verhalen dat Bobby zo lief was, die ik geen van alle geloofde. Tot ik hem zag. Aarzelend nam ik zijn minilijfje in mijn armen, en toen lachte hij naar me. Hoe kón je jaloers zijn op zo’n schatje?
Spoedig na de geboorte van de ‘prins’ leerde mama Peter kennen en stonden we voor een nieuwe verandering: Mijn moeder ging in Ierland wonen. Dat bracht me weer in paniek. Mijn familie verspreidde zich naar de vier hoeken van de aarde en ik kon ze niet missen.
Bij mijn vader was geen plaats voor me; de kamer waar Jessie en ik hadden gelogeerd was nu voor Bobby. Ik smeekte mama om Jessie en mij mee te laten gaan naar Ierland, en al stond mama daar niet onwelgevallig tegenover, Jessie wél. Ze hield van Londen en was van plan daar te blijven.
Het was belachelijk: Jessie was achttien en ik was twintig, maar ik had het gevoel dat we naar verschillende weeshuizen werden gestuurd. Ik huilde tranen met tuiten toen ik naar Dublin ging.
Niet alleen omdat ik bedroefd was dat ik Jessie achter moest laten maar omdat Peter een dochter had, Susan, die zes maanden ouder was dan ik. Ik verwachtte dat ze aanstoot zou nemen aan mijn komst en zich als een kreng zou gedragen – maar het tegendeel was waar.
Susans beste vriendin heette Gemma Hogan en we tartten alle verwachtingen door een hecht groepje te worden.
Maar niets duurt eeuwig.
Negen jaar nadat hij met Viv was getrouwd, ontmoette mijn vader Debs en om de een of andere onbegrijpelijke reden viel hij voor haar; misschien haalde Cupido een Een-Aprilgrap uit.
Debs was in de steek gelaten door haar man, die haar met twee jonge kinderen het zitten, en papa besloot haar te redden. Hij verliet de lieve Viv met haar warme hart voor de weerzinwekkende Debs.
Iedereen dacht dat het een tijdelijke aberratie was, maar zodra zijn scheiding van Viv definitief was, trouwde hij met Debs. Ik kreeg er nog een stiefbroertje en -zusje bij, Joshua en Hattie. Toen werd Debs zwanger en beviel van een klein meisje, Poppy. En ik kreeg er weer een halfzusje bij.