2
Het tweede: ik kreeg een nieuw account op mijn werk. Het telefoontje kwam de volgende dag – om tien over één, toen ik op het punt stond te gaan lunchen. De door-de-wol-geverfde diva was Lesley Lattimore, een Iers IT-meisje: met andere woorden, ze ging naar een hoop party’s en gaf hopen geld uit, waarvan niets door haarzelf verdiend was. Haar vader, Larry ‘Wads’ Lattimore, was schatrijk geworden met gewiekste ondernemingen in onroerend goed.
‘Ik zoek iemand om mijn dertigste verjaardagsparty te organiseren en ik heb gehoord dat jij Davinia Westports bruiloft hebt gedaan.’
‘Wat voor soort evenement had je in je hoofd?’
‘Tweehonderd plus. Een prinsessenthema. Denk aan een gothie barbie.’ Ik deed het en plotseling wilde ik die job hebben. ‘Wanneer kun je komen om het te bespreken?’
‘Vandaag. Nu.’
Ik pakte een paar dossiers met foto’s van de meer fantasievolle party’s die ik had georganiseerd en ging naar Lesleys stadsappartement met uitzicht op de rivier. Ze had het supergekapte haar, de St. Tropez-teint, de allernieuwste designerkleding, het stralende uiterlijk van rijke mensen.
Lesley had ook de arrogantie ervan – haar gedrag schommelde tussen kortaf en uiterst onhebbelijk – en dat, samen met haar chique verschijning, wist het feit te verbloemen dat ze verre van mooi was.
‘Waarom zou ik jou eigenlijk aannemen?’ vroeg ze, en ik begon alle grote evenementen op te sommen die ik georganiseerd had, en speelde toen mijn troef uit. ‘Ik heb een toverstok,’ zei ik. ‘Een zilveren ster met lila dons.’
‘Die heb ik ook!’ riep ze uit. ‘Je bent aangenomen!’
Ze begon meteen al haar eisen en wensen op te sommen, die ik geacht werd op te schrijven.
En wat voor lijst! Ze wilde een zilveren empire-’gewaad’ (haar woord) met wijde, puntige, tot op de grond vallende mouwen, een witte hermelijnen cape, een prinsessenpunthoed en zilveren schoenen (puntschoenen natuurlijk). Ze wilde roze drankjes. Ze wilde zilveren stoelen met gebogen poten. Ze wilde roze voedsel.
Ik schreef alles op, knikkend. ‘Eh-eh, goed idee.’ Ik stelde geen moeilijke vragen, bijvoorbeeld of de mannelijke gasten overgehaald konden worden roze drankjes tot zich te nemen of hoe iemand in vredesnaam kon dansen op een orkest van minstrelen. Het was nu niet het moment om de onpraktische kanten van haar visioen naar voren te brengen. Tijd genoeg voor schreeuwcompetities in de komende weken – als zij tegen mij zou schreeuwen en ik vriendelijk teruglachen.
‘En wanneer wilt u het feest geven?’
‘Eenendertig mei.’ Over twee maanden. Om dit alles goed uit te voeren had ik liever twee jaar gehad.
Maar toen ik wegging tolden de ideeën al door mijn hoofd en alles leek plotseling een stuk gemakkelijker. Een nieuwe opdracht had altijd een positieve uitwerking. Ik kon weer vrij ademhalen en het lag voor de hand dat aanstaande vrijdagavond perfect zou zijn voor mijn afspraak met Owen. Ik kon tegen mam zeggen dat het werk was. Ik moest proberen de dingen te veranderen.
Toen ik terugkwam had Lesley drie berichten op mijn antwoordapparaat achtergelaten – ze had een paar ‘geweldige’ ideeën gehad: de uitnodigingen moesten persoonlijk worden overhandigd door een knappe prins; de gasten kregen tasjes met leuke dingetjes als ze arriveerden – maar daar wilde ze niet voor betalen. ‘Bel Clinique,’ zei ze. ‘En Origins en Prescriptives. Zeg maar dat we gratis dingetjes willen hebben.’
En: ‘Laat Lulu Guinness de tasjes ontwerpen.’