20
Zaterdag 9.07
De telefoon ging: Mark.
Slecht nieuws. Ze had het half en half verwacht. Hij was een week weggeweest en als zij zijn vrouw was, zou ze willen dat hij de eerste dag na zijn terugkomst thuisbleef.
‘Jojo?’ fluisterde hij. ‘Het spijt me verschrikkelijk. Ik kan niet vandaag.’
Ze zei niets. Te teleurgesteld om het hem gemakkelijk te maken.
‘Sam zit een beetje in de problemen.’ Sam was zijn zoon. ‘We kregen een telefoontje gisteravond. Hij was gaan drinken met zijn vrienden – zei tegen ons dat hij video’s ging kijken – en was er zo slecht aan toe dat hij in het ziekenhuis terechtkwam.’
‘Gaat het goed met hem?’
‘Nu wel. Maar we zijn allemaal erg geschrokken en ik moet in de buurt blijven.’
Wat moest ze zeggen? Sam was een jongen van dertien. Dit was ernstig. ‘Waar ben je?’
‘In de schuur.’
In de schuur. Omringd door onkruidverdelgers, slakkenwerende middelen en spinnenwebben. Ze moest bijna lachen – de glamour van een relatie.
‘Oké, pas goed op jezelf, en op hem en eh, de anderen.’ Je vrouw, je dochter.
‘Het spijt me, Jojo, dat weet je. Maar misschien kan ik morgen -’
‘Ik heb al plannen voor morgen. Ik hoop dat alles goed gaat met Sam. Tot maandag.’
Ze hing op en trok bet dekbed op tot aan haar kin. Ze zou niet zeuren. Vanaf het eerste moment had ze geweten waaraan ze begon.
Maar ze was zo opgewonden geweest, het was al meer dan een week geleden dat ze een tijdje bij elkaar waren geweest…
Ze keek naar het tafeltje naast haar bed, waarop ze elke avond haar nieuwe portefeuille legde, zodat het het eerste zou zijn wat ze zag als ze wakker werd, en ze zei ertegen: ‘O, vervloekt.’
Nu had ze er spijt van dat ze gisteravond geen seks met hem had gehad op de vloer van haar kantoor. Als je met een getrouwde man omgaat moet je elke kans waarnemen.
Hoe was dit gebeurd? Hoe kon seks hebben op een vloer die bedekt was met door mensenhand gemaakte vezels een buitenkansje lijken? Hoe was het zover gekomen tussen haar en Mark Avery?
Ze had hem altijd al aardig gevonden; ze bewonderde de praktische, ongekunstelde manier waarop hij zijn mensen motiveerde zonder hen de stuipen op het lijf te jagen. En het was duidelijk dat hij haar aardig vond.
Hij noemde haar ‘Red’ en zij noemde hem ‘baas’.
Hij was een goede baas, het type bij wie je kon aankloppen om advies te vragen. Ze had geprobeerd hem niet lastig te vallen; ze puzzelde de dingen graag zelf uit – tenzij ze in iets verstrikt was geraakt waar ze niet meer uit kon komen. Zoals toen met Miranda England, een smerige, uitzichtloze situatie die haar bijna gek maakte.
Ze had bij Mark aangeklopt, was gaan zitten en had gezegd: ‘Hier zul je van genieten, baas.’
‘Het was een ongehaaste dag. In een ongehaaste week. In een ongehaast leven. En dan komt zij. Wat is er, Red?’
Ze legde het hem uit. Miranda England was een geweldige auteur, maar haar carrière was slecht aangepakt. Ze wilde haar agent, Len McFadden, ontslaan en Jojo’s cliënt worden. Ze wilde ook van uitgever veranderen. Maar Len had een contract met de oude uitgever voor nog twee boeken. Miranda had het contract ondertekend; als hij het aan haar teruggaf zou ze vrij zijn om naar de nieuwe uitgever te gaan, maar als hij het teruggaf aan de oude uitgever zou ze aan nog twee boeken vastzitten. En in een stemming van zure druiven was dat precies wat hij dreigde te doen toen hij hoorde dat Miranda hem wilde ontslaan.
‘En jij krijgt er geen inkomsten van? Niet tot het contract is afgelopen en er opnieuw over onderhandeld kan worden?’
‘Precies. Als Miranda’s carrière dan niet volkomen is stukgelopen.’
Mark staarde naar het plafond en keek toen weer naar haar.
‘De eerste vraag: Is het de moeite waard?’
‘O, ja, beslist. Miranda England is geweldig. Echt fantastisch. Ze heeft een lange carrière voor zich als schrijfster van prachtige boeken, maar ze heeft de juiste uitgever nodig. Pelham wilde niet over de brug komen met marketinggeld, maar Dalkin Emery zou dat wel doen. Haar carrière zou onmiddellijk op gang kunnen komen met Dalkin Emery, we zouden zelfs kunnen proberen de eerste twee boeken terug te kopen en opnieuw uit te geven, ze behandelen als nieuwe publicaties, maar dan op de juiste manier, het zou…’
‘Oké. Dus het probleem is Len McFadden. Wat zou zijn verlies zijn?’
‘Zijn tien procent op de volgende twee boeken.’
‘Kun je een betere deal maken met Dalkin Emery? Goed genoeg om McFaddens tien procent te dekken zonder dat Miranda minder geld krijgt?’
Jojo dacht erover na. Hing ervan af hoe graag Dalkin Emery Miranda wilde hebben. ‘Weet je, misschien zou het lukken.’
‘Goed, dan zijn we er.’
‘God, wat ben je toch slim.’
Ze was naar zijn kantoor gegaan omdat ze verzeild was geraakt in een Catch-22 – wat ze ook deed, ze zou er iets bij verliezen. Maar hij had een win-winsituatie geschapen.
‘Dank je.’
Dat was ongeveer achttien maanden geleden en haar achting voor hem was zo gestegen dat er plotseling een veel warmere sfeer tussen hen ontstond. Maar niet één keer dacht ze aan hem als een potentiële minnaar – hij was getrouwd en dat betekende automatisch dat hij verboden terrein was. Ook zou ze, als ze er bewust over had nagedacht, tot de conclusie zijn gekomen dat hij met zijn zesenveertig jaar een beetje te oud voor haar was.
Maar alles was veranderd toen hij die middag haar kantoor binnenkwam, op zoek naar iemand die de firma die avond op een diner kon vertegenwoordigen.
‘Ik weet dat het op het laatste moment is,’ zei hij, ‘maar ben je vrij vanavond?’
Jojo kneep haar ogen halfdicht. ‘Ik weet het niet. Hoeveel heb ik je gisteravond berekend?’
Ze verwachtte dat hij zou lachen, maar een blik op zijn gezicht bewees dat er iets mis was. Hij glimlachte zelfs niet, maar keek min of meer verstard. Ze had zich vergaloppeerd. Hoe vriendelijk hij ook was, hij was toch haar baas.
‘Sorry,’ zei ze zakelijk. ‘Natuurlijk ben ik vrij.’
Daarna had ze gedacht dat alles weer normaal zou zijn, maar een paar dagen later werd het haar duidelijk dat dat niet het geval was.
Er was een plechtigheid georganiseerd voor het uitreiken van de uitgeversprijs, een lange, rumoerige aangelegenheid in het Park Lane Hilton. Aan het eind van de avond stond Jojo buiten in de rij op een taxi te wachten toen Mark verscheen. Ze had hem de hele avond niet gezien.
‘Red.’ Hij kwam haastig naar haar toe. ‘Ik heb je gezocht.’
‘Hier ben ik.’
Iemand verderop in de rij gilde: ‘Mark Avery, wat ben jij van plan?’
‘Me voordringen!’
‘Hij is tenminste eerlijk,’ hoorde Jojo hem mopperen.
‘Hoe was het vanavond?’ vroeg ze.
‘Blah, blah, blah, boeken,’ zei Mark lachend, een beetje dronken. ‘Blah, blah, blah, verkopen.’
‘Daar is mijn taxi,’ zei Jojo. ‘Goedenavond. Tot morgen.’
Het portier werd geopend en ze wilde juist instappen toen Mark aan haar haar trok. Ze draaide zich vragend om en hij vroeg: ‘Kan ik met je mee naar huis?’
‘Wil je dat ik je ergens afzet?’
‘Nee, ik wil met je mee naar huis.’
Ze dacht dat ze het in Keulen hoorde donderen. ‘Nee,’ zei ze verbaasd.
‘Waarom niet?’
‘Je bent getrouwd. Je bent mijn baas. Je bent dronken. Zal ik doorgaan?’
‘Morgenochtend ben ik nuchter.’
‘En nog steeds getrouwd. En mijn baas.’
‘Alsjeblieft?’
‘Nee.’ Ze lachte en stapte in de taxi. Voor ze het portier dichtdeed, zei ze: ‘Laten we vergeten dat dit gebeurd is.’
‘Dat vergeet ik niet.’
De volgende dag verwachtte ze een schaapachtige verontschuldiging. Maar die kwam niet.
Ze kreeg hem zelfs niet te zien tot de middag en dat was per ongeluk, toen ze elkaar in de gang passeerden.
Zodra hij haar zag veranderden zijn ogen zichtbaar. Zijn pupillen verwijdden zich tot ze bijna zwart waren. Hij zei niets en daarna was alles anders.