3

 

Mijn mobieltje ging. Het was Cody. Cody is natuurlijk niet zijn echte naam, Zijn echte naam is Aloysius, maar toen hij oud genoeg was om naar school te gaan, kon geen van zijn vriendjes die naam uitspreken. Het beste wat ze konden doen was ‘Wishy’.

‘Ik moet een roepnaam hebben,’ zei Cody tegen zijn ouders. ‘Een naam die de mensen kunnen uitspreken.’

Meneer Cooper (Aonghas) keek even naar mevrouw Cooper (Mary). Hij was van begin af aan ertegen geweest de jongen Aloysius te noemen. Hij kende de ellende van het opgezadeld zijn met een onuitspreekbare naam, maar zijn vrouw die religieuzer van aard was, zei dat Aloysius een groot heilige was en het een eer was naar hem genoemd te worden.

‘Goed, zoek maar een roepnaam uit. Wat je maar wilt, jongen,’ zei vader Cooper.

‘De naam die ik uitzoek iiiissss… Cody!’

Stilte. ‘Cody?’

‘Cody.’

‘Dat is een rare naam, jongen. Zou je niet liever een andere bedenken? Paddy? Butch?’

Cody/Aloysius schudde hooghartig zijn vijfjarige hoofd. ‘Mijn naam is Cody.’

Cody is de enige die ik ooit gekend heb die dacht dat hij een ‘roeping’ had. Hij bracht twee jaar in een seminarie door, waar hij de grondbeginselen leerde van het priesterschap, voor hij, zoals hij het uitdrukte, ‘tot bezinning kwam en besefte dat ik niet vroom maar gewoon homoseksueel was’.

‘Oké, Gemma,’ zei Cody tegen me. ‘Je zult dapper moeten zijn.’

‘O, god,’ zei ik, want als Cody zegt dat je dapper moet zijn, wil dat zeggen dat hij heel slecht nieuws voor je heeft.

Cody is een rare jongen. Hij is heel eerlijk, bijna onnodig eerlijk. Als je Cody vraagt: ‘Vertel eens heel eerlijk, is mijn cellulitis te zien door de stof van deze jurk?’ geeft hij je eerlijk antwoord.

Nu vraagt natuurlijk niemand zoiets zonder te verwachten dat het antwoord een luid en duidelijk NEE is.

Maar Cody is de enige die je zal zeggen dat hij een zweem van een sinaasappelhuid ziet. Ik geloof niet dat het kwaad bedoeld is; het lijkt wel of hij het afkeurt om iemand hoop te geven en vindt dat optimistisch denken je tot stommeling bestempelt en de rest van de wereld de overhand geeft.

‘Het is Lily,’ zei hij. ‘Lily Wright,’ herhaalde hij toen ik bleef zwijgen. ‘Haar boek. Het is uit. Het heet Mimi’s Remedies. Zaterdag staat er een recensie in de Irish Times.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Ik sprak iemand gisteravond.’ Cody kent allerlei mensen. Journalisten, politici, nachtclubeigenaren. Hij werkt op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hij heeft veel voorkennis.

‘Is het een goede recensie?’

Ik had eeuwen geleden gehoord dat ze een publiciteitsdeal had gesloten, en was bijna gestikt van verontwaardiging over zoveel onrechtvaardigheid. Ik was degene die geacht werd een boek te schrijven; ik had het er vaak genoeg over gehad. En wat deed het ertoe dat mijn schrijverscarrière er tot dusver uit had bestaan de boeken van anderen te lezen, ze tegen de muur te smijten en te verklaren: ‘Wat een shit! Dat doe ik slapend beter.’

Een tijdlang was ik elke boekwinkel binnengelopen waar ik langskwam, op zoek naar Lily’s boek, maar ik vond het niet, en er was zoveel tijd verstreken – meer dan een jaar – dat ik tot de conclusie was gekomen dat het er nooit van zou komen.

‘Bedankt dat je het me vertelt.’

‘Is Noel al terug?’

‘Nog niet.’

‘Als God een deur dichtdoet, smijt hij een andere voor je neus dicht. Nou ja… bel me als je me nodig hebt.’ Voor Cody was dit een teken van diep medeleven en ik was ontroerd.

Ik klapte mijn mobiel dicht en keek naar mam. Haar ogen puilden uit van ongerustheid. ‘Was het je vader?’

‘Nee, mam. Sorry.’ We waren halverwege de woensdagochtend en de stemming was heel, heel somber. Ze was heel zielig toen ze wakker werd, en toen we naar beneden liepen om te gaan ontbijten en langs de voordeur kwamen, slaakte ze een luide kreet. ‘Jezus, Maria en Jozef, de ketting zat er niet op.’ Ze keek wat nauwkeuriger. ‘En de grendel ook niet.’

Haastig liep ze naar de keuken en controleerde de achterdeur. ‘De achterdeur was niet dubbel afgesloten en het alarm stond niet aan. En vertel me niet dat de ramen niet vergrendeld waren!’ Papa had kennelijk een avondroutine om het huis te veranderen in een vesting.

‘Waarom heb je dat niet gedaan?’ vroeg mam. Het klonk niet beschuldigend, meer verbaasd.

‘Omdat ik het niet wist.’

Ze keek nog verbaasder en zei na een tijdje: ‘Goed, dan weet je het nu.’

Ik was klaar om naar mijn werk te gaan, maar mijn moeder voelde zich zo verloren, dat ik Andrea belde om te vragen hoe de zaken ervoor stonden. Ze verbaasde me door te zeggen dat het galadiner ‘een reuze pret’ was geweest, en de chiropractors door het dolle heen waren. Ik denk dat ze er met een van hen vandoor is gegaan.

Ze zei dat ik niet hoefde te komen, wat erg aardig van haar was, want het opruimen na een conferentie is een enorm karwei -de afgevaardigden naar de luchthaven brengen, de stoelen, de verlichting en de monitors teruggeven aan de verhuurmaatschappijen (maar de monitors waren nooit aangekomen, dus dat was een taak minder) en ga zo maar door.

Omdat ze zo aardig was, vertelde ik haar in het kort wat er werkelijk aan de hand was met mijn vader. ‘Midlifecrisis,’ verzekerde ze me. ‘Wat voor auto heeft hij?’

‘Nissan Sunny.’

‘Hm. Binnen de kortste keren zal hij die inruilen voor een rode Mazda MX5, en niet lang daarna zal hij tot bezinning komen.’

Ik ging terug en vertelde het goede nieuws aan mam, maar het enige wat ze zei was: ‘De verzekering voor rode auto’s is duurder, dat heb ik ergens gelezen. Ik wil dat hij thuiskomt.’

Ze zat met haar ellebogen op de tafel, die nog bezaaid was met de restanten van het ontbijt van gisteren: kommen, beboterde messen, theekopjes. Ik had me er niet om bekommerd toen ik de scherven had opgeruimd, waarschijnlijk omdat ik dat mams afdeling vond. Ze is heel netjes – tenminste onder normale omstandigheden – maar nu scheen ze de rommel zelfs niet te zien. Ik stapelde alles op elkaar en mam draaide intussen weer papa’s nummer. Ze had hem sinds half acht om de vijf minuten gebeld, maar steeds zijn voicemail gekregen. Het was nu half elf.

‘Kunnen we naar zijn kantoor gaan, Gemma? Alsjeblieft. Ik moet hem zien.’

Haar wanhoop was ondraaglijk. ‘Laten we wachten tot we met hem kunnen praten.’ Verbeeld je dat we op zijn kantoor kwamen en we werden de deur gewezen? Dat risico wenste ik niet te lopen.

‘Mam, vind je het erg als ik tien minuten wegga?’

‘Waar ga je naartoe? Laat me niet alleen.’

‘Even een boodschap doen. Ik beloof je dat ik direct terug ben. Kan ik iets voor je meebrengen? Een pak melk?’

‘Waarvoor hebben we melk nodig? Brengt de melkman die niet?’

Een melkman. Een andere wereld.

‘Kom je meteen terug?’ riep mam me na.

‘Direct.’

Ik racete naar het nabije winkelcentrum en was al bijna de auto uit voordat ik goed en wel geparkeerd had. Mijn hart bonsde. Even was het drama met mijn vader naar de achtergrond gedreven. Lily’s boek was de oorzaak van mijn hartkloppingen. Ik holde het plein over, hoopte dat ik niemand van mijn werk tegen zou komen, en liep gespannen de boekhandel binnen. Mijn ogen gingen van links naar rechts in de verwachting een grote uitstalling van Lily’s boek te zien. Tot dusver niets. Ik ontdekte de wand met Nieuwe Titels en had in minder dan een seconde alle titels afgespeurd – geen boek van Lily.

Als ze haar boek hier eens niet in voorraad hadden? Per slot was dit maar een kleine buurtwinkel. Ik wist al dat ik in een grote boekhandel in het centrum zou moeten zoeken. Ik kon het niet opgeven voor ik een exemplaar van Lily’s boek in handen had.

Vervolgens de alfabetische rangorde. De W’s stonden op de onderste planken, vlak bij de vloer. Ik hurkte neer. Waters, Werther, Wogan… o, hemel, daar was het. Haar naam. Lily Wright. In een krullerig schrift. Zoals dit: Lily Wright. En de titel was hetzelfde: Mimi’s Remedies.

Mijn hart bonkte luid en mijn handen waren zo bezweet dat ze een vuile veeg achterlieten op de omslag. Ik sloeg de pagina’s om maar mijn vingers waren onhandig. Ik zocht naar het stukje met informatie over de schrijfster. En toen vond ik het.

 

LILY WRIGHT WOONT IN LONDEN MET HAAR PARTNER ANTON
EN HUN DOCHTERTJE EMA.

 

Lieve god. Het zwart op wit in het boek te zien staan maakte het reëler dan ooit tevoren. Het stond gedrukt.

Iedereen – haar uitgever, haar lezers, het personeel van de boekwinkel en de mensen van de drukkerij – zou denken dat het waar was. Anton was Lily’s partner en ze hadden een dochtertje. Ik voelde me buitengesloten omdat ik de enige was op de hele wereld die nog steeds dacht dat Anton rechtens van mij was. Ieder ander waar dan ook dacht dat Lily’s claim op hem rechtmatig was. Wat een bittere onrechtvaardigheid. Ze had hem gestolen, maar in plaats van haar te behandelen als de crimineel die ze was, kreeg ze van iedereen schouderklopjes en gelukwensen. ‘Goed gedaan, je hebt een enige partner. En je mag er zelf ook zijn!’ Geen woord over het feit dat het haar boven op haar hoofd dun begon te worden. Zelfs geen suggestie dat ze er een stuk beter uit zou zien met een Burt Reynolds-stijl haarimplantatie – en dat zeg ik niet om vals te zijn, ze heeft het zelf vaak genoeg gezegd.

Op de achterflap stond een kleine zwartwitfoto. Ik staarde ernaar met een verbeten trek om mijn mond. Moest je dat zien -kwetsbaar, blond, met grote ogen, als een slanke engel met lange benen. En dan zeggen ze dat de camera nooit liegt…

Ik had bijna het gevoel dat ik niet voor het boek zou hoeven te betalen – niet alleen had de schrijfster de man gestolen van wie ik hield, maar ze had ook een boek over me geschreven. Ik kreeg een bijna onweerstaanbare aandrang om met schorre stem tegen de verkoper te zeggen: ‘Dit gaat helemaal over mij, weet je’, maar ik wist me te bedwingen.

Zonder dat het goed tot me doordrong had ik betaald en stond ik buiten in de kou en bladerde het boek door, zoekend naar mijn naam. Op het eerste gezicht kon ik niets ontdekken. Ik bleef zoeken, en begreep toen dat ze mijn naam natuurlijk had moeten veranderen, voor het geval ik haar een proces zou aandoen of zoiets. Ik was waarschijnlijk ‘Mimi’. Ik was al bij pagina zeven voor ik uit mijn trance kwam en bedacht dat ik het net zo goed in mams warme huis kon lezen als hier.

 

Zodra ik binnenkwam, zag ik mijn moeder in de deuropening van de keuken staan. Met verstikte stem zei ze: ‘Hij heeft een vriendin.’

Terwijl ik weg was, had ze mijn vader eindelijk weten te bereiken en nu moest ze het nieuws weer helemaal opnieuw verwerken.

‘Dit is niemand die ik ken ooit overkomen. Wat heb ik fout gedaan?’

Ze nestelde zich in mijn armen en huilde als een kind. Mijn hart brak. Ze was er zo erg aan toe dat ik haar de twee pillen gaf en haar weer naar bed bracht. Zodra ze rustig ademhaalde pakte ik het recept van dr. Bailey – zodra ik de kans kreeg zou ik naar de apotheek gaan.

Toen, in een opwelling van woede, belde ik mijn vader, die verbaasd – let wel verbaasd – klonk van mij te horen.

‘Je komt vanavond naar huis en geeft een verklaring,’ zei ik kwaad.

‘Er valt niets te verklaren,’ zei hij. ‘Colette zegt -’

‘Colette kan verrekken, het kan me geen donder schelen WAT Colette zegt. Je komt hiernaartoe en toont een beetje respect.’

‘Wat een taal,’ zei hij nors. ‘Goed dan. Ik kom om een uur of zeven.’

Ik hing op. De grond leek onder mijn voeten weg te zakken. Mijn vader had een relatie. Mijn vader had mijn moeder verlaten.

 

Ik ging naast mam liggen en begon het boek te lezen dat over mij ging.

Halverwege de middag deed mam een oog open. ‘Wat lees je?’ mompelde ze.

‘Een boek.’

‘O.’

Betrapt!
betrapt nakijken.htm
Section0001.xhtml
Section0002.xhtml
Section0003.xhtml
Section0004.xhtml
Section0005.xhtml
Section0006.xhtml
Section0007.xhtml
Section0008.xhtml
Section0009.xhtml
Section0010.xhtml
Section0011.xhtml
Section0012.xhtml
Section0013.xhtml
Section0014.xhtml
Section0015.xhtml
Section0016.xhtml
Section0017.xhtml
Section0018.xhtml
Section0019.xhtml
Section0020.xhtml
Section0021.xhtml
Section0022.xhtml
Section0023.xhtml
Section0024.xhtml
Section0025.xhtml
Section0026.xhtml
Section0027.xhtml
Section0028.xhtml
Section0029.xhtml
Section0030.xhtml
Section0031.xhtml
Section0032.xhtml
Section0033.xhtml
Section0034.xhtml
Section0035.xhtml
Section0036.xhtml
Section0037.xhtml
Section0038.xhtml
Section0039.xhtml
Section0040.xhtml
Section0041.xhtml
Section0042.xhtml
Section0043.xhtml
Section0044.xhtml
Section0045.xhtml
Section0046.xhtml
Section0047.xhtml
Section0048.xhtml
Section0049.xhtml
Section0050.xhtml
Section0051.xhtml
Section0052.xhtml
Section0053.xhtml
Section0054.xhtml
Section0055.xhtml
Section0056.xhtml
Section0057.xhtml
Section0058.xhtml
Section0059.xhtml
Section0060.xhtml
Section0061.xhtml
Section0062.xhtml
Section0063.xhtml
Section0064.xhtml
Section0065.xhtml
Section0066.xhtml
Section0067.xhtml
Section0068.xhtml
Section0069.xhtml
Section0070.xhtml
Section0071.xhtml
Section0072.xhtml
Section0073.xhtml
Section0074.xhtml
Section0075.xhtml
Section0076.xhtml
Section0077.xhtml
Section0078.xhtml
Section0079.xhtml
Section0080.xhtml
Section0081.xhtml
Section0082.xhtml
Section0083.xhtml
Section0084.xhtml
Section0085.xhtml
Section0086.xhtml
Section0087.xhtml
Section0088.xhtml
Section0089.xhtml
Section0090.xhtml
Section0091.xhtml
Section0092.xhtml
Section0093.xhtml
Section0094.xhtml
Section0095.xhtml
Section0096.xhtml
Section0097.xhtml
Section0098.xhtml
Section0099.xhtml
Section0100.xhtml
Section0101.xhtml
Section0102.xhtml
Section0103.xhtml
Section0104.xhtml
Section0105.xhtml
Section0106.xhtml
Section0107.xhtml
Section0108.xhtml
Section0109.xhtml
Section0110.xhtml
Section0111.xhtml
Section0112.xhtml
Section0113.xhtml
Section0114.xhtml
Section0115.xhtml
Section0116.xhtml
Section0117.xhtml
Section0118.xhtml
Section0119.xhtml