40
Tara stond voor het raam en keek naar buiten. De lampjes in de bogen van de brug over de gracht weerspiegelden in het water en vormden twee grote cirkels van licht, de ene helft strak en helder, de andere onregelmatig en vaag. Twee fietsers reden voorbij. Ze zigzagden behendig tussen de amsterdammertjes door om een auto te laten passeren. Tara rilde even en trok de omslagdoek die Emma haar had gegeven wat strakker om haar schouders.
‘Zo,’ zei Emma terwijl ze het dienblad met hapjes neerzette. Damian liep achter haar de kamer binnen. Hij droeg een fles wijn en schonk iedereen een glas in.
Tara richtte zich tot Emma. ‘Mogen de gordijnen dicht?’
‘Ja, natuurlijk.’
‘Dank je, dan voel ik me wat veiliger.’
Alec ging op de bank zitten en keek haar aan. Ze zag er gespannen uit en omklemde haar glas met beide handen.
‘Ik denk dat je ons een paar dingen moet uitleggen.’
Ze knikte. ‘Het is allemaal zo onwerkelijk.’
‘Heb je enig idee wie dit gedaan heeft?’
Ze schraapte haar keel. ‘Ik denk iemand bij wie hij schulden had. Elke keer als ik bij hem op bezoek kwam waren er meer spullen weg.’ Ze keek hen aan. ‘Jullie moesten eens weten wat hij allemaal bezat. Hij bulkte van het geld, maar sinds een jaar of twee ging het alleen maar bergafwaarts. Geld, meubelen, schilderijen, sieraden die al jaren in de familie zijn, zijn vermogen, alles is weg.’
Met een schamper lachje zei ze: ‘Belachelijk eigenlijk hè, hoe dat werkt. Aan de ene kant was het juist zijn gedrevenheid om geld te verdienen waardoor hij schatrijk is geworden, maar om dezelfde reden had hij torenhoge schulden.’
Ze ging zitten en sloeg haar armen over elkaar. ‘Toen het net was gebeurd kon hij het niet geloven. Hij vertelde dat hij de risico’s kende, maar dat hij ook nog nooit zo zeker van zijn zaak was geweest, dat het gewoon niet mis kon gaan.’
‘Wat kon niet misgaan?’ vroeg Alec.
‘De details ken ik verder niet. Ik begreep dat hij ergens in had geïnvesteerd en al zijn geld was kwijtgeraakt. Het zal wel op de beurs zijn geweest. Hij handelde al jaren in aandelen, dus hij dacht waarschijnlijk dat hij wist waar hij mee bezig was.’ Ze schudde haar hoofd.
‘Was het toevallig een fonds dat in tulpen belegde?’ vroeg Alec. Zijn gezicht stond gespannen. ‘Had Frank daar ook mee te maken? Heeft hij er ook geld in gestoken?’
‘Hoe moet ik dat weten?’ antwoordde ze snibbig. ‘Beleggen in tulpen? Heeft Frank dat gedaan?’
‘Ik vraag het om wat er bij Simon op de muur stond.’
Emma keek hem vragend aan en hij vertelde haar over de tekening boven Simons bed.
’Ik heb geen idee wat dat te betekenen heeft,’ zei Tara. ‘Volgens mij heeft Simon simpelweg geld van iemand geleend en kon hij het niet terugbetalen. Hij was wel vaker betrokken bij risicovolle beleggingsconstructies.’
‘Dus je denkt dat zijn schuldeiser hierachter zit? Wat heeft het dan voor zin om hem om het leven te brengen?’ vroeg Emma. ‘Dan kun je er echt zeker van zijn dat er niets meer te halen valt.’
‘Ik denk dat het hen niet meer uitmaakte, dat dit zijn straf was. Ik ben bang dat ze nu achter mij aan zitten.’
‘Zijn schuldeiser? Is dat degene die ons achtervolgde?’ vroeg Damian.
‘Wie anders? De enige misdaad die mijn stiefvader heeft begaan is dat hij dacht op een simpele manier zijn vermogen te vergroten. Alleen, ik heb niks, geen rode cent.’
‘Wilde Simon mij daarom spreken, denk je?’ vroeg Alec. ‘Had hij geld nodig? Wist Frank in welke situatie hij zat?’
Tara keek hem aan. ‘Ik wist helemaal niet dat Simon je wilde spreken, dus ik weet ook niet waarom. Ik zag je het pad op komen. Ik wist wie je was, anders had ik nooit de deur opengedaan.’
Alec vloekte binnensmonds. Weer hadden ze
niks, weer waren ze geen stap verder gekomen. Frank had ook in dat
fonds belegd, dat kon gewoon niet anders. Of wilde Simon geld van
hem lenen?
En dan? Beide moorden wezen erop dat het iets met tulpen te maken
had. Dat kon geen toeval zijn. Hij moest erachter komen of Frank
bij het fonds betrokken was.
‘Tara, waar ik net al even over begon, er is een fonds dat in tulpen heeft belegd. Er ging iets mis, en nu zijn er honderden gedupeerden die veel geld hebben verloren. Zou het kunnen dat Simon daar iets mee te maken had?’
Ze keek hem schuldbewust aan. ‘Ik weet het echt niet.’
‘Toch klopt er iets niet, ze deden wel degelijk iets met tulpen. Kijk hier maar eens naar.’ Alec stond op, liep naar de commode en pakte de ansichtkaarten. Hij spreidde ze uit op de salontafel. ‘Deze heeft Simon allemaal naar Frank gestuurd, elk jaar twee, vanaf 2002.’
Alle afbeeldingen hebben iets met de zeventiende eeuw te maken,’ vulde Damian aan. ‘Zie je? Een sextant, een portret van Huygens, de chronometer.’
‘En dit is de belangrijkste,’ zei Alec en wees op de kaart met het schilderij van Rembrandt.
Ze keek op. ‘Hoe kom je erbij dat dit de belangrijkste is?’
‘Nou, dat is toch overduidelijk. De anatomische les van dokter Tulp.’
‘Alec, ik weet hoe het schilderij heet, maar dit heeft volgens mij niets met tulpen van doen. Ik denk eerder dat ze verwijzen naar hun fonds.’
Alkmaar, 1665
Het bed was opgemaakt. De kamer rook niet langer naar de dood. Niets wees erop dat hier wekenlang een zieke had gelegen en dat dit ooit de slaapkamer van zijn vader was geweest.
Wouter zette de kandelaar neer, liep naar het bed en ging ernaast staan. Met twee handen greep hij het voeteneinde vast en duwde. Het bed kraakte en schuurde kreunend over de vloer. Wouter hield even op met duwen en rechtte zijn rug. Toen haalde hij diep adem en begon weer, net zo lang tot het kleine luik zichtbaar was. Hij zette de kandelaar op de grond. Toen liet hij zich op zijn knieën vallen en duwde de sleutel in het slot.
Hij verbaasde zich over de soepelheid waarmee hij de roestige sleutel kon omdraaien. Met een klik sprong het slot open. Hij pakte met twee handen de metalen ring vast en trok het luik omhoog.
Even dacht hij dat er niets in lag. Hij pakte de kaars en scheen naar binnen. Het was een ondiep gat. In de rechterhoek lag iets, verborgen onder een bruine doek. Hij leunde voorover, pakte het op en trok het eruit.
Toen hij de doek terugsloeg schitterde het kaarslicht op het zilveren kistje. De deksel was bewerkt met tientallen tulpen. De stelen haakten speels in elkaar en vormden een ovale omlijsting rond een centrale tulp die zo secuur en verfijnd gegraveerd was dat zij in de flikkering van de kaars tot leven leek te komen.
Langzaam tilde hij de deksel op. Het zakje dat erin lag was van rood fluweel en dichtgebonden met een zwart koord. Hij maakte het koord los en stak zijn hand erin. Het eerste wat hij eruit trok was een kleine leren buidel. Hij legde hem naast zich neer en stak zijn hand weer in het fluwelen zakje. Zijn vingers raakten iets. Hij klemde het tussen zijn vingers en trok het eruit. Een stuk papier. Hij ging op de grond zitten, zette de kandelaar tussen zijn gespreide benen en vouwde het open.
Hij moest het drie keer lezen voordat het tot hem doordrong, voordat hij geloofde wat er stond. Toen legde hij het opzij en staarde naar het buideltje. Nu begreep hij wat zijn vader had bedoeld toen die op zijn sterfbed had gezegd dat hij de verleiding moest zien te weerstaan. Hij was echter niet bezorgd over zichzelf. Dit moest zo snel mogelijk weg, veilig en wel worden opgeborgen. Niet zoals nu, in de grond, in zo’n kistje. Hij moest er iets op verzinnen, want niemand mocht dit vinden. Het had een bestemming en hij wist welke dat was.