17
Met twee handen greep Dick de rand van zijn bureau beet. Hij trok zichzelf rechtop en leunde naar voren.
‘Nadat de Ottomanen rond 1400 Constantinopel hadden veroverd, hernoemden ze de stad tot Istanbul. De nieuwe sultan zag Istanbul als het hart van zijn nieuwe imperium, en liet het volbouwen met moskeeën, paleizen en privétuinen. De inwoners deden hem na en legden ook tuinen aan. Hangende tuinen, moestuinen, bloementuinen, noem maar op.’ Dromerig keek Dick voor zich uit. ‘Een ware lust voor het oog. Paradijselijk.’
‘Tuinen voor de sier?’ zei Damian. ‘Wij hadden in West-Europa rond die tijd toch alleen tuinen om groenten te verbouwen of kruiden te kweken? Bloemen werden volgens mij hier in die periode gegeten, of gebruikt om medicijnen van te maken.’
‘Klopt helemaal. Bij onze Ottomaanse vrienden lag dat iets anders. Hen ging het om het genieten van de natuur, van de schaduw van een boom, van de stilte, de rust, de geuren,’ ging Dick verder. ‘In de loop der jaren werd de tulp het beeldmerk, het logo van het Ottomaanse rijk. Het was daar dat de westerling voor het eerst oog in oog kwam te staan met deze bijzondere bloem.’
Dick liet zich achterovervallen in zijn stoel en legde zijn handen op zijn buik.
‘We kwamen om contact te leggen met de grootste mogendheid in het Middellandse Zeegebied. Wat we daar in de tuinen van Istanbul aantroffen, die bloemen, dat hadden wij nog nooit gezien.’ Hij pulkte een sigaret uit het verfomfaaide pakje en stak hem op. ‘Onder de indruk van zijn vorm en prachtige kleuren namen we hem mee. Er waren ontzettend veel soorten tulpen in veel verschillende variaties. Dat was voor bloemen in die tijd vrij uitzonderlijk, en een van de redenen waardoor de tulp als superieur aan andere bloemen werd gezien. Bovendien is hij prima te vervoeren, ijzersterk en gedijt hij goed in een koude, natte omgeving.’
Dick boog zich voorover en liet zijn half opgerookte sigaret in het plastic bekertje vallen. Sissend doofde hij in het bodempje vocht.
‘De populariteit had ook met status te maken. Tijdens de renaissance, de periode van de opkomst van de wetenschap, nam de interesse voor botanie toe. Een tuin werd een statussymbool. Je liet ermee zien dat je voldoende geld had om te spenderen aan vrij nutteloze zaken, net zoals we nu een terreinwagen kopen om mee in de stad te rijden. Wonen we soms in een moeras? Doen al deze mensen mee aan Parijs-Dakar? Waar zijn de Dutch Mountains ? Ze willen ons laten zien dat ze zich zo’n auto kunnen permitteren. In de renaissance was dit niet anders. Maar hier, bij ons, speelde ook de opkomst van de wetenschap, de hang naar kennis en om deze voor het nageslacht te bewaren, een belangrijke rol. Door ze te kweken, ontstonden steeds meer soorten. Grote, middelgrote en kleine tulpen, met ronde of puntige bloemblaadjes, dikke stelen en heel fijne, tulpen met drie, vier of vijf bladeren. Als niet werd opgeschreven hoe ze gekweekt werden, ging die informatie voor altijd verloren. Er was maar één persoon die dit op zich kon nemen: Carolus Clusius, een zeer belangrijke botanicus. Hij adviseerde Europese vorsten en aristocraten en was spin in het web van een groot netwerk van plantenliefhebbers die kennis deelden en planten, bollen en zaden uitwisselden.
Damian zei: ‘Ik heb ooit iets over hem gelezen. Hij was toch directeur van de hortus botanicus van de Universiteit Leiden?’
‘Inderdaad. Hij kweekte daar tulpen met de bollen die hij had verzameld van zijn bloemenvrienden van over de hele wereld. Hij bestudeerde ze en schreef daarover. De tulp was intussen zo populair dat dieven regelmatig de hortus binnendrongen en de tulpenbedden van Clusius leeghaalden. Vreemd genoeg had dit een voordeel, want zo werden hoogwaardige bollen, op illegale wijze weliswaar, over ons land verspreid. Hoogstwaarschijnlijk zijn dat de voorouders van de tulpen die jaren later zoveel geld opleverden. En vluchtelingen natuurlijk, die namen ook tulpenbollen mee naar Holland.’
‘Je doelt op mensen die op de vlucht waren voor de Spaanse katholieke overheersing,’ zei Alec.
Dick keek hem geamuseerd aan en zei: ‘Ja, je hebt blijkbaar tijdens je studie toch nog wat opgestoken. Velen die om hun geloof werden vervolgd, vluchtten in deze tijd naar het noorden en kwamen in onze vrije republiek terecht, waar ze meer dan welkom waren. Soms werd er zelfs tussen steden om vluchtelingen gevochten, figuurlijk gesproken dan.’
‘Vechten om vluchtelingen te mogen ontvangen, dat is nog eens wat anders,’ mompelde Alec.
‘Zo kun je dat wel stellen, ja. Onder die vluchtelingen bevonden zich veel welgestelden. Velen betaalden, uit dank voor de gastvrije ontvangst, mee aan de bouw van bijvoorbeeld een kerk of een stadhuis.’
‘Dus het had niet alleen met tolerantie te maken?’ vroeg Alec.
‘Naar mijn mening had het vrij weinig met tolerantie van doen. Zo nobel waren we echt niet, dat zijn we ook nooit geweest trouwens. Maar goed, zo kwamen hier dus nog meer tulpensoorten terecht. En er ontwikkelde zich ook iets van een heel andere aard.’
Holland, 4 februari 1637
De noordoosterstorm jaagde over het vlakke Noord-Hollandse landschap, en veroorzaakte kleine haaienvinnen van water in de slootjes tussen de weilanden en akkers. Eenmaal op de grond verstarde de regen tot ijs.
De harde ijzige wind beukte tegen de stadspoort van Alkmaar en duwde de reizigers naar binnen. Uit alle windstreken, zelfs van ver over de grenzen van de republiek, waren ze gekomen.
De reis was niet zonder gevaren, want de wegen naar Alkmaar waren spekglad. Maar ze hadden het nauwelijks gemerkt, want ze waren als verdo
ofd, en daardoor roekeloos.
De blik in hun ogen was hard en doelgericht. Wat er ook gebeurde, ze zouden de stad op tijd bereiken. Want morgen wachtte hun voorspoed en rijkdom. Dan gingen in Alkmaar de kostbaarste tulpen ter wereld onder de hamer. En zij zouden erbij zijn, daar hadden ze alles voor over.