34

Alec liet zijn blik over de gevel glijden. Het gele bakstenen gebouw stamde uit de jaren twintig en bezat alle kenmerken van de Amsterdamse School. De ramen bogen mee in de kromming van de twee uitstulpingen die links en rechts van de voorgevel waren aangebracht, als twee reusachtige sigaren. Het gedeelte ertussen was opgebouwd uit bakstenen die afwisselend horizontaal en verticaal waren gemetseld en als stroken tegen de gevel leken geplakt.

Damian duwde de zware voordeur open. Ze stapten de hal in en liepen op de balie af, waarvan de voorkant was behangen met posters van eerdere veilingen. Op de lage tafel ernaast lagen verschillende catalogi, allemaal met een kettinkje aan de tafelpoten vastgemaakt. Om het te verhelderen waren ze stuk voor stuk voorzien van een sticker waarop met zwarte stift inkijkexemplaar! geschreven stond. De ogen van de receptioniste lichtten op toen ze Damian zag.

‘Dag meneer Vanlint. Hoe is het met u?’

‘Prima. Wij hadden een afspraak.’

‘Klopt, met meneer Wolters. Hij heeft u al aangemeld. U kunt gewoon doorlopen hoor, u weet hem te vinden.’

Hun voetstappen klonken hard op de zwarte tegels en galmden door de lange gang. Het schijnsel van de art-nouveaulampen aan het plafond was zwak. Alec merkte dat de muffe geur van oud papier, die hij in de hal al had geroken, sterker werd naarmate ze verder liepen. De deur aan het einde van de gang stond op een kier.

‘Entrez, komt u verder,’ klonk een heldere jongensachtige stem. Met uitgestoken hand liep Wolters naar hen toe. ‘Goedemorgen meneer Vanlint, goed u weer te zien.’

Nadat Damian hem aan Alec had voorgesteld namen ze plaats aan een tafel die zo groot was, dat het leek alsof iemand een houten plaat over een biljart had gelegd. Erboven hing een rij lampen aan een koperen staaf. De groen glazen kapjes hulden de kamer in een zwak, haast spookachtig schijnsel. Ze waren omringd door boekenkasten, alsof de muren waren bedekt met een behang van leer. De gouden rugtitels en bandversieringen staken fel af tegen de donkere rugbanden. Ook tussen en boven de twee hoge ramen, die uitkeken op de binnentuin, en zelfs boven de deur waren boekenkastdelen aangebracht.

‘Zo, meneer Vanlint, wat hebt u voor me? Uw telefoontje heeft me echt nieuwsgierig gemaakt.’

Jacob Wolters moest zijn rug strekken om zijn ellebogen op tafel te laten leunen. Zijn fijne gelaatstrekken en puntige kin geven hem een haast elfachtig voorkomen. In verhouding tot zijn lengte waren zijn handen abnormaal groot. Zijn lange elegante vingers hield hij ineengestrengeld onder zijn kin.

Damian schoof het boek naar Wolters. Die graaide in zijn broekzak en haalde er een handschoen uit. Hij trok het boek naar zich toe en sloeg het vilt open. Terwijl zijn hoofd langzaam op en neer bewoog zei hij: ‘Mooi, prachtig ingebonden, zeventiende-eeuws.’ Toen keek hij Damian met een waakzame blik in zijn ogen aan en zei: ‘Is er iets wat u mij wilt vertellen, meneer Vanlint?’

Damian deed zijn mond open maar Wolters stak zijn hand op en zei: ‘Voordat u iets zegt wil ik dit even kwijt. U moet namelijk weten dat ik dit boek ken.’

‘U kent het?’ Alec trok zijn wenkbrauwen op.

‘Het komt bij ons vandaan. Dit is hier een paar jaar geleden geveild,’ zei hij terwijl hij vanuit zijn ooghoeken naar Alec keek. ‘Hoe komt u eraan?’

‘Weet u nog wie het heeft gekocht?’

‘Jazeker, dat was meneer Schoeller. U bent zeker familie? Toen u uw naam zei moest ik daar meteen aan denken.’

Alec knikte. ‘Mijn oom.’

‘Ach, nog gecondoleerd met uw verlies. Ik heb gehoord dat hij onlangs om het leven is gekomen, een tragische situatie.’ Vol ongeloof schudde hij zijn hoofd. ‘Ja, om te horen van zijn overlijden, dat was een vreselijk bericht en een grote schok voor ons allen. Hij was een graag geziene gast en een goede klant. Een zeer kundig man, met veel kennis van zaken.’

Wolters sloeg het open en staarde naar de met bloed bevlekte titelpagina. ‘O mijn god, is dit..?’

‘Ja,’ zei Alec.

‘Wat afschuwelijk,’ zei Wolters zacht. Toen schraapte hij zijn keel en zei: ‘Dit is een florilegium, een bloemlezing in de letterlijke zin van het woord. Ze werden gemaakt ten tijde van de opleving van de tulpenhandel. Soms waren ze losbladig, maar ze werden ook ingebonden, net als dit exemplaar. Naar mijn weten zijn er in de hele wereld maar drieënveertig van deze boeken bekend.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Wat vreselijk. Dat dit nou juist met dit boek moest gebeuren.’

‘Sorry, we hadden u er liever niet mee geconfronteerd, maar het is niet anders. Wat bedoelt u daar trouwens mee, dat het precies met dit boek moest gebeuren?’ vroeg Alec.

Wolters keek op. ‘Begrijp u me alstublieft niet verkeerd. Ik bedoel ermee dat dit boek voor uw oom zoveel betekend heeft. Hij wilde het koste wat kost bezitten. Het verbaasde mij enigszins. Ik wist dat hij gek was op zeventiende-eeuwse kunst, maar ik heb nooit geweten dat hij zo van antiquarische uitgaven hield. Een dag nadat we onze vaste klanten hadden geïnformeerd dat het op de markt kwam belde hij me al op. Hij heeft er ontzettend veel geld voor betaald.’

Alec keek hem peinzend aan.

‘Maar goed, u hebt mijn hulp nodig. Waar kan ik u mee van dienst zijn?’

‘Er is iets vreemds mee, met de achterkant,’ zei Alec. ‘Strijkt u eens met uw hand over het achterste schutblad.’

Wolters sloeg het boek dicht en hield de achterflap omhoog. Hij richtte zijn blik naar het plafond en liet zijn hand over het schutblad glijden, zo licht, dat zijn handpalm het papier nauwelijks raakte.

‘Hm, ik neem aan dat u op die verdikking doelt. Dat is inderdaad ongewoon.’

‘Wij denken dat er iets tussen zit,’ zei Damian. ‘Ik durfde het zelf niet los te maken.’

‘Heel verstandig, dit boek is zeer waardevol. Ik zal het proberen. Als het mij niet lukt moet ik er echt iemand anders naar laten kijken.’

Wolters stond op, liep naar de deur en duwde het lichtknopje omhoog. Het neonlicht uit de bakken aan het plafond was zo fel dat Alec en Damian even hun ogen dichtknepen. Wolters trok een la open. Hij pakte er een loep uit en klemde hem in zijn linkeroog. Toen boog hij zich over het schutblad. Minutieus liep hij de naden langs, zo langzaam dat nauwelijks te zien was dat zijn hoofd bewoog. Het enige geluid in de kamer was het gezoem van de luchtvochtigheidsmeter. Na een paar minuten rechtte Wolters zijn rug. Hij ontspande zijn oog en ving de loep op.

‘Er zit inderdaad iets achter. Het is niet door een professional gedaan, dat kan ik zien. De naden zitten niet overal even goed vast. Dat maakt het des te makkelijker. Ik kijk eerst of het voldoende is om alleen aan de bovenkant een opening te maken, dan hebben we minder kans op beschadiging.’

Gespannen keken ze toe hoe hij het papier millimeter voor millimeter losmaakte door het vlijmscherpe lemmet van een mes, dat veel weg had van een scalpel, tussen het schutblad en de band te schuiven.

‘Wat heeft meneer Schoeller daar nou tussen gestopt,’ mompelde hij terwijl hij geconcentreerd doorwerkte.

‘We weten eerlijk gezegd niet eens of hij wel degene is geweest die daar iets tussen heeft geschoven,’ zei Alec. ‘Misschien was het iemand anders.’

‘Zo. Eens even kijken.’

Hij pakte de pincet die hij had klaargelegd en stak hem diep in de opening die hij had gemaakt. Voorzichtig trok hij hem terug.

Het tulpenvirus
titlepage.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_0.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_1.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_2.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_3.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_4.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_5.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_6.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_7.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_8.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_9.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_10.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_11.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_12.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_13.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_14.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_15.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_16.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_17.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_18.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_19.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_20.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_21.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_22.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_23.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_24.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_25.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_26.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_27.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_28.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_29.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_30.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_31.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_32.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_33.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_34.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_35.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_36.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_37.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_38.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_39.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_40.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_41.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_42.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_43.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_44.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_45.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_46.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_47.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_48.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_49.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_50.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_51.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_52.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_53.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_54.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_55.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_56.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_57.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_58.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_59.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_60.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_61.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_62.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_63.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_64.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_65.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_66.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_67.xhtml
awb_-_tulpenvirus_split_68.xhtml