64

De vroege ochtendzon sloop laag boven de oceaan naar binnen en kuste het zandstrand van Long Island, gleed over inhammen en haventjes, dorpen en vakantiehuisjes en bracht een vochtig laagje aan over asfalt en plaveisel. Verder naar het westen verlichtte de heldere boog de dichtstbijzijnde delen van New York, zodat de grijze opeenhoping van gebouwen even bleekroze kleurde. Haar eigen baan volgend trof ze met haar stralen de East River en kleurde daarna de vensters van tienduizend gebouwen met een tijdelijke glans, alsof de stad vers gewassen werd in warmte en licht.

Onder het dichte kluwen van spoorrails en bovengrondse leidingen boven het kanaal dat bekendstond als Humboldt Kill, drong geen enkel licht door. De gebouwen die er stonden, leeg en grijs als gigantische dode kiezen, waren te talrijk en te hoog. Aan de voet van de gebouwen lag het water stil en dik, de enige stroom gevormd door het gerommel van metro's die af en toe op de daarboven gelegen rails passeerden.

De zon zette koers naar het westen en door het labyrint van hout en staal gleed één enkele lichtbundel schuin omlaag, bloedrood op het verroeste ijzer en zo onverwacht en scherp als een messteek. Even plotseling als het verschenen was, verdween het licht ook weer maar toch had het in die tussentijd een eigenaardige aanblik beschenen: een modderige en gehavende gestalte die roerloos opgekruld lag op een smalle bakstenen steunmuur, vlak boven het water. Duisternis en stilte traden weer in en het smerige kanaal lag er weer verlaten bij. Toen werd zijn slaap een tweede maal verstoord: in de verte klonk een laag gerommel dat dichterbij kwam in de vage grijze ochtendschemering, voorbijvloog, achteruitweek en terugkeerde. En onder dat gerommel naderde een ander geluid: dieper, dichterbij. Het wateroppervlak van het kanaal begon te schudden en te huiveren alsof het onwillig tot leven gewekt werd.

Op de boeg van de kustwachtsloep stond D'Agosta stijf en waakzaam als een soldaat op wacht. 'Daar is ze!' riep hij en hij wees naar de donkere figuur op de oever. Hij wendde zich tot de stuurman. 'Laat die helikopters oprotten! Die doen niets anders dan de stank van het water opjagen. Bovendien moeten we misschien een ambulance laten komen.'

De stuurman keek naar de haveloze, uitgebrande gevels en de stalen bruggen boven zijn hoofd en er gleed een weifelende blik over zijn gezicht, maar hij zei niets.

Smithback drong naar de reling en kneep zijn ogen samen in het lichter wordende donker. 'Wat is dit hier?' vroeg hij terwijl hij zijn shirt voor zijn neus hield.

'Humboldt Kill,' antwoordde D'Agosta kortaf. Hij draaide zich om naar de stuurman. 'Breng ons dichterbij, zodat de dokter naar haar kan kijken.'

Smithback rechtte zijn rug en keek naar D'Agosta. Hij wist dat de inspecteur een bruin pak aanhad, dat had hij namelijk altijd, maar de kleur was volkomen onzichtbaar onder de vochtige laag modder, vuil, bloed en olie. De snee boven zijn oog was een rafelige rode streep. Smithback zag hoe de inspecteur woest met zijn mouw over zijn gezicht veegde. 'God, laat haar in orde zijn,' mompelde D'Agosta in zichzelf.

De boot voer op de oever af en de stuurman zette de gashendel in zijn vrij. In een flits waren D'Agosta en de arts overboord gesprongen en stonden ze op de steunmuur over de liggende gestalte gebogen. Pendergast stond in de schaduw op de achtersteven, zwijgend, een serieuze blik op zijn bleke gezicht.

Plotseling schrok Margo wakker en knipperde met haar ogen. Ze probeerde te gaan zitten maar sloeg kreunend een hand voor haar mond.

'Margo!' zei D'Agosta. 'Ik ben het, inspecteur D'Agosta.' 'Niet bewegen,' zei de arts terwijl hij voorzichtig haar nek betastte. Margo negeerde hem en ging rechtop zitten. 'Waar bleven jullie verdomme al die tijd?' vroeg ze. Daarna barstte ze los in een rochelende hoestbui. 'Iets gebroken?' vroeg de arts. 'Alles,' antwoordde ze met een van pijn vertrokken gezicht. 'Maar serieus: mijn linkerbeen, denk ik.'

De arts begon haar been te onderzoeken. Met een ervaren hand knipte hij haar modderige spijkerbroek los. Daarna onderzocht hij snel de rest van haar lichaam en zei iets tegen D'Agosta. 'Ze mankeert niets!' riep D'Agosta omhoog. 'Laat de ambulance bij het dok komen.' 'Nou?' hield Margo aan. 'Waar zaten jullie?'

'We wisten het niet meer,' zei Pendergast die nu ook aan haar zijde stond. 'Een van jouw zwemvliezen werd gevonden in de bezinkingstank van de zuiveringsinstallatie, tamelijk ernstig beschadigd. We waren bang dat...' Hij zweeg. 'En het duurde even voordat we eraan dachten om alle secundaire uitgangen van West Side Lateral te gaan controleren.'

'Heeft ze iets gebroken?' riep Smithback naar beneden. 'Misschien een heel klein scheurtje,' zei de arts. 'Laat die brancard maar zakken.' Margo kwam weer overeind. 'Ik denk dat ik best...' 'Luister jij nou maar naar de dokter,' zei D'Agosta met een vaderlijke frons.

Terwijl de sloep vlak langs de smerige stenen kade bleef drijven, lieten Smithback en de stuurman de brancard overboord zakken. Toen sprong Smithback aan land om Margo het smalle canvas op te helpen. Ze kwamen er alle drie aan te pas om haar aan boord te tillen. D'Agosta volgde Smithback en de arts terug de boot in en knikte tegen de stuurman. 'Laten we maken dat we hier wegkomen.' De dieselmotor gromde en de boot voer achterwaarts van de kade weg en dook het kanaal in. Margo leunde voorzichtig achterover en liet haar hoofd op een opblaaskussen rusten. Smithback depte haar gezicht en handen schoon met een natte handdoek. 'Lekker,' fluisterde ze.

'Nog tien minuten en dan hebben we je aan land,' zei Pendergast die naast haar kwam zitten. 'En weer tien minuten later en je ligt lekker in een ziekenhuisbed.'

Margo wilde protesteren maar zweeg bij de blik op Pendergasts gezicht. 'Vriend Snow heeft ons verteld over een paar dingen die daar in de Humboldt Kill voorkomen,' zei hij. 'Geloof me, je bent beter af in het ziekenhuis.'

'Wat is er gebeurd?' vroeg Margo terwijl ze haar ogen sloot bij het geruststellende getril van de scheepsmotoren. 'Dat hangt ervan af,' antwoordde Pendergast. 'Wat weet je nog?' 'Dat we uit elkaar raakten,' zei Margo. 'De explosie...' 'Door die explosie werd jij een drainagetunnel in geslagen,' zei Pendergast. 'Dankzij Snow konden wij de dam halen en uiteindelijk de Hudson. Jij moet weggezogen zijn in de sluis van de Lateral, die uitkomt in Humboldt Kill.'

'Zo te zien heb je dezelfde route aangehouden als die twee lijken die door de storm naar buiten gespoeld waren,' zei D'Agosta. Margo leek even in te dommelen. Toen bewogen haar lippen weer. 'Frock...'

Meteen legde Pendergast zijn vinger tegen haar lippen. 'Later,' zei hij. 'Daar hebben we later nog meer dan genoeg tijd voor.' Margo schudde haar hoofd. 'Hoe kon hij,' mompelde ze, 'hoe kon hij dat spul gebruikt hebben, hoe kon hij die afschuwelijke hut bouwen?' Ze zweeg.

'Het is verbijsterend om te merken hoe weinig je eigenlijk weet over zelfs je beste vrienden,' antwoordde Pendergast. 'Wie zal zeggen wat voor geheime verlangens de brandstof vormen voor de innerlijke vlam die hen in leven houdt? We zullen nooit te weten komen hoezeer Frock het gebruik van zijn benen miste. Dat hij arrogant was, wisten we allang. Alle grote wetenschappers zijn tot op zekere hoogte arrogant. Hij moet gezien hebben hoe Kawakita de drug al vele malen verbeterd had. Tenslotte was de drug die Kawakita zelf nam, duidelijk een latere versie dan die waardoor de Rimpelaars ontstaan waren. Frock moet bijzonder veel vertrouwen gehad hebben in zijn kunde om datgene wat Kawakita over het hoofd gezien had, te corrigeren. Hij zag hoe de drug fysieke onvolkomenheden kon rechtzetten, en die mogelijkheid dreef hem tot het uiterste. Maar de laatste incarnatie van de drug vervormde de geest veel meer dan hij het lichaam heelde. En zijn diepste verlangens, zijn meest geheime lusten, kwamen aldus naar de oppervlakte, vergroot, geperverteerd, en hij gaf ze de gelegenheid om zijn handelingen te sturen. De hut zelf is het ultieme voorbeeld van zijn verdorvenheid. Hij wilde God zijn, maar dan zijn eigen God, de god van de evolutie.'

Margo vertrok haar gezicht, haalde diep adem, liet haar handen naast zich neervallen en liet haar gedachten door het geschommel van de boot ver weg drijven. Ze voeren de Cloaca uit, door de Spuyten Dyvil, de frisse lucht boven de Hudson in. Het bleke licht van de dageraad maakte al plaats voor een warme nazomerdag. D'Agosta staarde zwijgend naar het roomwitte kielzog van de sloep. Smithback zat op de reling naar Margo te kijken en beet op zijn nagels. Vaag besefte Margo dat haar rechterhand over een bobbel in haar zak lag. Ze stak haar hand naar binnen en haalde de kletsnatte envelop te voorschijn die Mefisto haar niet zo lang geleden in de zwarte tunnel gegeven had. Nieuwsgierig opende ze hem. Er zat een kort briefje in, maar wat het bericht ook geweest was, het was nu weggespoeld tot vage kronkels en inktvlekken. In de brief gevouwen zat een natte zwart-witfoto, vaag en zwaar gekreukt. Erop stond een jongetje in een voortuin, met een overal aan en een machinistenpetje op zijn hoofd, gezeten op een houten paard op wielen. Het ronde gezichtje lachte naar de camera. Op de achtergrond stond een oude woonwagen, omringd door cacteeën. Achter de wagen lag een bergketen, laag en in de verte. Margo keek er een moment lang naar. In het blije gezichtje zag ze de schaduw van de man die hij worden zou. Zorgvuldig borg ze de foto en de envelop weer in haar zak. 'En de vijver?' vroeg ze zachtjes aan Pendergast. 'Het peil is de laatste zes uur al onveranderd,' antwoordde Pendergast. 'Zo te zien is het water tegengehouden.'

'Het is ons dus gelukt,' zei ze.

Pendergast gaf geen antwoord.

'Of niet soms?' vroeg ze met plotseling scherpe blik.

Pendergast wendde zijn blik af. 'Daar ziet het wel naar uit,' zei hij uiteindelijk.

'Wat is er dan?' drong ze aan. 'Jij bent er niet zeker van, of wel?' Hij keek haar weer aan, zijn bleke ogen op haar gezicht gericht. 'Met enig geluk hebben de ingestorte tunnels het gehouden en is er geen lekkage opgetreden. Over een uur of twintig zal de thyoxine de planten gedood hebben die in de vijver en in de onderliggende tunnels zijn blijven hangen. Maar niemand kan er zeker van zijn, nog niet.' 'Hoe komen we daar ooit achter?' vroeg Margo. D'Agosta grinnikte. 'Ik zal je wat zeggen. Over exact een jaar ga ik naar Mercer's aan South Street en daar bestel ik zo'n zwaardvisbiefstuk, zo een van een kilo. Lekker rood nog. En als ik dan niet zo stoned als een kanarie word, dan kunnen we misschien allemaal opgelucht ademhalen.'

Op dat moment brak de zon door boven Washington Heights, zodat het donkere water de kleur aannam van gehamerd staal. Smithback, die bezig was Margo's gezicht droog te deppen, keek op en staarde naar het schouwspel: de hoge gebouwen van het centrum flitsten paars en goud in het ochtendlicht en de George Washington-brug was overspoeld met zilveren licht.

'Persoonlijk,' zei Pendergast langzaam, 'denk ik dat ik me in de nabije toekomst ook maar onthoud van frutti del mare.' Margo keek snel naar hem op en probeerde de grap in zijn uitdrukking af te lezen. Maar zijn blik bleef strak staan. En uiteindelijk beperkte ze zich ertoe begrijpend te knikken.