36
Bill Trumbull voelde zich geweldig. De index stond vandaag zestien punten hoger, bijna honderd over de afgelopen week, en het eind was nog niet in zicht. Met zijn vijfentwintig jaar verdiende hij al een ton per jaar. Wat zouden zijn jaargenoten van Babson balen als ze dat volgende week bij de reünie zouden horen. De meesten hadden zielige managementbaantjes gekregen en waren al blij als ze vijftig mille verdienden.
Trumbull en zijn vrienden passeerden de tourniquetten en liepen het perron van metrostation Fulton Station op, kletsend en roepend. Het was na middernacht en ze hadden uitstekend gegeten bij Seaport, met een boel bier erbij, en eindeloos gepraat over hoe rijk ze allemaal aan het worden waren. Nu verkeerden ze in een uitgelaten stemming, grinnikend over de sukkel die zojuist trainee geworden was en het geen maand zou uithouden.
Trumbull voelde een zuchtje muffe lucht en hoorde het bekende gerommel in de verte terwijl op het spoor twee kleine koplampjes zichtbaar werden. Over een halfuur was hij thuis. Even baalde hij ervan dat hij zo ver van het centrum woonde, op de hoek van 98th Street en Third Avenue, en dat het zo lang duurde voordat hij vanuit Wall Street thuis was. Misschien werd het tijd om te verhuizen: een zolderetage in het centrum, of een groter appartement ergens tussen 60th en 70th Street. Een adres in Soho was niet verkeerd, maar een adres in East Side was nog beter. Balkon op een hoge verdieping, een gigantisch tweepersoonsbed, roomkleurige vloerbedekking, chroom en glas.
'... En dus zegt ze: "Schat, kan ik zeventig dollar van je lenen?"
' Iedereen lachte toen de clou van de schuine mop verteld werd, en instinctief lachte Trumbull mee.
Het gerommel zwol aan tot een oorverdovend gebrul toen de metro het station binnenreed. Een van zijn vrienden gaf Trumbull een speels zetje in de richting van de perronrand, en hij leunde weg uit het traject van de naderende metro. Die kwam met een luid geknars van remmen tot stilstand en het groepje dromde een van de wagons in. Trumbull liet zich op een stoel vallen terwijl de metro wegreed. Hij keek geërgerd om zich heen. De airconditioning in de wagon werkte niet en alle ramen stonden open zodat de bedompte, vochtige lucht
van de sporen en het oorverdovende lawaai konden binnendringen. Het was kokend heet. Hij trok zijn das nog wat losser. Hij begon zich loom te voelen en een lichte maar aanhoudende pijn werd voelbaar achter zijn slapen. Hij keek op zijn horloge: over zes uur moesten ze weer op kantoor zitten. Hij zuchtte en leunde achterover. De metro schoot schommelend door de tunnel en maakte zoveel lawaai dat een gesprek onmogelijk was. Trumbull sloot zijn ogen. Bij 14th Street stapten een paar van de jongens uit om een metro naar Penn Station te nemen. Ze grepen zijn hand, gaven hem een klap op zijn schouder en waren verdwenen. Bij Grand Central stapte de rest uit, zodat alleen Trumbull en Jim Kolb overbleven, een handelaar in obligaties die een verdieping onder hem werkte. Trumbull was niet bijzonder gesteld op Kolb. Hij deed zijn ogen weer dicht en ademde vermoeid uit terwijl de metro verder daverde over de rails, dieper de aarde in.
Vagelijk merkte Trumbull dat ze het station van 59th Street binnenreden, dat de deuren open- en dichtgingen en dat de metro het donker weer indook, vaart makend voor de lange rit naar 86th Street. Nog één halte, dacht hij slaperig.
Plotseling maakte de metro een onverwachte beweging, minderde snelheid en kwam met knarsende remmen tot stilstand. Even gebeurde er niets. Wakker geschud ging Trumbull met stijgende irritatie rechtop zitten luisteren naar het getik en gekraak van de stilstaande wagon.
'Klote,' zei Kolb op luide toon. 'Ik krijg wat van die Lexington Avenue-lijn.' Hij keek om zich heen of er een reactie kwam, maar de twee andere half ingedutte passagiers reageerden niet. Toen porde hij Trumbull met zijn elleboog, en die zag kans een vaag glimlachje op te brengen bij de gedachte wat een sukkel die Kolb toch was. Trumbull keek de wagon door. Hij zag een aardige serveerster zitten en een zwart joch met een zware overjas en een gebreid petje, ondanks de hitte in de metro. Hoewel het joch leek te slapen, bekeek Trumbull hem argwanend. Waarschijnlijk op weg naar huis na een avondje overvallen, dacht hij. Hij tastte in zijn zak naar zijn mes. Niemand pakte hem zijn portemonnee af, ook al zat er geen geld meer in.
Plotseling klonk het gekraak van statische elektriciteit en kwam er een raspende stem uit de luidsprekers in de wand: 'Attentie passagiers, er is een probleem met de signalering, maar dit zal snel verholpen zijn.'
'Ja, dat zal best,' zei Kolb vol afkeer. 'Wat?'
'Dat zeggen ze altijd. Een probleem met de signalering. En dat we snel weer op weg gaan. Had je gedroomd.'
Trumbull sloeg zijn armen over elkaar en deed zijn ogen weer dicht. Zijn hoofdpijn werd erger, en de hitte voelde aan als een verstikkende deken.
'En dan te denken dat ze nog anderhalve dollar vragen om ons in dit zweethol te laten zitten,' zei Kolb. 'Misschien moeten we volgende keer maar een taxi nemen.'
Trumbull knikte vagelijk en keek op zijn horloge. Kwart voor een. 'Geen wonder dat er zoveel zwartrijders zijn,' zei Kolb. Trumbull knikte nogmaals en vroeg zich af hoe hij Kolb tot zwijgen kon brengen. Buiten de wagon hoorde hij iets, en hij wierp een lome blik door het raampje. In het vochtige duister was een vage schim te zien, die over de tegenoverliggende rails op de wagon afkwam. Een monteur van de metrodienst, ongetwijfeld. Misschien is hij gewoon bezig met nachtelijk onderhoud aan de rails, dacht Trumbull terwijl hij toekeek hoe de gestalte naderbij kwam. Hoop welde in hem op en ebde weg. Maar als er iets mis is met de metro, shit, dan staan we hier misschien wel tot...
Plotseling schoot het langs zijn raam, geluidloos, een figuur in het wit. Trumbull kwam pijlsnel overeind. Dat was geen onderhoudsmonteur, dat was een vrouw: een vrouw in een lange jurk, die struikelend over de rails rende. Hij keek haar verdwijnende rug door het open venster na. Op het moment dat ze in het donker verdween, zag hij dat haar rug was bespat met iets dat zwart glinsterde in het gereflecteerde licht van de stilstaande metro. 'Zag je dat?' vroeg hij aan Kolb. Kolb keek op. 'Zag ik wat?' 'Een vrouw die over de rails rende.' Kolb grinnikte. 'Te diep in het glaasje gekeken, Billyboy?' Trumbull stond op en stak zijn hoofd uit het raam om de rails af te turen in de richting waarin de gestalte verdwenen was. Niets. Toen hij zijn hoofd weer binnenhaalde, zag hij dat niemand anders iets gemerkt had.
Wat was hier aan de hand? Een overval? Weer keek hij uit het raam, maar de vrouw was verdwenen, de tunnel weer rustig en verlaten. 'Dit wordt heel wat langer dan "spoedig",' zeurde Kolb terwijl hij op zijn tweekleurige Rolex tikte.
Trumbulls hoofd bonsde nu. Hij had ruim voldoende gedronken om dingen te kunnen zien. Dit was de derde keer deze week dat hij aangeschoten was. Misschien moest hij minder vaak uitgaan. Het moest een monteur geweest zijn die iets op zijn rug droeg. Of op haar rug. Tenslotte zaten er tegenwoordig ook in dat beroep vrouwen. Hij keek door de harmonicadeuren naar de volgende wagon, maar daar was het al even rustig; de enige passagier zat voor zich uit te staren. Als er iets gebeurd was, zou dat wel omgeroepen zijn. Hij ging zitten, deed zijn ogen dicht en concentreerde zich op het wegdenken van de pijn in zijn hoofd. Meestal vond hij het niet erg om met de metro te gaan. Het ging snel, en de ratelende rails en flikkerende lichten hielden je wakker. Maar op dit soort momenten, met stilstaan zonder uitleg, in de hitte en in het donker... het viel niet mee om niet te denken aan hoe diep onder de aarde het spoor liep, of de anderhalve kilometer duisternis die tussen hem en de volgende halte lag...
Eerst klonk het als een trein in de verte, die gillend een station binnenreed. Maar terwijl Trumbull luisterde werd duidelijk wat het was: een langgerekte gil, in de verte, eigenaardig vervormd door de echoënde tunnel, die zwak door het venster naar binnen woei. 'Wat is dat?' vroeg Kolb terwijl hij rechtop ging zitten. De ogen van de jongeman stonden plotseling wijd open en ook de serveerster schrok op.
Er hing een geladen stilte terwijl iedereen met gespitste oren zat te wachten. Er klonk geen geluid meer. 'Jezus, Bill, hoorde je dat?' vroeg Kolb.
Trumbull zei niets. Er was iemand beroofd, misschien zelfs vermoord. Of, nog erger misschien, een bende die de stilstaande metro afwerkte. De ergste nachtmerrie van iedereen die per ondergrondse reisde. 'Je krijgt nooit iets te horen,' zei Kolb met een zenuwachtige blik op de luidspreker. 'Misschien moet iemand even gaan kijken.' 'Ga je gang,' zei Trumbull.
'Een man die schreeuwde,' zei Kolb. 'Het was een man die schreeuwde, dat zweer ik.'
Trumbull keek weer uit het raam. Ditmaal zag hij een tweede figuur over het andere spoor lopen, iemand die met een eigenaardige rollende beweging, bijna mank lopend, op hen afkwam. 'Daar komt iemand aan,' zei hij. 'Vraag eens wat er aan de hand is.' Trumbull liep naar het raam toe. 'Hé! Hé jij daar!' In het donker achter de trein zag hij de gestalte halt houden. 'Wat is er aan de hand?' riep Trumbull. 'Is er iemand gewond?' De gestalte kwam weer in beweging. Trumbull keek hoe hij naar de voorkant van de wagon voor hen liep, het koppelstuk op klom en verdween.
'Ik haat die sukkels van de metro,' zei Kolb. 'Die klootzakken verdienen veertig mille per jaar en voeren geen flikker uit.' Trumbull liep naar voren en keek door het raam naar de wagon voor hen. De ene passagier zat er nog en las nu een paperback. Alles was weer rustig.
Trumbull keerde terug naar zijn plaats. 'Niets,' zei hij. 'Misschien was het gewoon een monteur die iets naar een collega riep.'
'Ik wou dat we weer gingen rijden,' zei de serveerster plotseling, haar stem dik van spanning. Het joch in de zware jas hing roerloos in zijn hoek, zijn handen in zijn zakken. Wedden dat die een pistool bij zich heeft, dacht Trumbull. Hij wist niet zeker of die gedachte hem angst dan wel opluchting bezorgde. In de wagon voor hen ging het licht uit. 'O, shit,' zei Kolb.
Vanuit de verduisterde wagon klonk een luide bons, zodat de metro stond te schudden alsof er iets zwaars tegenaan geslagen was. De bons werd gevolgd door een eigenaardig zuchtend geluid. Trumbull moest denken aan lucht die uit een natte ballon ontsnapte. 'Wat was dat?' vroeg de serveerster.
'Ik ben hier weg,' zei Kolb. 'Kom op, Trumbull. Station 59th Street kan niet meer dan een paar straten verderop zijn.' 'Ik blijf zitten waar ik zit.'
'Dan ben jij getikt,' zei Kolb. 'Dacht jij soms dat ik hier ga zitten wachten tot er een of andere bende door die deur komt zetten?' Trumbull schudde zijn pijnlijke hoofd. Wat hij moest doen, was gewoon blijven zitten en kalm blijven. Als je opstond en de aandacht op jezelf vestigde, bood je jezelf alleen maar aan als schietschijf. Er klonk nog een geluid uit de donkere wagon, zoiets als regen die op metaal neerklettert.
Voorzichtig leunde Trumbull voorover en keek naar de donkere wagon voor hen. Meteen zag hij dat het venster van binnenuit volgespat was met iets als verf. Dikke verf die in zwarte klodders langs het raam gleed. 'Wat is dat?' riep Kolb.
Opgeschoten jongens, bezig de wagon te vernielen en verf rond te spuiten. Althans, het zag eruit als verf, als rode verf. Misschien was het inderdaad tijd om uit te stappen. Hij had die gedachte nog niet geformuleerd of hij stond al overeind en rende naar de achterdeur van de wagon.
'Billy!' Kolb kwam achter hem aan.
Achter hem hoorde Trumbull iets tegen de voorste deur aan slaan, het geschuifel van een groot aantal voeten en toen, plotseling, het gegil van de serveerster. Zonder te blijven staan of om te kijken greep hij de deurknop en draaide die om. Hij gooide de schuifdeur open, sprong over de koppeling met de volgende wagon heen en wrikte de deur naar de achterste wagon open. Kolb kwam vlak achter hem aan en mompelde eentonig: 'Shit, shit, shit.'
Trumbull kon nog net zien dat de laatste wagon leeg was voordat in de hele trein het licht uitging. Hij keek wild om zich heen. De enige verlichting was afkomstig van de zwakke lantaarns die hier en daar in de tunnel hingen, en van de gele gloed van 59th Street Station in de verte.
Hij bleef staan en draaide zich om naar Kolb. 'Laten we de achterdeur openbreken.'
Op dat moment echode het geluid van een pistoolschot door de wagon die ze zojuist verlaten hadden. Terwijl het schot wegstierf, dacht Trumbull dat hij het zwakke gehuil van de serveerster plotseling hoorde ophouden.
'Wat gebeurt daar in godsnaam?' riep Kolb.
'Hou je bek,' siste Trumbull. Maar wat voor geluiden zijn oren ook bereikten, hij ging niet kijken. Hij rende naar de achterdeur en greep de rubberen stroken in een poging om die uit elkaar te trekken. 'Help me!' schreeuwde hij.
Kolb greep de andere rubberstrip terwijl de tranen over zijn wangen stroomden.
'Trekken, god nog aan toe!'
Er klonk een zucht van ontsnappende lucht en de deur schoot los. Verstikkende, gronderige lucht stroomde de wagon binnen. Voordat hij een vin kon verroeren voelde Trumbull hoe hij opzij geschoven werd door Kolb, die zich door de opening wurmde en de rails op sprong. Trumbull zette zich schrap voor de sprong maar bleef plotseling als vastgenageld staan. Vanuit het donker in de tunnel voor hen verschenen enkele figuren die op Kolb af strompelden. Trumbull opende zijn mond en sloot hem weer terwijl hij ongelovig bleef staan kijken. Er was iets verschrikkelijk verkeerd, iets vreselijk vréémds, aan de manier waarop die figuren bewogen. Hij keek toe hoe Kolb omsingeld werd. Een van de figuren greep Kolbs haar en rukte zijn hoofd achterover terwijl een tweede zijn armen vasthield. Kolb stribbelde geluidloos tegen als in een schokkerige pantomime. Een derde stapte vanuit de schaduw naar voren en haalde met een eigenaardig delicate beweging zijn hand over Kolbs hals. Meteen sprong er een fontein van bloed in de richting van de metro. Trumbull deinsde vol afgrijzen achteruit. Hij viel op de grond en krabbelde half overeind, hij was even zijn gevoel voor richting kwijt. Hij keek wanhopig om naar de wagon van waaruit ze gevlucht waren. In het donker zag hij twee figuren over het lijk van de serveerster gehurkt zitten. Ze waren druk bezig iets bij haar hoofd te doen... Trumbull voelde hoe een onbeschrijflijke wanhoop plotseling door hem heen golfde. Hij draaide zich om en sprong de nooduitgang uit. Hij viel op de rails en rende langs de figuren die over Kolb heen gebogen stonden, op weg naar het vage licht van het station in de verte. Achter zich hoorde hij dat iemand de achtervolging inzette: krakende en dreunende voetstappen. Een snik ontsnapte aan zijn lippen. Toen stapten er voor hem nog twee figuren de rails op, met capes aan en capuchons op, hun silhouetten afstekend tegen de lampen van het station. Trumbull bleef staan terwijl zij in beweging kwamen, met een vreselijke snelheid op hem af hinkend. Achter hem kwam het geluid van zijn achtervolgers naderbij. Een vreemde lethargie veranderde zijn benen in steen, en hij voelde hoe zijn verstand het begon te begeven. Over een paar seconden hadden ze hem te pakken, net als Kolb...
En toen, terwijl een signaallamp heel even opflitste, ving hij een glimp van een van de gezichten op. Eén gedachte, helder en onmiskenbaar, kwam in hem op door het schemerdonker van een nacht die plotseling veranderd was in een nachtmerrie. Hij wist wat hem te doen stond. Snel keek hij naar de rails onder zijn voeten. Hij zag de gele waarschuwingsstrepen en de glanzende schone rail, en hij stak zijn voet onder de beschermingsstrip. De wereld loste op in een flits van wonderbaarlijke helderheid en glans.