12
Margo waste haar handen in de diepe stalen wasbak van het lab voor forensische antropologie en droogde ze af aan een grove ziekenhuishanddoek. Ze keek naar de brancard waarop het afgedekte overschot van Pamela Wisher lag. Alle monsters waren genomen, alle waarnemingen gedaan en later die ochtend zou het stoffelijk overschot worden vrijgegeven aan de familie. Aan de andere kant van het vertrek waren Brambell en Frock aan het werk met het onbekende lijk. Ze stonden over de grotesk verdraaide heupen heen gebogen en voerden uitgebreide metingen uit.
'Mag ik iets opmerken?' zei dr. Brambell terwijl hij een vibrerende Stryker-zaag opzij legde.
'Ga uw gang,' antwoordde Frock in zijn boterige bromstem en met een koninklijk handgebaar. Ze hadden de pest aan elkaar.
Margo stroopte over allebei haar handen twee rubberhandschoenen en draaide zich om zodat ze haar niet zagen glimlachen. Het was waarschijnlijk voor het eerst dat ze Frock in gezelschap zag van een intellect, of een ego, dat gelijk was aan het zijne. Het was een wonder dat er überhaupt enig werk tot stand gekomen was. Maar de afgelopen dagen hadden ze getest op antilichamen, osteologische analyses uitgevoerd, getest op toxische residuen en teratogenen en een groot aantal andere procedures uitgevoerd. Het enige dat nog restte was het bepalen van de dna-reeksen en de forensische analyse van de tandafdrukken. Maar het onbekende lijk bleef een raadsel en weigerde zijn geheimen prijs te geven. Margo wist dat dit alleen maar bijdroeg aan de gespannen sfeer in het lab.
'Voor de laagste vormen van intelligentie zou het duidelijk moeten zijn,' zei Brambell terwijl zijn hoge Ierse stem trilde van ergernis, 'dat de beet niet kan zijn aangebracht vanaf de dorsale zijde. Anders zou het transversale uitsteeksel doormidden zijn.'
'Ik zie niet in wat doormidden-zijn hiermee te maken heeft,' mompelde Frock.
Margo luisterde niet langer naar het geharrewar, waarvan het meeste voor haar toch niet interessant was. Haar specialiteit was etnofar-macologie en genetica, niet de grove anatomie. Zij had andere problemen op te lossen.
Ze boog zich over de jongste gel-elektroforese die was uitgevoerd op weefsel van het onbekende lijk en voelde haar monnikskapspieren luid protesteren toen ze naar voren reikte. Vijf keer tien herhalingen op de verticale roeimachine gisteravond, in plaats van de gebruikelijke drie. De afgelopen dagen had ze haar trainingsschema drastisch opgevoerd; ze moest uitkijken dat ze het niet te bont maakte. Na tien minuten intensief kijken waren haar vermoedens bevestigd: de donkere strepen van de diverse eiwitelementen konden haar weinig vertellen, afgezien van het feit dat het normale menselijke spiereiwitten waren. Met een zucht rechtte ze haar rug. Meer gedetailleerde genetische informatie zou moeten komen van de veel gevoeliger machine voor het vaststellen van dna -reeksen. Helaas zouden die resultaten nog een paar dagen op zich laten wachten. Toen ze de gelstroken opzij legde en in gedachten over haar schouder wreef, zag ze naast de sparc-io-terminal een bruine envelop liggen. De röntgenfoto's, dacht ze. Die moeten vanochtend vroeg binnengekomen zijn. Kennelijk waren Brambell en Frock te druk aan het ruziën geweest over het lijk om ernaar te kijken. Dat was begrijpelijk: bij een lijk dat al bijna uitsluitend uit botten bestond, konden röntgenopnamen niet veel verduidelijken. 'Margo?' riep Frock. Ze liep naar de onderzoekstafel.
'Meiske,' zei Frock terwijl hij zijn rolstoel wegduwde en naar de microscoop gebaarde, 'wil jij eens kijken naar die groef over het rechterdijbeen.'
De stereozoom stond op de geringste vergroting en toch leek het alsof ze een andere wereld binnen staarde. Het bruine bot sprong in beeld en liet de richels en valleien van een miniatuurwoestijnlandschap zien.
'Wat maak jij daarvan?' vroeg hij.
Het was niet voor het eerst dat Margo erbij geroepen werd om haar mening te geven bij een dispuut, en het was geen rol die ze met genoegen vervulde. 'Het lijkt mij een natuurlijke barst in het been,' zei ze op neutrale toon. 'Een deel van de uitsteeksels en richels die het skelet overal vertoont. Ik zou niet per se willen zeggen dat dit veroorzaakt is door een tand.'
Frock leunde achterover in zijn rolstoel, niet helemaal in staat een triomfantelijke glimlach te onderdrukken.
Brambell knipperde met zijn ogen. 'Pardon?' vroeg hij ongelovig. 'Dr. Green, ik wil u niet tegenspreken, maar dat is een tandafdruk, daar ben ik volkomen zeker van.'
'En ik wil ú niet tegenspreken, dr. Brambell.' Ze zette de stereozoom op een sterkere vergroting en meteen veranderde het nietige scheurtje in een gigantisch ravijn. 'Maar hier, langs de binnenkant, zie ik een aantal natuurlijke poriën.'
Brambell kwam naderbij en keek, zijn oude hoornen bril in zijn hand houdend. Een tijdje staarde hij naar het beeld en toen stapte hij, langzamer dan hij was komen aanzetten, achteruit. 'Hmmm,' zei hij. 'Het doet me pijn het te moeten toegeven, Frock, maar u hebt misschien gelijk.'
'U bedoelt dat Margo misschien gelijk heeft,' zei Frock. 'Ja, uiteraard. Heel goed, dr. Green.'
Een antwoord bleef Margo bespaard doordat de telefoon in het lab overging. Frock reed erheen en nam energiek op. Margo keek naar hem en besefte dat dit voor het eerst was dat ze de tijd nam om haar vroegere mentor goed te bekijken sinds D'Agosta's telefoontje hen vorige week had samengebracht. Hoewel hij nog steeds niet mager was, leek hij minder dik dan ze zich herinnerde van hun dagen in het museum. Ook zijn rolstoel was anders: oud en versleten. In een vlaag van medelijden vroeg ze zich af of haar mentor misschien in financiële problemen was geraakt. Maar als dat al zo was, leken die geen nadelig effect te hebben. Het leek welhaast of hij alerter en energieker was dan tijdens zijn aanstelling als hoofd van de afdeling antropologie.
Frock luisterde, duidelijk onthutst. Margo's blik dwaalde weg van hem, naar het laboratoriumvenster en het schitterende uitzicht op Central Park. De bomen waren zwaar van het donkergroene zomerloof en het meer glansde in het felle licht. Naar het zuiden dreven twee roeiboten lui op de vijver. Ze bedacht hoeveel liever ze in een van de boten zou zitten zonnebaden dan hier in het museum verrotte lijken uiteen te pulken.
'Dat was D'Agosta,' zei Frock terwijl hij met een zucht ophing. 'Hij zegt dat onze vriend hier gezelschap gaat krijgen. Doe die zonwering dicht, wil je? Kunstlicht is beter voor microscoopwerk.' 'Hoezo, gezelschap?' vroeg Margo scherp.
'Zo zei hij het. Kennelijk hebben ze gisteren tijdens een zoektocht in een paar spoortunnels een hoofd in verregaande staat van ontbinding gevonden. Ze sturen het hierheen voor analyse.' Dr. Brambell mompelde iets in vurig klinkend Gaelic. 'Hoort dat hoofd bij...' begon Margo, en toen knikte ze in de richting van de lijken.
Frock schudde zijn hoofd, een sombere uitdrukking op zijn gezicht. 'Geen enkel verband, schijnt het.'
Even daalde er een stilte neer over het lab. Toen wendden de twee mannen, alsof ze een signaal gekregen hadden, zich naar het skelet waarvan de identiteit nog steeds niet vaststond. Algauw klonken weer de gemompelde meningsverschillen. Margo slaakte een diepe zucht en keerde terug naar haar elektroforese-apparatuur. Ze had nog minstens een hele ochtend administratief werk voor de boeg. Haar blik dwaalde naar de röntgenfoto's. Ze hadden vreselijk moeten opspelen om ze die ochtend nog te krijgen. Misschien moest ze er snel een blik op werpen voordat ze aan haar administratie begon. Ze haalde de eerste reeks te voorschijn en bevestigde de negatieven aan de projectiewand. Drie opnamen van de borstkas van het ongeïdentificeerde skelet. Zoals verwacht lieten deze, maar veel minder duidelijk, zien wat zij bij visueel onderzoek al had vastgesteld: een skelet met bizarre botvervormingen, met een groteske verdikking en ribbeling van bijna ieder botuitsteeksel in het lichaam. Ze trok de negatieven weg en maakte de volgende reeks aan de klemmetjes vast. Nogmaals drie opnamen, ditmaal van de onderste helft van de ruggengraat.
Ze zag het meteen: vier vlekjes, duidelijk en wit. Nieuwsgierig draaide ze het vergrootglas voor om beter te kunnen zien. De vier vlekjes vormden scherpe driehoeken, in een exact vierkant onderaan de ruggengraat, geheel ingesloten in een versmolten massa vergroeid bot. Het moest metaal zijn, wist Margo. Alleen metaal was zo ondoorzichtig op een röntgenfoto.
Ze rechtte haar rug. De twee mannen stonden nog over het kadaver gebogen. Hun gemompel dreef door het stille vertrek naar haar toe. 'Ik heb hier iets waar jullie even naar moeten kijken,' zei ze. Brambell was als eerste bij de projectie en keek aandachtig. Hij deed een stap achteruit, zette zijn bril recht en keek nogmaals. Even later gleed Frock naderbij, nieuwsgierig. In zijn haast botste hij tegen de benen van de patholoog-anatoom aan. 'Als ik ook even mag,' zei hij terwijl hij met zijn zware rolstoel Brambell opzij drukte. Hij leunde voorover, zijn gezicht vlak op het kijkglas. Het werd stil in het vertrek, afgezien van het gesis van de luchtverversingsinstallatie boven de brancard. Bij wijze van uitzondering, dacht Margo, stonden Brambell en Frock nu eens met de mond vol tanden.