13

Voor het eerst sinds Horlockers aanstelling stond D'Agosta in het kantoor van de korpschef, en hij keek ongelovig om zich heen. Het zag eruit als een steakhouse in een provinciestad dat een stapje hoger wilde komen. Het zware nep-mahonie meubilair, de schemerige verlichting, de dikke gedrapeerde gordijnen, het goedkope mediterraans aandoende smeedwerk met geel ribbelglas. Het was zo perfect in stijl dat hij zin kreeg om een kelner te vragen hem een Gibson te brengen.

Korpschef Redmond Horlocker zat achter een gigantisch bureau waarop geen snipper papier te zien was. In de dichtstbijzijnde fauteuil was Waxie met zijn ampele gestalte neergezegen. Hij was bezig met een beschrijving van hun omzwervingen van de vorige dag. Hij was juist aangekomen bij het punt waar zij drieën belaagd werden door een menigte razende daklozen en hij, Waxie, het gepeupel op een afstand hield zodat D'Agosta en Hayward konden vluchten. Horlocker luisterde, zijn gezicht onbewogen.

D'Agosta's blik bleef hangen op Waxie, die met steeds meer animo aan het vertellen was. Hij overwoog of hij zelf iets zou zeggen, maar jarenlange ervaring had hem geleerd dat dat niets zou uitmaken. Waxie was de commandant van een politiedistrict; hij kreeg niet vaak de kans om op het hoofdbureau te komen en de hoogste baas te imponeren. Misschien zou het eindresultaat zijn dat meer mankracht aan de zaak werd toegewezen. Bovendien, zei een stemmetje in D'Agosta's hoofd, werd dit zo'n zaak waar de stront niet zou neerregenen maar neerhózen als het misliep. En hoewel hij officieel de leiding had, kon het geen kwaad om Waxie een deel van de verdiensten te laten opeisen. Hoe zichtbaarder je aan het begin was, des te korter werd later het gras onder je voeten vandaan gemaaid. Waxie sloot zijn verhaal af en er viel een stilte terwijl Horlocker enige gravitas liet opbouwen in het vertrek. Toen schraapte hij zijn keel. 'En u, inspecteur?' vroeg hij met een blik op D'Agosta. D'Agosta rechtte zijn rug. 'Tja, het is nog te vroeg om te zeggen of er samenhang is of niet. Het lijkt me echter wel iets om te onderzoeken, en ik zou graag wat extra mankracht...' De antieke telefoon rinkelde en Horlocker nam de hoorn op en luisterde even. 'Dat kan wachten,' zei hij kortaf. Hij hing op en richtte zijn aandacht weer op D'Agosta. 'Leest u de Post vroeg hij.

'Soms,' antwoordde D'Agosta. Hij wist welke kant het op ging. 'En kent u die Smithback die al die rotzooi schrijft?' 'Jawel, meneer,' zei D'Agosta. 'Is dat een vriend van u?' D'Agosta wachtte even. 'Niet precies, meneer.' 'Niet precies,' herhaalde de korpschef. 'In dat boek van hem over het museumbeest doet Smithback het voorkomen alsof jullie boezemvrienden zijn. Zo te horen hebben jullie samen en eigenhandig de wereld gered tijdens dat probleempje in het Natural History Museum.' D'Agosta zweeg. De rol die hij had gespeeld bij het rampzalige openingsfeest van Superstition, de expositie over bijgeloof, was oud nieuws. En niemand van de nieuwe directie wilde hem daar enige erkenning voor geven.

'Welnu, uw niet-precieze vriend Smithback drijft ons tot absolute waanzin doordat we alle idiote telefoontjes moeten natrekken die hij met die beloning op zijn geweten heeft. Daar is uw extra mankracht in gaan zitten. Dat zou u toch moeten weten.' De korpschef ging geërgerd verzitten op zijn gigantische leren troon. 'U zegt dus dat die moorden onder de daklozen en de Wisher-moord dezelfde kenmerken vertonen.' D'Agosta knikte.

'Oké. Nou zien we hier in New York liever niet dat er daklozen vermoord worden. Dat is een probleem. Het ziet er niet goed uit. Maar als er bekende figuren vermoord worden, dan hebben we pas een écht probleem. Volgt u mij?' 'Jazeker,' zei Waxie. D'Agosta zei niets.

'Wat ik bedoel is, we zijn zeker bezorgd over die vermoorde daklozen, en we zullen proberen daar iets aan te doen. Maar kijk, D'Agosta, er gaan iedere dag daklozen dood. Onder ons gezegd en gezwegen, we kunnen er best een paar missen. Dat weet jij net zo goed als ik. Aan de andere kant heb ik een hele stad achter m'n reet aan zitten vanwege een onthoofde dame. De burgemeester wil die zaak opgelost hebben.' Hij leunde voorover en zette zijn ellebogen op het bureau. Over zijn gelaatstrekken gleed een grootmoedige uitdrukking. 'Luister, ik weet dat je hierbij meer hulp nodig hebt. Dus ik ga commandant Waxie hier op de zaak houden. Ik heb iemand anders achter zijn bureau gezet om hem vrij te maken.' 'Yes, sir!' zei Waxie die rechtop ging zitten.

Terwijl hij luisterde, was er iets in D'Agosta dat ineenschrompelde en stierf. Een ramp op poten als Waxie kon hij missen als kiespijn. Nu had hij niet alleen niet meer mankracht maar moest hij bij alles wat hij deed ook nog Waxies hand vasthouden. Het beste was waarschijnlijk om hem een of andere onschuldige taak te geven, zodat hij de zaak niet kon verknoeien. Maar dat leidde dan weer tot een geheel nieuw probleem wat betreft de gezagsverhoudingen: een politie-commandant die aan een zaak werkte die werd geleid door een inspecteur van de afdeling moordzaken. Hoe moest dat nou weer? 'D'Agosta!' zei de korpschef op scherpe toon. D'Agosta keek op. 'Ja?' 'Ik vroeg iets. Hoe staat het in het museum?'

'Ze zijn klaar met Wisher en hebben het stoffelijk overschot vrijgegeven aan de familie,' antwoordde D'Agosta. 'En het andere skelet?' 'Dat proberen ze nog steeds te identificeren.' 'En die tandafdrukken?'

'Er schijnt enige onenigheid te bestaan over de herkomst daarvan.' Horlocker schudde zijn hoofd. 'Jezus, D'Agosta. Ik dacht dat jij zei dat die lieden wisten wat ze deden. Pas op dat ik geen spijt krijg dat ik jouw raad heb opgevolgd en die lijken uit het mortuarium heb laten weghalen.'

'De patholoog-anatoom zelf en enkele topleden van de museumstaf werken eraan. Die mensen ken ik persoonlijk en ik kan u verzekeren...'

Horlocker slaakte een luide zucht en wuifde met zijn hand. 'Hun stambomen interesseren me niet. Ik wil resultaten zien. Nu Waxie ook op de zaak zit, kunnen de dingen wat vlotter gaan lopen. Morgen aan het eind van de dag wil ik resultaten zien. Duidelijk, D'Agosta?'

D'Agosta knikte. 'Jawel, meneer.'

'Mooi zo.' Weer een handgebaar. 'Aan de slag dan, heren.'