30

Hayward duwde met een bruusk gebaar de deur open, nog kauwend op haar lunch.

'Commandant Waxie heeft net gebeld,' zei ze terwijl ze haar tonijn doorslikte. 'U moet meteen naar de verhoorkamer komen. Ze hebben hem.'

D'Agosta keek op. Hij had zojuist de laatste pinnen aangebracht op zijn kaart met vermiste personen, die hij had gemaakt ter vervanging van de kaart die Waxie had geconfisqueerd. 'Wie hebben ze?' 'Hém. De na-apende moordenaar, natuurlijk.' Ze hief haar wenkbrauwen.

'Je meent het.' Nog geen seconde later stond D'Agosta bij de deur. Hij haalde zijn jasje van de kleerhanger en trok het haastig aan. 'Ze hebben hem te pakken gekregen in de Ramble,' zei Hayward terwijl ze door de typekamer naar de lifthal liepen. 'Iemand die daar stond te posten, hoorde opschudding en ging kijken wat er was. De vent had zojuist een zwerver neergestoken en stond op het punt zijn hoofd af te snijden.' 'Hoe wisten ze dat?'

Hayward haalde haar schouders op. 'Dat moetje aan Waxie vragen.' 'En het mes?'

'Zelfgemaakt. Echt ruw. Net waarnaar ze op zoek waren.' Ze klonk niet overtuigd.

De liftdeuren gingen open, en daar stond Pendergast. Toen hij D'Agosta en Hayward zag, trok hij vragend zijn wenkbrauwen op. 'De moordenaar zit in de verhoorkamer,' zei D'Agosta. 'Ik moet bij Waxie komen.'

'O ja?' De FBI-agent stapte achteruit en drukte op de knop voor de eerste verdieping. 'Nou, dan gaan we toch. Ik ben wel benieuwd wat voor vis onze hengelaar Waxie aan land gebracht heeft.' De rij verhoorkamers van het hoofdbureau van politie was een grimmige reeks grijze vertrekken met gasbetonnen muren en zware metalen deuren. De dienstdoende agent drukte op een knop zodat de deur openging en wees hun de weg naar de observatieruimte bij kamer negen. Waxie hing in een stoel en keek door het spiegelglas naar de verhoorkamer. Hij keek op toen hij hen zag binnenkomen en fronste zijn wenkbrauwen bij het zien van Pendergast. Hij gromde naar

D'Agosta en negeerde Hayward. 'Praat hij?' vroeg D'Agosta.

Waxie gromde nogmaals. 'O, ja. Praten is het enige dat hij doet. Maar tot nu toe hebben we alleen maar een hoop onzin te horen gekregen. Zegt dat hij Jeffrey heet en wil verder geen naam geven. Maar het ware verhaal krijgen we wel vlot uit hem. Intussen dacht ik dat jij hem misschien ook een paar vragen zou willen stellen.' Waxie was genereus in zijn triomf en borrelde van zelfvertrouwen. D'Agosta keek door het glas en zag een onverzorgde man met een wilde blik. De snelle, geluidloze bewegingen van zijn mond vormden een bijna grappig contrast met zijn stijve, roerloze lichaam. 'Is dit de vent?' vroeg D'Agosta ongelovig. 'Dat is hem.'

D'Agosta keek nog steeds door de ruit. 'Ziet er een beetje klein uit om zoveel schade aan te richten.'

Waxies mond vormde een verdedigende streep. 'Misschien is hij net een keer te vaak de grond in getrapt.'

D'Agosta reikte naar voren en drukte op de intercomknop. Meteen braakte de luidspreker boven de ruit een stroom van vloeken uit. D'Agosta luisterde even en zette hem toen weer uit. 'En het moordwapen?' vroeg hij.

Waxie haalde zijn schouders op. 'Een handgemaakt geval, een stuk staal in een houten steel. Het handvat is omwikkeld met textiel, gaas of zo. Er zit zoveel bloed op dat je het niet goed kunt zien, we moeten wachten tot het lab ermee klaar is.' 'Staal,' zei Pendergast. 'Staal,' herhaalde Waxie. 'Geen steen.'

'Ik zei staal. Kijk zelf maar.'

'Dat zullen we zeker doen,' zei D'Agosta terwijl hij wegliep van het raam. 'Maar laten we voorlopig eens kijken wat die vent te zeggen heeft.' Hij ging op weg naar de deur, met Pendergast als een zwijgend spook achter zich aan.

Nummer negen zag er net zo uit als talloze andere verhoorkamers in talloze politiebureaus door het hele land. Een gehavende houten tafel midden in een kale ruimte. Aan de overkant van de tafel zat de gevangene op een rechte houten stoel, zijn armen in boeien achter zijn rug. Op een van de stoelen aan de dichtstbijzijnde kant van de tafel zat één rechercheur die met volslagen desinteresse de stroom vloeken over zich heen liet komen en de cassetterecorder bediende. Twee gewapende politieagenten in uniform stonden tegenover elkaar in hoeken van het vertrek. Aan de zijwanden hingen twee gigantische zwart-witvergrotingen. Op een stond het uiteengereten en gebroken lichaam van Nicholas Bitterman, liggend op de vloer van de mannentoiletten in Belvedere Castle. De andere was de intussen beroemde foto van Pamela Wisher uit de Post. In een hoek van het plafond hing een videocamera die onaangedaan registreerde wat er gebeurde. D'Agosta ging aan de tafel zitten en ademde het bekende mengsel van zweet, natte sokken en angst in. Waxie volgde hem naar binnen en liet zijn massa voorzichtig in de stoel naast D'Agosta zakken. Hayward ging naast de dichtstbijzijnde agent staan. Pendergast sloot de deur en ging er toen tegenaan staan leunen, de propere zwarte mouwen van zijn pak nonchalant over elkaar geslagen. De gevangene was opgehouden met schreeuwen toen de deur openging. Nu staarde hij door een vettige haarlok heen naar de nieuwe aanwezigen. Zijn blik viel op Hayward, bleef even hangen en bewoog verder.

'Waar zit jij in godsnaam naar te kijken?' zei hij uiteindelijk tegen D'Agosta.

'Weet ik niet,' antwoordde D'Agosta. 'Wil jij me dat vertellen?' 'Rot op.'

D'Agosta zuchtte. 'Weet je wat je rechten zijn?' De gevangene grinnikte, waarbij hij kleine, bruine tanden liet zien. 'Die vette klootzak naast jou heeft ze me voorgelezen. Ik heb geen advocaat nodig om mijn hand vast te houden.' 'Let op je woorden,' snauwde Waxie terwijl hij rood aanliep van woede.

'Nee, vetzak, let jij maar op jóúw woorden. En op je vette reet.' Hij kakelde van het lachen. Hayward nam niet de moeite een grijns te onderdrukken.

D'Agosta vroeg zich af of het ook zo gegaan was voordat hij was gearriveerd. 'Nou, wat is daar in het park gebeurd?' vroeg hij. 'Wil je een opsomming? Ten eerste lag hij op mijn plek. Ten tweede siste hij tegen me als een slang uit Egypte. Ten derde had hij niet de zegening van God. Ten vierde had hij...'

Waxie woof met zijn hand. 'Het is al duidelijk. Vertel maar eens over de anderen.' Jeffrey zweeg.

'Kom op,' drong Waxie aan. 'Wie nog meer?' 'Zat,' kwam uiteindelijk het antwoord. 'Niemand dist mij ongestraft.' Hij leunde voorover. 'Kijk jij maar uit, vetzak, anders snij ik nog een stuk van jóúw vetlellen af.'

D'Agosta legde een kalmerende hand op Waxie. 'Wie heb je verder nog van kant gemaakt?' vroeg hij snel.

'O, ze kennen me wel. Ze kennen Jeffrey, de engelkat. Ik kom eraan.'

'En Pamela Wisher?' onderbrak Waxie. 'Ontken het maar niet, Jeffrey.'

De rimpels in de ooghoeken van de arrestant verdiepten zich plotseling. 'Ik ontken niets. Die klootzakken hadden geen respect, geen van allen. Het was hun verdiende loon.'

'En wat heb je gedaan met de hoofden?' vroeg Waxie ademloos. 'Met de hoofden?' vroeg Jeffrey. D'Agosta had de indruk dat hij even aarzelde.

'Je zit er nu al te ver in, ontkennen heeft geen zin.'

'De hoofden? Die heb ik opgegeten, dat heb ik ermee gedaan.'

Waxie wierp een triomfantelijke blik op D'Agosta. 'En die kerel bijBelvedere Castle, Nick Bitterman? Vertel daar eens wat over.'

'Dat was een goeie. Die had al helemaal geen respect. Een hypocriet, een vrek. Dat was de vijand.'

'De vijand?' vroeg D'Agosta fronsend.

'De koning der vijanden.'

'Ja,' zei Pendergast meelevend. 'Je moet de krachten der duisternis tegenwerken.' Het waren de eerste woorden die hij sprak sinds hij was binnengekomen.

De verdachte schommelde heftiger heen en weer. 'Ja, ja.' 'Met je elektrische huid.' Plotseling stopte het geschommel.

'En je doordringende blik,' sprak Pendergast verder. Toen zette hij zich af van de deur en kwam langzaam naar voren, zijn blik strak op de verdachte gevestigd.

Jeffrey staarde Pendergast gespannen aan. 'Wie ben jij?' ademde hij. Pendergast bleef even zwijgen. 'Kit Smart,' zei hij uiteindelijk zonder zijn blik van Jeffrey af te wenden.

D'Agosta was geschokt door de verandering die over de arrestant kwam. In een seconde leek alle kleur uit zijn gezicht weg te trekken. Met geluidloos bewegende mond keek hij naar Pendergast. Toen wrong hij zich met een gil naar achteren, met zo'n kracht dat de stoel omviel en op de grond stortte. Hayward en de twee agenten sprongen naar voren om de worstelende figuur in bedwang te krijgen. 'Jezus, Pendergast, wat heb je in godsnaam tegen hem gezegd?' zei Waxie over het gegil heen terwijl hij zich overeind hees. 'Het juiste, kennelijk.' Pendergast wierp een blik op Hayward. 'Zorg ervoor dat hij alles krijgt wat hij nodig heeft. Ik geloof dat commandant Waxie het verder wel kan afhandelen.' 'Wie is die vent?' vroeg D'Agosta toen de lift hen terugvoerde naar de afdeling moordzaken.

'Ik weet niet hoe hij echt heet,' antwoordde Pendergast terwijl hij zijn das rechttrok. 'Maar niet Jeffrey. En hij is niet degene die we zoeken.'

'Vertel dat maar eens aan Waxie.'

Pendergast glimlachte vriendelijk naar D'Agosta. 'Wat we hier gezien hebben, inspecteur, was een klassiek geval van paranoïde schizofrenie, verergerd door een meervoudige persoonlijkheidsstoornis. Zag je hoe de man twee verschillende persoonlijkheden leek te hebben? De stoere vent met zijn grootspraak, die jij waarschijnlijk evenmin geloofwaardig vond als ik. En dan het visioen van de moordenaar, oneindig veel gevaarlijker. Hoorde je dat? "Ten tweede siste hij tegen me als een slang uit Egypte." Of "Jeffrey, de engelkat".' 'Natuurlijk hoorde ik dat. Die vent praatte alsof hij zojuist van wie dan ook de tien geboden had ontvangen, of zoiets.' 'Of zoiets. Je hebt gelijk, zijn gebral had de structuur en de cadans van een geschreven tekst. Dat was mij ook opgevallen. En op dat punt herkende ik dat hij citeerde uit het gedicht Jubilate Agno, van Christopher Smart.' 'Nooit van gehoord.'

Pendergast glimlachte even. 'Een tamelijk onbekend werk van een tamelijk onbekende auteur. Onmiskenbaar krachtig maar met een vreemd visioen. Je zou het eens moeten lezen. De auteur, Smart, heeft het geschreven toen hij zelf half krankzinnig in de cel zat wegens schulden. Hoe dan ook, er staat een lange passage in over de kat van Smart, Jeoffry, waarvan Smart geloofde dat hij, net als een rups, in een overgangsfase verkeerde en als een ander dier zou terugkeren.' 'Dat zal dan wel. Maar wat heeft dat allemaal te maken met onze welbespraakte vriend daar beneden?'

'Kennelijk identificeert de stumper zich met de kat in het gedicht.' 'Met de kat?' vroeg D'Agosta ongelovig.

'Waarom niet? Kit Smart, de echte Kit Smart, deed dat ook. Het is een bijzonder krachtig beeld van een metamorfose. Ik weet zeker dat die stumper academisch geschoold is, misschien een mislukte dichter, en dat hij langzamerhand afgedaald is in de diepten van zijn krankzinnigheid. Hij heeft inderdaad iemand vermoord, maar alleen toen zijn pad op het verkeerde moment gekruist werd. En de rest...' Pendergast wuifde met zijn hand. 'Er is een groot aantal aanwijzingen dat dit niet de man is die we zoeken.'

'Bijvoorbeeld de foto's,' zei D'Agosta. Iedereen die wist hoe je een verhoor moest afnemen, wist ook dat een moordenaar zijn ogen niet kan afhouden van foto's van zijn slachtoffers of van voorwerpen die op de plek van het misdrijf zijn gevonden. Maar voor zover D'Agosta had kunnen zien had Jeffrey geen moment naar een van beide foto's gekeken.

'Precies.' De liftdeuren gleden fluisterend open en de twee liepen door het geroezemoes heen naar D'Agosta's kantoor. 'Of het feit dat deze moord, zoals Waxie hem beschrijft, niet een van de overval-elementen heeft die bij de andere slachtoffers een rol speelden. Hoe dan ook, zodra ik zijn neurotische identificatie met het gedicht had doorzien, was het gemakkelijk om zijn gekte naar de oppervlakte te halen.'

Pendergast sloot de deur van het kantoor en wachtte totdat D'Agosta zat voordat hij verdersprak. 'Maar laten we deze irritante zaak achter ons laten. Heb je enig geluk gehad bij die kruisverwijzingen waarom ik gevraagd had?'

'Net vanochtend binnengekregen van Dataprocessing.' D'Agosta bladerde door een dikke stapel computerprints. 'Eens kijken. Vijfentachtig procent van de slachtoffers was mannelijk. En tweeënnegentig procent waren inwoners van Manhattan, of passanten.' 'Ik ben voornamelijk geïnteresseerd in dingen die alle slachtoffers gemeen hadden.'

'Oké.' Het bleef een tijdje stil. 'Ze hadden allemaal achternamen die beginnen met andere letters dan I, S, U, V, X en Z.' Pendergasts mond bewoog even in wat een zwakke glimlach geweest kon zijn.

'Ze waren allemaal ouder dan twaalf en jonger dan zesenvijftig. Geen van de slachtoffers was geboren in november.' 'Ga verder.'

'Dat is het wel zo'n beetje.' D'Agosta sloeg nog een paar pagina's om. 'O, hier is nog iets. We hebben de gegevens door de computer gehaald, op zoek naar verschillende karaktertrekjes die seriemoordenaars vaak hebben. De enige gemeenschappelijke draad die het programma kon vinden was dat geen van de moorden bij volle maan is gepleegd.'

Pendergast ging rechtop zitten. 'O nee? Dat is iets om te onthouden. Verder nog iets?' 'Nee, dat was het.'

'Bedankt.' Hij leunde weer achterover in zijn stoel. 'Maar het is wel bar weinig. We hebben informatie nodig, Vincent, keiharde feiten. En daarom kan ik niet langer wachten.'

D'Agosta keek hem niet-begrijpend aan. Toen fronste hij zijn wenkbrauwen. 'Je gaat toch niet weer de diepte in.'

'Dat ga ik wel. Als commandant Waxie blijft volhouden dat deze man de moordenaar is, worden de extra patrouilles weer ingetrokken. Dan verslapt de waakzaamheid. En zo wordt een sfeer geschapen waarin meer moorden alleen maar gemakkelijker worden.' 'Waar ga je naartoe?' vroeg D'Agosta. 'Naar de Duivelszolder.'

D'Agosta snoof. 'Kom op, Pendergast. Je weet niet eens of die plek wel bestaat, laat staan hoe je er moet komen. Je hebt alleen het woord van die zwerver.'

'Volgens mij kan ik me op Mefisto's woord verlaten,' antwoordde Pendergast. 'En in ieder geval heb ik aanzienlijk meer dan alleen zijn woord. Ik heb een ingenieur van de gemeente gesproken, ene Al Diamond. Die heeft me uitgelegd dat de zogenoemde Duivelszolder in werkelijkheid een reeks tunnels is, aangelegd door de rijkste families van New York, nog voor de eeuwwisseling. Ze waren bedoeld als particuliere spoorweg, maar na slechts een paar jaar in onbruik geraakt. En ik heb kans gezien, een ruwe benadering op papier te zetten van waar die tunnels lopen.' Pendergast pakte een markeerstift van het bureau en liep naar de kaart van vermiste personen. Hij zette de punt van de stift op het kruispunt van Park Avenue en 45th Avenue en trok een lijn naar Fifth, tot aan Grand Army Plaza, vervolgens schuin over Central Park heen en in noordelijke richting naar Central Park West. Toen deed hij een stap achteruit en keek D'Agosta peinzend aan.

D'Agosta staarde naar de kaart. Afgezien van een paar plekken in het park lagen bijna alle witte en rode pinnen samengedromd langs de lijnen die Pendergast had getrokken. 'Jezus christus,' stamelde hij.

'Dat kun je wel zeggen, ja,' zei Pendergast. 'Verder wees Diamond me erop dat de tunnelsecties naar de noord- en zuidzijde van het park afgesloten zijn. Ik ga dus onder het park afdalen.' D'Agosta reikte in zijn bureau naar een sigaar. 'Ik ga mee.' 'Sorry, Vincent. Jij bent hier boven hard nodig, nu de rest van de politie minder oplettend zal worden. En je moet samenwerken met Margo Green om te bepalen wat Greg Kawakita nu precies in zijn schild voerde. We hebben het laatste woord over zijn betrokkenheid bij de hele zaak nog niet gehoord. Hoe dan ook, ditmaal moet ik in het diepste geheim gaan. Het wordt een bijzonder gevaarlijke tocht. Als we samen gaan, hebben we tweemaal zoveel kans om gesnapt te worden.' Met een gebaar van zijn vinger plaatste hij de dop van de stift terug. 'Als je brigadier Hayward echter een paar uur kunt missen... ik kan wel enige hulp gebruiken bij mijn voorbereidingen.'

Met een nors gezicht legde D'Agosta zijn sigaar neer. 'Jezus, Pendergast, dat wordt een lange tocht. Dan blijf je de hele nacht weg.' 'Het zal nog wel langer gaan duren, vrees ik.' De FBI-agent legde de stift weer op het bureau. 'Als je na drie etmalen nog niet van me gehoord hebt...' Hij zweeg. Toen, plotseling, glimlachte hij en greep hij D'Agosta's hand. 'Een reddingsoperatie zou zinloos zijn.' 'En wat moet je al die tijd eten?'

Pendergast veinsde verbazing. 'Weet je dan niet meer hoe heerlijk een spoorkonijn au vin smaakt, geroosterd boven een open vuurtje?' D'Agosta grimaste en Pendergast glimlachte geruststellend. 'Vrees niet, inspecteur. Ik neem voorraden mee. Voedsel, kaarten, alles wat ik nodig heb.'

'Het lijkt de reis naar het middelpunt van de aarde wel,' zei D'Agosta hoofdschuddend.

'Inderdaad. Ik voel me een beetje als een ontdekkingsreiziger die op pad gaat naar onbekende streken, bevolkt door onbekende stammen. Eigenaardig idee dat dat allemaal recht onder onze voeten gaande is. Cui ci sono dei mostri, vriend. En nu maar hopen dat ik geen mostri tegen het lijf loop. Onze gewaardeerde Hayward komt me uitzwaaien.'

Pendergast bleef even roerloos staan, klaarblijkelijk in gedachten verzonken. Toen, na een laatste knik naar D'Agosta, beende hij het kantoor uit, de gang in. De zijde van zijn zwarte pak glansde dof onder het tl-licht. De laatste der grote ontdekkingsreizigers.