53
Margo zat woedend op de koude tegelvloer van het arsenaal. Ze wist niet zeker op wie ze bozer was: op D'Agosta omdat hij haar weer bij die rotzooi betrokken had, op Pendergast omdat hij haar niet wilde meenemen of op zichzelf omdat ze de zaak niet kon loslaten. Maar dat was iets wat ze simpelweg niet kon opbrengen. Nu werd duidelijk hoe lang de schaduw was die de museummoorden, de angstaanjagende laatste strijd in de kelders van het museum, over haar leven geworpen hadden. En nou dit nog, boven op de rest... Ze wist dat Pendergast haar veiligheid voor ogen gehad had, maar toch voelde ze zich onoverkomelijk gefrustreerd dat ze haar niet meegenomen hadden. Als ik er niet was geweest, hadden ze nu nog in het duister zitten tasten, dacht ze. Ik heb het verband gelegd tussen Mbwun en Whittlesey. Ik heb uitgedokterd wat er echt gebeurd was. Met een klein beetje meer tijd had ze misschien zelfs de knagende, verbijsterende vragen kunnen beantwoorden die nog open waren: de betekenis van de rest van Kawakita's cryptische dagboekfragmenten, wat hij gedaan had met het thyoxine, waarom hij in zijn laatste laboratorium vitamine D aan het maken geweest was... Die thyoxine was logisch. De dagboekfragmenten gaven aan dat Kawakita tegen het einde van gedachten veranderd was. Kennelijk besefte hij dat zijn laatste versies van glaze niet langer het lichaam, maar de geest misvormden. Misschien had hij zelfs gehoord van de gevaren voor het milieu als de planten in contact kwamen met zout water. Hoe dan ook, het leek duidelijk dat hij besloten had dat wat hij gedaan had, ongedaan te maken en de Liliceae mbwunensis in de grote vijver te doden. Dat zou een verklaring zijn voor zijn dood: het laatste dat ze wilden, was dat iemand hun toevoer zou afsnijden. Maar dat verklaarde nog niet wat hij in vredesnaam met die vitamine D aan het doen was. Kon die nodig zijn geweest voor het bepalen van de genetische sequentie? Nee, dat was niet mogelijk... Plotseling ging Margo recht overeind zitten en ademde snel in. Hij wilde de planten doden, dat weet ik zeker, dacht ze. En hij wist dat hij daarmee in levensgevaar verkeerde. Die vitamine D was dus niet voor de productie van glaze. Die was voor... Plotseling was het duidelijk. Even later krabbelde ze overeind. Ze mocht geen moment verliezen.
In een vlaag van energie begon ze laden open te rukken zodat de inhoud de gang in rolde, en haastig greep ze wat ze nodig had. Ze propte een zuurstofmasker, een nachtbril en dozen met holle 9-milli-meterkogels voor haar halfautomatische pistool in haar tas. Hijgend rende ze naar de deur van het arsenaal en keek rond in de grotere opslagruimte. Het moet hier ergens liggen, dacht ze. Ze begon langs de rijen houten kabinetten te hollen en las zo snel ze kon de formica-etiketten. Plotseling bleef ze staan, opende een van de kasten en nam er drie lege literflessen met soepele doppen uit. Ze zette ze naast haar tas op de grond, opende een andere kast en greep een paar gigantische flessen gedestilleerd water. Toen ging ze weer langs de rijen op zoek, zacht in zichzelf mompelend. Uiteindelijk bleef ze staan en rukte een deur open. De kast stond vol potten met pillen en tabletten. Koortsachtig las ze de etiketten tot ze vond wat ze nodig had. Ze holde terug naar haar tas.
Ze knielde, opende de potten en keerde ze boven de grond om zodat er kleine hoopjes witte pillen op de tegelvloer kwamen te liggen. 'Welke concentratie, Greg?' hoorde ze zichzelf hardop zeggen. Daar zou ze wel nooit achter komen: dan maar hoog gegokt. Met de onderkant van een van de potten stampte ze de pillen tot poeder en schepte een paar handen vol in elk van de literflessen. Ze vulde de flessen met water, schudde ze krachtig en bekeek de suspensie: een beetje grof, misschien, maar ze had geen tijd voor iets beters. Het spul zou spoedig oplossen.
Ze stond op en greep haar tas. Daarbij schopte ze de lege flessen met veel kabaal door de gang.
'Wie is daar?' klonk een stem. Te laat besefte ze dat ze vergeten was dat er buiten iemand op wacht stond. Snel propte ze de flessen in haar tas en slingerde die op weg naar de uitgang over haar schouder.
'Sorry,' zei ze. 'Dagdromen.' Ze hoopte dat ze oprecht klonk. De bewaker fronste en legde zijn tijdschrift weg. Hij begon overeind te komen.
'Welke kant is agent Pendergast ook weer uit gegaan?' vroeg ze haastig. 'Hij zei iets over sectie c.'
Het noemen van Pendergasts naam had het gewenste effect: de bewaker ging weer zitten. 'Liften vier, twee verdiepingen hoger en dan linksaf,' zei hij.
Margo bedankte hem en rende naar de wand met liften aan het eind van de gang. Ze keek op haar horloge toen de deuren dichtgingen en vloekte. Geen tijd. Woest drukte ze op de knop voor de lobby. Toen de deur openging, wilde ze een sprint trekken naar de deur. Er waren echter zoveel bewakers aanwezig dat het haar beter leek om rustig de hal door te lopen, haar bezoekerspasje in te leveren en de vochtige nacht van Manhattan binnen te stappen.
Buiten sprintte ze naar de stoeprand en de dichtstbijzijnde taxi.
'Fiftyninth en Lex,' zei ze terwijl ze naar binnen sprong en de deur achter zich dichtsloeg.
'Oké, maar snel zal dat niet gaan,' zei de chauffeur. 'Er is een of andere demonstratie of zo aan de gang bij het park, en het verkeer zit vaster dan het haar in de reet van een hond.'
'Doe daar dan wat aan,' zei Margo terwijl ze een briefje van twintig op de voorbank gooide.
De chauffeur racete naar het oosten, draaide op First Avenue naar het noorden en dook met levensgevaarlijke snelheid tussen het verkeer door. Ze kwamen tot 47th Street voordat ze moesten stoppen. Voor zich uit zag Margo een ware parkeerplaats vol auto's en vrachtwagens, met stationair draaiende motoren en blèrende claxons, zes parallelle strepen remlichten die ononderbroken over de donkere straat reikten. Meteen greep ze haar tas en tuimelde naar buiten, noordwaarts sprintend door het voetgangersverkeer. Zeven minuten later bereikte ze de metro-ingang van Bloomingdale's. Ze rende met twee treden tegelijk de trappen af en omzeilde de nachtbrakers zo goed ze kon. Haar schouder deed pijn door het gewicht van de tas. Boven het lawaai van motoren en claxons uit hoorde ze in de verte een vreemd, gedempt gebrul, alsof tienduizend mensen tegelijk aan het schreeuwen waren. Toen stond ze ondergronds en werd al het geluid geabsorbeerd, behalve het geknars van de metro's. Ze viste in haar zak naar een muntje, liep door het draaihek en racete de trappen naar de snelmetro af. Daar stond al een kleine menigte, samengedromd bij de verlichte trap.
'Zag je die kerels?' zei een jonge vrouw met een Columbia T-shirt. 'Wat was dat ding op zijn rug in vredesnaam?' 'Rattengif, waarschijnlijk,' zei haar metgezel. 'Die worden hier heel groot, weet je. Gisteravond nog, op station West Fourth Street, zag ik er een die zo groot was als een volwassen...' 'Welke kant zijn ze uit gegaan?' onderbrak Margo hen ademloos. 'Ze sprongen gewoon de rails op en holden richting centrum...' Margo rende naar het noordelijke uiteinde van het perron. Voor zich zag ze de metrorails het donker in lopen. Kleine plasjes stilstaand water lagen tussen de rails en glommen groen in het licht van de signalen die hier en daar stonden. Ze keek snel achterom om te zien of er geen metro aankwam, haalde toen diep adem en sprong de rails op.
'Daar gaat er weer een!' hoorde ze achter zich iemand roepen. Ze hees de tas in een gemakkelijker positie en zette het op een hollen. Ze probeerde uit alle macht om niet te struikelen in het grind of over het oneffen oppervlak van de constructie. Ze kneep haar ogen samen om in de verte te kijken en zocht tevergeefs naar vormen of silhouetten. Ze opende haar mond om Pendergasts naam te roepen, maar klapte abrupt haar kaken weer op elkaar. Verderop langs deze zelfde lijn had tenslotte kortgeleden de metromoord plaatsgevonden. Op het moment dat die gedachte door haar heen schoot, voelde ze hoe een vleugje wind het haar in haar nek deed opwaaien. Ze draaide zich om en voelde haar hart zinken: achter zich, in het donker, zag ze het rode ronde symbool van lijn vier, veraf maar onmiskenbaar.
Ze rende harder en ademde hijgend de verschaalde, vochtige lucht in. De metro bleef maar even staan om passagiers te laten in- en uitstappen, en dan ging hij weer op weg, vaart meerderend terwijl hij op haar afstormde. Koortsachtig keek ze om zich heen op zoek naar een werknisje of een andere plek waar ze even kon schuilen. Maar de tunnel liep glad en donker de verte in.
Achter zich hoorde ze nu het belletje van de sluitende deuren, het gesis van luchtremmen en het gezoem van de dieselmotoren terwijl de metro op snelheid kwam. Wild draaide ze zich om naar de enige beschikbare schuilplaats: de smalle strook tussen de rails naar het noorden en naar het zuiden. Voorzichtig stapte ze over de derde rail heen en dook ineen tussen de roestende liggers. Ze probeerde zich dunner te maken dan de spoorwissel die als een duistere waker naast haar stond.
De metro kwam dichterbij en er klonk een oorverdovende waarschuwingsfluit. Margo voelde hoe ze naar achteren gedrukt werd door de ziekmakende klap van de voorbijrazende metro en stak haar armen uit. Wanhopig greep ze naar de liggers om te voorkomen dat ze op de tegenoverliggende rails viel. De wagons kwamen in een flits van verlichte ramen voorbij, als een rol film die horizontaal voor haar gezicht wapperde, en verdwenen toen naar het noorden, lichtelijk schommelend en een regen van vonken uitbrakend. Hoestend van de stofwolken en met zingende oren stapte Margo de rails weer op en keek snel in beide richtingen. In de verte voor zich zag ze in de rode gloed van de verdwijnende trein, drie figuurtjes uit een nis in de tunnelwand stappen. 'Pendergast!' riep ze. 'Agent Pendergast, wacht!' De figuren bleven staan en draaiden zich naar haar om. Toen ze dichterbij kwam, herkende ze de smalle gelaatstrekken van de FBI-agent die roerloos in haar richting staarde. 'Dr. Green?' kwam de bekende lijzige stem.
'Jezus christus, Margo,' snauwde D'Agosta nijdig. 'Wat doe jij hier in vredesnaam? Pendergast had toch gezegd...' 'Hou je mond en luister,' siste Margo, en ze ging voor hen staan. 'Ik ben erachter wat Kawakita's bedoeling was met die vitamine D die hij in zijn lab aan het maken was. Die heeft niets te maken met de plant, of met glaze of wat dan ook. Hij was een wapen aan het maken.'
Ondanks het donker kon ze het ongeloof op D'Agosta's gezicht zien. Mefisto stond achter hem zwijgend toe te kijken, een duistere verschijning.
'Echt waar,' hijgde ze. 'We weten dat de Rimpelaars een hekel hebben aan licht, nietwaar? Maar ze hebben er niet zomaar een hekel aan, ze zijn er bang voor. Licht is levensgevaarlijk voor ze.' 'Ik weet niet zeker of ik dat begrijp,' zei Pendergast. 'Het gaat niet om het licht zelf, in feite. Het gaat om wat dat licht maakt. Zonlicht op huid zorgt voor de aanmaak van vitamine D, nietwaar? En als vitamine D gevaarlijk is voor die wezens, dan krijgen ze vreselijke pijn of kunnen ze zelfs doodgaan van direct licht. Daarom zijn een paar van mijn kweken doodgegaan. Ze hadden de hele nacht onder de lamp gestaan. Misschien is dat zelfs de verklaring voor de naam van de Rimpelaars. De huid van iemand met een gebrek aan vitamine D krijgt vaak een rimpelig, leerachtig aanzien. En gebrek aan vitamine D veroorzaakt osteomalacia, waarbij de botten week worden. Weet je nog dat dr. Brambell zei dat Kawakita's skelet er bijna uitzag of hij een vreselijke vorm van rachitis had? Nou, dat was ook zo.'
'Maar dat is allemaal pure speculatie,' zei D'Agosta. 'Hoe zit het met bewijzen?'
'Waarom was Kawakita het anders aan het maken?' riep Margo uit. 'Vergeet niet dat het voor hem precies even giftig was. Hij wist dat de wezens achter hem aan zouden komen als hij hun voorraad zou vernietigen. En dat ze in het wilde weg aan het moorden zouden slaan als ze de drug niet meer kregen. Nee, hij moest zowel de planten als de wezens zelf doden.'
Pendergast knikte. 'Dat klinkt als de enig mogelijke verklaring. Maar waarom ben je dat hele eind gekomen om dat te vertellen?' Margo klopte op haar tas. 'Omdat ik hier drie liter vitamine D in oplossing heb.'
D'Agosta snoof. 'Nou en? We hebben niet bepaald gebrek aan vuurkracht.' 'Als er daar beneden evenveel zitten als we vermoeden, kun je godsonmogelijk voldoende vuurkracht meeslepen om ze allemaal tegen te houden,' zei Margo. 'Weet je nog wat ervoor nodig was om Mbwun te doden?'
'Het is de bedoeling dat we confrontaties uit de weg gaan,' zei Pendergast.
'Maar jullie nemen geen enkel risico met al die wapens op zak,' antwoordde Margo. 'Met kogels kun je ze misschien verwonden. Maar hiermee,' - ze gebaarde naar haar tas -, 'hiermee tref je ze recht in het hart.'
Pendergast zuchtte. 'Uitstekend, dr. Green,' zei hij. 'Geef maar hier. We nemen elk een fles.'
'Geen denken aan,' zei Margo. 'Ik draag de flessen. En ik ga mee.' 'Daar komt weer een metro,' onderbrak Mefisto hen. Pendergast was even stil. 'Ik heb al eerder uitgelegd dat dit geen...' 'Ik ben hier nu,' zei Margo, en ze hoorde de woede en de vastberadenheid in haar eigen woorden, 'en er is geen denken aan dat ik nu nog terugga. En je hoeft me niet te vertellen hoe gevaarlijk het is. Wil je dat ik een briefje teken dat ik geen schade zal claimen als ik een schram oploop? Prima. Geef maar hier.'
'Dat zal niet nodig zijn,' zei Pendergast met een diepe zucht. 'Uitstekend, dr. Green. We kunnen geen tijd verdoen met ruzie maken. Mefisto, breng ons naar beneden.'