59
Margo nam een diepe teug adem uit haar zuurstofmasker en gaf het toen aan Smithback. De zuurstof bezorgde haar meteen een helder hoofd, en ze keek om zich heen. Voor aan de groep was Pendergast bezig briketten van kneedbare explosieven rond de basis van een open luik te plaatsen. Telkens wanneer hij een nieuwe lading uit zijn pak haalde en aanbracht, krulden er wolken van stof en schimmelsporen omhoog vanaf de grond, zodat hij even niet te zien was. Achter haar stond D'Agosta, wapen in de aanslag. Mefisto stond een eindje verderop, zwijgend en roerloos, zijn ogen roodgloeiende kolen in het donker.
Pendergast schoof de lonten in de c-4, keek op zijn eigen Patek Philippe en stelde zorgvuldig de tijd in. Toen tilde hij zijn bepakking op en kwam zwijgend overeind, als teken dat het tijd werd om naar de volgende plek te gaan. Van de kringen van zijn nachtbril tot aan de onderkant van zijn kin was Pendergast een masker van lichtgrijs stof. Zijn normaal onberispelijke zwarte pak was gescheurd en zat onder de modder. Onder andere omstandigheden zou hij er idioot uitgezien hebben. Maar Margo was niet in de stemming om te lachen. Het stonk zo vreselijk in de tunnel dat ze merkte dat ze een beschermende hand over haar neus en mond geslagen had. Ze gaf het op en nam nog een teug zuurstof.
'Niet te veel van dat spul,' fluisterde Smithback. Hij glimlachte zwakjes, maar zijn blik bleef grimmig in de verte staren. Ze liepen door de smalle gang. Margo hielp Smithback het donker door. Gigantische ijzeren haken hingen een meter of drie uit elkaar aan het plafond. Een paar minuten later stopten ze weer terwijl Pendergast op de kaart keek. Toen nam hij de explosieven uit Margo's bepakking en plaatste die in een nis vlak onder het plafond. 'Prima,' zei hij. 'Nog één stel en dan kunnen we weer naar boven. We zullen snel moeten zijn.'
Hij begon de gang in te lopen maar bleef abrupt staan.
'Wat is er?' fluisterde Margo, maar Pendergast hief zijn hand om haar te doen zwijgen.
'Hoor je dat?' vroeg hij uiteindelijk zachtjes.
Margo luisterde, maar hoorde niets. De bedompte, stinkende atmosfeer leek wel een berg watten waarin ieder geluid gedempt werd.
Maar nu hoorde ze iets: een doffe klap, en nog een, alsof er diep onder hun voeten een donderslag klonk. 'Wat is dat?' vroeg ze.
'Dat weet ik niet precies,' mompelde Pendergast. 'Dat zijn toch niet de duikers die hun explosieven de lucht in jagen?' Pendergast schudde zijn hoofd. 'Het klinkt niet krachtig genoeg voor springstof. Bovendien, het is te vroeg.' Hij luisterde even, fronsend, en gebaarde hun toen verder te gaan. Margo bleef vlak achter hem lopen, Smithback bij de hand meevoerend, terwijl de gang rees en daalde en een krankzinnige loop volgde door de rotsbodem heen. Ze begon zich af te vragen wie die gang geconstrueerd kon hebben, misschien wel dertig verdiepingen onder de straten van Manhattan. Als in een droom zag ze zichzelf over Park Avenue lopen, maar de weg zag eruit als een dun velletje asfalt over een gigantisch netwerk van schachten, tunnels, gangen en gaanderijen heen, diep de aarde in duikend en gonzend als een wespennest door de activiteiten van... Ze schudde haar hoofd heftig en nam nog een snuifje zuurstof. Toen haar gedachten opklaarden, besefte ze dat het gedempte geluid nog steeds van ergens onder haar voeten klonk. Maar nu klonk het anders: het had een ritme, als het geluid van een stampende machine, aanzwellend, afnemend en weer aanzwellend.
Pendergast bleef opnieuw staan. 'We spreken alleen nog op fluistertoon. Begrepen? Vincent, hou je lantaarn klaar.' Voor hen eindigde de tunnel in een grote plaat ijzer, onderbroken door meer haken. Midden in de metalen wand bevond zich een openstaande deur en Pendergast glipte erdoorheen, zijn vlammenwerper in de aanslag. De vlammende punt schoot van links naar rechts en liet een gekriebel van nagloeiende sporen achter op Margo's bril. Even later draaide hij zich om en gebaarde dat de groep hem moest volgen.
Toen ze voorzichtig in de omsloten ruimte stapte, besefte Margo dat het geluid onder haar voeten een trommel was, en dat de klanken vermengd waren met een laag, mompelend gezang. D'Agosta stootte haar van achteren aan toen hij de ruimte binnenstapte, en met een scherpe ademhaling sprong ze naar voren. Langs een wand zag ze koperen hendels en raderen, de gebroken wijzers bedekt met een korst van koperoxide en vuil. In de verste hoek stonden een gigantische katrol en een paar verroeste generatoren. Pendergast liep met snelle passen naar het midden van het vertrek en knielde neer bij een metalen deksel. 'Dit was de centrale schakelkamer voor de Astor Tunnels. Als ik me niet vergis, zitten we recht boven het Kristallen Paviljoen. Dat was de particuliere wachtkamer onder het Knickerbocker Hotel. Hiervandaan kunnen we in het paviljoen kijken.'
Hij wachtte totdat de groep volkomen stil was en schoof toen de verroeste beugels van het deksel weg en liet het voorzichtig opzij glijden. Margo zag een flakkerend licht omhoogschijnen, en de geitachtige geur, die oude vertrouwde lucht van nachtmerries, werd sterker. Het geluid van trommels en gedempt gezang zwol aan. Pendergast tuurde naar beneden en de flakkerende gloed vanuit het Kristallen Paviljoen likte speels over zijn gezicht. Hij bleef een hele tijd kijken en toen stapte hij langzaam achteruit. 'Vincent,' zei hij, 'misschien moet jij ook even kijken.'
D'Agosta stapte naar voren, schoof zijn bril op zijn voorhoofd en keek door het gat. In het zwakke licht zag Margo zweetdruppels op zijn voorhoofd opwellen, en onwillekeurig ging zijn hand naar de greep van zijn pistool. Zwijgend stapte hij achteruit. Toen voelde Margo hoe Smithback zich naar voren drong. Hij staarde, luid door zijn neus ademend, en leek amper met zijn ogen te knipperen.
'Ach, een loopse schrijver,' fluisterde Mefisto sarcastisch. Maar Margo vond niet dat Smithback eruitzag alsof hij genoot van wat hij zag. Zijn handen begonnen te trillen, eerst licht en vervolgens bijna onbeheersbaar. Hij stond toe dat D'Agosta hem wegtrok van de opening, en op zijn gezicht lag een uitdrukking van afgrijzen bevroren.
Pendergast gebaarde naar Margo. 'Dr. Green, kunt u me uw mening geven,' fluisterde hij.
Ze knielde bij het gat, tilde haar bril op en staarde omlaag naar de holle ruimte. Het duurde even voordat tot haar wilde doordringen wat daar onder haar lag. Ze keek door de restanten van een oude kroonluchter heen naar het middelpunt van een reusachtige ruimte. Ze zag de ruïnes van wat ooit een bijzonder elegant vertrek geweest was: dorische zuilen, gigantische muurschilderingen en gerafelde fluwelen draperieën vormden een scherp contrast met de modder en het vuil op de wanden. Recht onder zich, tussen de gebarsten armen van de luchter en het bungelende kristal door, zag ze de schedelhut die Pendergast beschreven had. Minstens honderd figuren met kappen op stampten en schuifelden voor de hut, heen en weer zwenkend en bezig met een toonloos, onverstaanbaar gezang. In de verte hield het tromgeroffel aan terwijl meer gestalten binnenstroomden, hun plaatsen innamen en meezongen. Margo staarde, knipperde met haar ogen en staarde opnieuw met een mengeling van fascinatie en afschuw. Geen twijfel mogelijk: dit waren de Rimpelaars.
'Het lijkt wel een soort ritueel,' fluisterde ze.
'Inderdaad,' antwoordde Pendergast vanuit het donker naast haar. 'Ongetwijfeld is dit de andere reden waarom er nooit mensen vermoord werden bij volle maan. Het ritueel, wat het ook is, vindt nog steeds plaats. De vraag is, wie of wat leidt het, nu Kawakita dood is?'
'Het is heel goed mogelijk dat er een of andere staatsgreep heeft plaatsgevonden,' zei Margo. 'In primitieve samenlevingen kwam het vaak voor dat de sjamaan werd gedood en vervangen door een rivaliserende sjamaan, meestal een dominante figuur uit de groep zelf.' Ze keek, geïntrigeerd ondanks de grote angst en afschuw die ze voelde. 'Mijn god, dit zou Frock moeten zien.'
'Ja,' antwoordde Pendergast. 'Als een van die wezens Kawakita's plaats heeft ingenomen en hem daarbij gedood heeft, dan verklaart dat waarom er zoveel vaker en zoveel fanatieker wordt gemoord.' 'Kijk eens naar die manier van lopen,' fluisterde Margo. 'Bijna alsof ze o-benen hebben. Kan beginnende rachitis zijn. Als ze geen vitamine D in hun systeem kunnen opnemen, dan krijg je dit.' Plotseling was er enige opschudding en een koor van keelgeluiden buiten Margo's blikveld. De groep Rimpelaars schuifelde uiteen. Na een reeks lage kreten zag Margo een figuur, net als de rest gehuld in cape met capuchon, die langzaam in beeld gedragen werd in een draagstoel van botten en gevlochten leer. Voor haar ogen naderde de processie de hut, onwerkelijk in het flikkerende licht. De draagstoel werd naar binnen gebracht en het gezang zwol aan totdat het door het hele vertrek galmde.
'Zo te zien is de sjamaan gearriveerd,' zei ze ademloos. 'De ceremonie, wat die ook inhoudt, kan ieder moment beginnen.' 'Zouden we niet eens op pad gaan?' hoorde ze D'Agosta mompelen. 'Ik vind het vervelend om dit National Geographic-moment te moeten onderbreken, maar er zit daar een kilo of vijftien aan zware explosieven in de gang, en die gaan zo af.'
'Dat klopt,' zei Pendergast. 'En we moeten nog een laatste lading aanbrengen.' Hij legde zijn hand op Margo's arm. 'We moeten ervandoor, dr. Green.'
'Nog heel even, alsjeblieft,' siste ze. De menigte beneden haar werd iets onrustiger toen een tiental figuren in capes binnenkwamen en recht op de hut afliepen. Bij de ingang knielden ze en schikten een aantal kleine zwarte voorwerpen in een halve cirkel. Het gezang ging door terwijl een gestalte met twee brandende toortsen de hut uit stapte.
Margo hield haar gezicht bij de opening om maar te kunnen achterhalen wat die zwarte dingen waren. Het waren er zes, en van haar uit bekeken leken het onregelmatig gevormde rubberballen. Ze vormden duidelijk een integraal onderdeel van de ceremonie. De Chudzi-stam uit Natal, wist ze nog, gebruikte ronde stenen, wit en rood geverfd, als symbool voor de dagelijkse cyclus van... Toen gaf een van de figuren een ruk aan het dichtstbijzijnde voorwerp zodat de zwarte rubber hoes wegzakte, en Margo deed instinctief een stap naar achteren terwijl ze een kreun van afgrijzen onderdrukte.
Snel bukte Pendergast zich naar de opening. Hij bleef een tijdje naar beneden staren. Toen stond hij op en liep weg. 'De duikers zijn we kwijt,' zei hij.
Mefisto kwam naar voren en keek omlaag naar de flakkerende ruimte. Zijn lange ongekamde baard kreeg een duivelse tint door de rode gloed. 'En, kinderen, vergeet niet dat je nooit vlak na het eten moet gaan zwemmen,' mompelde hij tegen hen. 'Denk je dat ze hun ladingen hebben aangebracht voordat ze...' D'Agosta's stem stierf weg in het donker.
'Dat kunnen we alleen maar hopen,' mompelde Pendergast. Hij schoof het deksel weer op zijn plaats. 'We plaatsen de laatste explosieven en we vertrekken zolang het nog kan. Blijf in positie. Denk eraan dat we nu praktisch in hun nest zitten. Wees superwaakzaam.' 'Superwaakzaam,' snoof Mefisto.
Pendergast staarde de daklozenleider met mild verwijt aan. 'We zullen een andere keer bespreken hoe slecht jij over mij denkt, en wat ik vind van jouw smaak in haute cuisine,' zei hij terwijl hij zich omdraaide naar de uitgang.
Ze vertrokken door een passage aan de andere kant van de ruimte en liepen snel de gang door. Na een meter of honderd bleef Pendergast staan op een plek waar een stenen tunnel van beneden af omhoogkwam en samenliep met de hoofdgang. Het getrommel steeg duidelijk hoorbaar op vanuit de smalle pijp.
'Vreemd,' zei de FBI-agent met een blik op de kruisende tunnel. 'Deze toegangsroute staat niet op mijn kaart. Ach, het zal wel niet uitmaken; de laatste lading moet deze hele structuur van losse onderdelen toch omverhelpen.'
Ze liepen verder en kwamen even later bij de ingang van iets wat leek op een oude onderhoudsruimte. Tegen een van de wanden waren gigantische verroeste wielen opgestapeld, plus allerlei zaken die er in Margo's ogen uitzagen "als signalerings- en schakelapparatuur. Op een rottend tafeltje stond een blikken lunchtrommel; daarin zag Margo het oude, uitgedroogde karkas van een half haantje. Het zag ernaar uit dat de ruimte in allerijl verlaten was.
'God, wat een plek,' zei D'Agosta. 'Bij zoiets vraag je je werkelijk af wat nou eigenlijk het verhaal van die tunnels is.' 'Dan wel of iemand dat bijna een eeuw later nog weet,' zei Pendergast. Hij knikte naar een met metaal afgezette deur in de hoek tegenover hen, tussen stapels stoffige apparaten in. 'Dat is de onderhoudstrap omlaag naar de Astor Tunnels. Hier brengen we de laatste lading aan.' Hij trok nog een briket explosieven uit zijn tas en rolde die door de modder onder zijn voeten. 'Waarom doe je dat?' vroeg D'Agosta. 'Camouflage?' 'Precies,' antwoordde Pendergast fluisterend terwijl hij de springstof rond de basis van een cementen pilaar kneedde. 'Hier komen zo te zien meer mensen voorbij.' Hij knikte ter illustratie de tunnel in. 'Jezus,' hijgde Margo. De vloer van de gang waar ze net doorheen gekomen waren, vertoonde sporen van talloze blote voeten. Ze groef naar haar masker en nam een diepe teug zuurstof. De luchtvochtigheid lag om en nabij de honderd procent. Ze ademde nogmaals diep in door het masker en hield het toen Smithback voor. 'Bedankt,' zei hij terwijl hij tweemaal diep ademde. Margo zag dat er een doffe glans terugkeerde in zijn ogen. Zijn haar hing slap over zijn voorhoofd en zijn shirt was gescheurd en zat vol bloedvlekken. Arme Bill, dacht ze. Hij ziet eruit als iets dat zojuist uit een riool gekropen is. En eigenlijk is dat niet eens zo ver bezijden de waarheid. 'Wat was er boven aan de hand?' vroeg Margo, in de hoop dat ze hem uit zijn herinneringen kon wekken.
'De hel was aan het losbreken,' antwoordde de journalist terwijl hij haar plechtig het masker teruggaf. 'Midden in de demonstratie van Wisher kwamen honderden mollen naar boven. Precies op Broadway. Ik hoorde iemand zeggen dat de politie de tunnels onder 59th Street en het park had bestookt met traangas.'
'Mollen, klerk?' siste Mefisto. 'Ja, inderdaad, wij zijn mollen. Wij mijden het licht, niet vanwege de warmte of de heldere schijn, maar vanwege wat dat licht ons toont. Veilheid en corruptie, en ontelbare nutteloze werkbijén op tredmolens. "Een menigte liep op London Bridge, zovelen. Ik wist niet dat zovelen reeds gestorven waren."' 'Hou je kop,' snauwde D'Agosta. 'Breng me maar gewoon terug naar die veile en corrupte wereld, en dan beloof ik jou dat je in het diepste strontgat mag zakken dat je kunt vinden en dat ik van mijn levensdagen niet naar je zal komen zoeken.'
'Terwijl jullie de lucht vulden met strofe en antistrofe, heb ik de laatste lading geplaatst,' zei Pendergast. Hij wreef in zijn handen en gooide de nu lege munitietas weg. 'Ik sta ervan te kijken dat jullie dat hele onwelriekende nest nog niet naar ons toe gelokt hebben met jullie gekibbel. Laten we naar buiten gaan, zo snel mogelijk. We hebben minder dan een halfuur.' Hij ging hen voor de opslagruimte uit. Plotseling bleef hij staan. Er volgde een korte stilte. 'Vincent,' hoorde Margo hem fluisteren. 'Ben je zover?' 'Vanaf mijn geboorte al.'
Pendergast controleerde de kop van de vlammenwerper. 'Indien nodig zal ik vuren, en dan trekken we ons terug. Wacht totdat de vlammen gedoofd zijn voordat je verdergaat. Dit ding vuurt een snel, schoon opbrandend mengsel af, ontwikkeld voor gevechten op korte afstand, maar de brandstof blijft een paar seconden aan oppervlakken kleven voordat hij opbrandt. Begrepen? Zet je brillen af en vergeet niet om je ogen dicht te doen tegen het licht. Wacht tot ik een teken geef. Alle anderen, wapens in de aanslag.' 'Wat is het?' fluisterde Margo. Ze haalde haar Glock te voorschijn en klapte de beveiliging weg. Toen rook ze het: de gore stank van de wezens, die als een geestverschijning in de lucht hing. 'We moeten langs die toegangsspleet,' fluisterde Pendergast vervolgens. 'Kom op.'
Toen klonk er plotseling gekrabbel in de tunnel voor hen en onder hen. Pendergast bracht zijn hand omlaag en D'Agosta zette de straal op halve kracht. Tot haar vreselijke angst zag Margo een troep wezens in lange jassen door de gang naar hen toe klauteren. Ze verplaatsten zich met misselijkmakende snelheid. Opeens leek alles tegelijk te gebeuren: Pendergast slaakte een kreet, er klonk een scherpe knal uit D'Agosta's lichtgeweer en door de tunnel schoot een witte bundel met een bijna bovennatuurlijke helderheid, zodat de vage zwarte omtrekken van de rots ineens kleuren aannamen. Er klonk een vreemd, motterig gebrul en vanuit de vlammenwerper schoot een blauw-oranje vlam. Margo stond achter de FBI-agent, maar toch voelde ze een verschrikkelijke golf van hitte over haar gezicht strijken. De stroom trof de aanstormende wezens met een luide knal en een vuurstorm van rondvliegende vonken. Even liepen de wezens gewoon door, zodat het leek alsof de voorste rijen eigenaardige, opbloeiende mantels van vuur aanhadden, die opkrinkelden en tot as vergingen. Het lichtgeweer ging uit, maar een vreselijk beeld van gebochelde, misvormde lichamen, gehuld in brandend vlees, met rondmaaiende benen naar voren vallend, had zich voorgoed in Margo's geheugen genesteld.
'Terugtrekken!' gilde Pendergast.
Ze wankelden terug naar de opslagruimte terwijl Pendergast nogmaals een vlammenzee op de wezens afvuurde. In de uitbarsting van oranje licht zag Margo nog een groot aantal schepsels door de toegangspijp naar hen toe hollen. Instinctief hief ze haar pistool en vuurde een paar schoten af. Twee schepsels sloegen naar achteren en gingen verloren in het flakkerende duister. Vagelijk was ze zich ervan bewust dat ze Smithback in de verwarring was kwijtgeraakt. Naast haar oor klonk een explosie en beide lopen van Mefisto's geweer gingen af. Ze hoorde iemand schreeuwen, misschien was ze het zelf, en het koortsige, onsamenhangende gegil van pijn van de gewonde wezens. Toen klonk er een zware dreun en een gigantische explosie schudde de hele tunnel door elkaar terwijl D'Agosta een granaat naar de groep wierp.
'Snel!' zei Pendergast. 'De onderhoudstrap af!' 'Ben jij gek?' riep D'Agosta. 'Dan zitten we als ratten in de val!' 'Dat zitten we al,' kwam het antwoord. 'Ze zijn met veel te velen. Als er hier strijd uitbreekt, explodeert de C-4 misschien. In de Astor Tunnels hebben we tenminste een kans. Vooruit!' D'Agosta rukte de met metaal afgezette deur open en de groep strompelde naar beneden. Pendergast bleef wat achter omdat hij tongen van vuur de tunnel in bleef werpen. Scherpe rook wolkte omlaag en brandde in Margo's ogen. Ze knipperde tegen de tranen en zag weer een figuur in een lange jas achter hen aan hollen, met fladderende capuchon, het gerimpelde gezicht vertrokken van woede en een puntig vuurstenen mes hoog geheven. Ze ging met gespreide benen en geknikte knieën staan en leegde de rest van haar patroon in het monster. Bijna ontspannen zag ze hoe de kogels met hun holle punten opbloeiden als ze het leerachtige vlees raakten. De figuur viel maar daarvoor in de plaats kwam alweer een ander. De vlammenwerper sprak even en de figuur stortte achterover, dansend en stuiptrekkend in een krans van vuur.
Ze kwamen uit in een klein vertrek met een hoog plafond, waarvan de wanden en de vloer betegeld waren. Vanachter een gotische boog was de rode gloed van de ceremonie te zien. Margo keek snel om zich heen en liet haar patronen kletterend op de grond vallen terwijl ze wanhopig haar pistool laadde. De lucht was vol rook, maar tot haar opluchting voelde ze dat er verder niemand was. Het leek wel een soort tweede wachtkamer, misschien voor kinderen: er stonden een paar lage tafeltjes, sommige nog met een schaak- of damspel of een backgammonbord erop, de stukken gehuld in dikke lagen spinnenweb.
'Jammer voor zwart,' zei Mefisto met een blik op de dichtstbijzijnde tafel terwijl hij zijn geweer openbrak en opnieuw laadde. 'Hij stond een pion voor.'
Op de trap klonk geluid en een nieuwe groep Rimpelaars kwam vanuit het donker op hen af. Pendergast hurkte en zond een lange vlam hun kant uit. Margo vuurde vanuit de haar aangeleerde houding, en het geknal van haar pistool ging verloren in de algemene herrie. Achter de boog was beweging als teken dat er vanuit het paviljoen zelf weer dieren op hen afkwamen. Ze keek hoe Smithback, koortsachtig in de weer met zijn bazooka, werd overmeesterd en naar de grond gesleurd. Pendergast stond met zijn rug tegen de tegelwand en stuurde een wijde boog van vlammen over de schepsels heen. Met een eigenaardig gevoel van onwerkelijkheid richtte ze op de hoofden van de wezens voor haar en begon de trekker over te halen. Eén wezen viel, een tweede ook, en toen was haar pistool leeg. Ze holde zo snel als ze durfde naar achteren terwijl ze in haar tas naar nieuwe munitie graaide. Toen was er overal om haar heen beweging: armen als stalen kabels werden om haar nek geslagen en scheurden het wapen uit haar hand, een ranzige lucht als de adem van een lijk vulde haar zintuigen, en ze sloot haar ogen. Ze slaakte een kreet van pijn, angst en woede en probeerde zich zo goed ze kon voor te bereiden op de onvermijdelijke dood.