9

Margo liep naar de deur toe en zag met afgrijzen dat die nog even smerig was als vroeger. Zelfs in een museum dat bekendstond om zijn hoge stoftolerantie was de deur naar het laboratorium voor fysische antropologie, de Skeletkamer zoals het vertrek in de wandelgangen genoemd werd, bijna onvoorstelbaar goor. Dit kan niet schoongemaakt zijn sinds het begin van de eeuw, dacht ze. Een patina van huidvetten overdekte de deurknop en het gebied daaromheen als een glanzend vernis. Ze overwoog een tissue uit haar tas te pakken maar liet die gedachte varen, pakte de knop stevig beet en draaide hem om. Als gebruikelijk was het vertrek schemerig verlicht en ze moest haar ogen halfdicht knijpen om de rijen metalen laden te zien die tot aan het plafond rezen als planken in een reusachtige bibliotheek. Elk van de twaalfduizend laden bevatte de overblijfselen van een menselijk skelet, geheel of in delen. Hoewel de meeste toebehoorden aan volkeren uit Afrika en Noord- en Zuid-Amerika, ging Margo's belangstelling uit naar de deelverzameling skeletten die eerder met medische dan met antropologische doeleinden verzameld waren. Dr. Frock had voorgesteld dat ze als eerste stap de overblijfselen zouden bestuderen van mensen met acute botafwijkingen. Misschien, luidde zijn hypothese, konden slachtoffers van ziekten als acromegalie of het Proteussyndroom enig licht werpen op het bizarre skelet dat op hen lag te wachten onder het blauwe plastic bij Forensische antropologie. Terwijl ze haar weg zocht tussen de torenhoge verzameling slaakte Margo een zucht. Ze wist dat de op handen zijnde confrontatie niet plezierig zou zijn. Sy Hagedorn, beheerder van het lab voor fysische antropologie, was bijna even oud en verdord als de skeletten waarover hij waakte. Samen met Curley bij de personeelsingang, Emma-line Spragg van de afdeling ongewervelden en een paar anderen was Sy Hagedorn een van de laatsten van de oude garde van het museum. Ondanks de gedigitaliseerde database van de museumcollectie weigerde hij stelselmatig om zijn catalogiseringsmethoden naar de twintigste eeuw te tillen. Toen haar vroegere collega Greg Kawakita zijn kantoor in het lab had ingericht, had hij telkens wanneer hij zijn laptop opende, Hagedorns verpletterende minachting moeten verduren. Achter Hagedorns rug had Kawakita hem de bijnaam 'Stumpie' gegeven. Alleen Margo en een paar andere doctoraalstudenten van Frock hadden geweten dat die naam niet verwees naar Hagedorns kleine gestalte, maar naar de Stumpiniceps troglodytes, een doodgewone platvis die tijdens het Carboon de oceanen had bevolkt. Bij de gedachte aan Kawakita fronste Margo met een schuldig gevoel haar wenkbrauwen. Een maand of zes geleden had hij een bericht achtergelaten op haar antwoordapparaat. Hij had zijn excuses aangeboden voor het verloren contact en had gezegd dat hij haar moest spreken en dat hij het de volgende avond rond dezelfde tijd nog eens zou proberen. Toen haar telefoon op het bewuste tijdstip vierentwintig uur later was overgegaan, had Margo automatisch haar arm uitgestrekt maar was ze verstard, haar hand niet meer dan tien centimeter van de hoorn verwijderd. Toen het antwoordapparaat aanging sprak niemand een bericht in, en ze had haar hand langzaam teruggetrokken terwijl ze zich afvroeg welk instinct haar had verhinderd Kawakita's telefoontje te beantwoorden. Maar op datzelfde moment wist ze het. Kawakita was er ook bij geweest... samen met Pendergast, Smithback, inspecteur D'Agosta en zelfs dr. Frock. Zijn extrapolatieprogramma was de sleutel geweest waardoor ze Mbwun hadden begrepen: het schepsel dat het museum had geterroriseerd en dat nog steeds rondwaarde in haar dromen. Hoe egoïstisch het ook was, ze had beslist geen behoefte aan een gesprek met iemand die haar onnodig zou herinneren aan die afschuwelijke tijd. Raar eigenlijk, nu ze tot aan haar oren in een onderzoek zat dat... Plotseling schraapte iemand op overdreven wijze zijn keel en Margo keerde terug naar het heden. Ze keek op en zag een kleine man voor zich staan, met een versleten tweed pak en een gelooid gezicht met ontelbare rimpels.

'Ik dacht al dat ik iemand hoorde ronddwalen te midden van mijn skeletten,' zei Hagedorn met gefronst voorhoofd, de korte armpjes voor zijn borst gevouwen. 'Wel?'

Onwillekeurig voelde Margo hoe ergernis de plaats van haar dagdromen innam. Zijn skeletten, welja. Ze onderdrukte haar irritatie en haalde een blad papier uit haar tas. 'Dr. Frock wil deze specimens in het lab voor forensische antropologie hebben,' zei ze terwijl ze het papier aan Hagedorn gaf.

Hij liet zijn blik eroverheen glijden en fronste nog dieper. 'Drié skeletten?' zei hij. 'Dat is wel wat ongebruikelijk.' Krijg wat, Stumpie, dacht ze. 'Het is belangrijk dat we ze onmiddellijk tot onze beschikking hebben,' zei ze. 'Als er een probleem is, weet ik zeker dat dr. Merriam alle papieren zal tekenen die nodig zijn.' Het noemen van de naam van de directeur had het gewenste effect. 'O, goed dan. Maar ongebruikelijk blijft het. Kom mee.'

Hij nam haar mee terug naar een oeroud houten bureau, hevig gekrast en gevlekt door jaren van verwaarlozing. Achter het bureau stond, in rijen piepkleine laatjes, Hagedorns archiefsysteem. Hij controleerde het eerste nummer van Frocks lijst en liet een magere gele vinger langs de laden glijden. Uiteindelijk stopte hij, trok een la naar buiten en bladerde door de kaarten. Hij plukte er een uit, met een verongelijkt keelschrapen. '1930-262,' las hij. 'Dat moet mij natuurlijk weer overkomen. Allerbovenste rij. Ik ben ook niet meer de jongste, moet je weten. Ik word duizelig als ik zo hoog klim.' Plotseling zweeg hij. 'Dit is een medisch skelet,' zei hij terwijl hij op een rode stip in de rechterbovenhoek van de kaart wees. 'Dat zijn het alle drie,' antwoordde Margo. Hoewel het duidelijk was dat Hagedorn op een verklaring wachtte, bleef ze koppig zwijgen. Tot slot schraapte de beheerder nogmaals zijn keel. Zijn wenkbrauwen trokken samen door de uitzonderlijke aard van dit verzoek. 'Als je erop staat,' zei hij terwijl hij de kaart over het bureau naar haar toe schoof. 'Hier tekenen, met je toestelnummer en je afdeling, en bij "Supervisor" zet je Frocks naam.'

Margo keek naar het smoezelige papier, de randen zacht van ouderdom en gebruik. Een bibliotheekkaart, dacht ze. Wat ouderwets. De naam van het skelet stond keurig bovenaan: Homer Maclean. Dat was inderdaad een van Frocks verzoeknummers: een slachtoffer van neurofibromatose, als ze zich goed herinnerde. Ze boog zich voorover om haar naam op de eerste lege regel te schrijven en stopte abrupt. Daar, drie of vier namen hoger op de lijst eerdere onderzoekers, stonden de hanenpoten die ze zich maar al te goed herinnerde: G.S. Kawakita, Antropologie. Vijf jaar tevoren had hij ditzelfde skelet aangevraagd voor onderzoek. Zo vreemd was dat niet, veronderstelde ze. Greg was altijd gefascineerd geweest door het ongebruikelijke, het abnormale, de uitzondering op de regel. Misschien was hij daarom aangetrokken geweest tot dr. Frock en diens theorie over fractale evolutie.

Ze herinnerde zich Gregs opvallende gewoonte om ditzelfde magazijn te gebruiken voor zijn hengeloefeningen. Bijna iedere koffiepauze kwam hij hier vliegen uitgooien door de smalle gangen. Als Hagedorn niet in de buurt was, uiteraard. Ze onderdrukte een grinnik. Oké, nam ze zich voor, vanavond zoek ik Gregs nummer op in het telefoonboek. Beter laat dan nooit.

Er klonk een hoge, ratelende ademhaling en ze keek op van de kaart naar de kleine, ongeduldige oogjes van Hagedorn. 'Je naam wil ik,' zei hij stekend. 'Geen dichtregel. Denk niet zo diep na en schiet op, wil je?'