4

Bill Smithback slenterde nonchalant langs de grootse façade van Central Park South nummer negen, een statig gebouw van McKim, Mead en White, opgetrokken in baksteen met zandstenen ornamenten. Onder de met goudgalon afgezette overkapping die tot aan de straat-rand reikte, stond een handvol portiers. Hij zag een groot aantal andere dienstwilligen klaarstaan in de luxueuze lobby. Zoals hij al gevreesd had, was dit een van die belachelijk overbemande flats aan het park. Dit werd zwaar. Heel zwaar.

Hij sloeg de hoek van Sixth Avenue om en bleef even staan om na te denken over de beste aanpak. Hij tastte in de buitenzak van zijn sportjack en vond de opnameknop van zijn microcassetterecorder. Als het zover was, kon hij die ongemerkt aanzetten. Hij keek naar zijn spiegelbeeld, dat hem aanstaarde tussen talloze Italiaanse schoenen in een etalage. Hij zag eruit als het toonbeeld van yuppiedom, althans voor zover zijn garderobe dat toeliet. Hij haalde diep adem en liep de hoek weer om. Met zelfverzekerde tred stapte hij op de crèmekleurige overkoepeling af. De dichtstbijzijnde van de twee portiers keek hem onverstoorbaar aan, een gehandschoende hand op de gigantische messing deurknop. 'Ik kom voor mevrouw Wisher,' zei Smithback. 'En uw naam is?' vroeg de man uitdrukkingsloos. 'Een vriend van Pamela.'

'Het spijt me,' zei de man zonder zich te bewegen, 'maar mevrouw Wisher ontvangt geen bezoek.'

Snel dacht Smithback na. De portier had gevraagd wie hij was voordat hij vertelde dat bezoek niet welkom was. Dat wilde zeggen dat mevrouw Wisher op iemand zat te wachten.

'Als u het per se weten wilt, het gaat om de afspraak van vanochtend,' zei Smithback. 'Ik vrees dat die iets gewijzigd is. Kunt u haar even bellen?'

De portier aarzelde even en opende toen de deur. Smithback liep achter hem aan over de glanzende marmeren vloer. De journalist keek om zich heen. De conciërge, een oude en graatmagere man, stond achter een bronzen constructie die eerder op een burcht dan op een balie leek. Achter in de lobby zat een beveiligingsman aan een Louis XVI-tafel. Naast hem stond een liftbediende, met zijn voeten iets uiteen en zijn handen over zijn riem gevouwen.

'Deze heer komt voor mevrouw Wisher,' zei de portier tegen de conciërge.

De conciërge blikte op hem neer vanaf zijn marmeren troon. 'Ja?' Smithback haalde diep adem. In ieder geval was hij tot in de lobby doorgedrongen. 'Het gaat over de afspraak. Er is een wijziging.' De conciërge zweeg even en keek vanonder zijn zware oogleden naar Smithbacks schoenen, evalueerde zijn sportjasje, bestudeerde zijn haar. Smithback wachtte geërgerd tot het onderzoek beëindigd was en hoopte dat hij erin geslaagd was om eruit te zien als een oprechte jongeman uit een welgestelde familie. 'Wie kan ik zeggen dat er is?' raspte de conciërge. 'Een vriend van de familie, dat is wel genoeg.' De conciërge zweeg weer en staarde hem aan. 'Bill Smithback,' voegde hij er haastig aan toe. Mevrouw Wisher, wist hij zeker, las beslist niet de New York Post.

De conciërge keek naar iets dat voor hem lag. 'Gaat het over de afspraak van elf uur?'

'Ze hebben mij als vervanger gestuurd,' zei Smithback, plotseling blij dat het twee over halfelf was.

De conciërge draaide zich om en verdween een kantoortje in. Een minuut later verscheen hij weer. 'U kunt de telefoon op het tafeltje naast u opnemen,' zei hij. Smithback hield de hoorn aan zijn oor.

'Wat is er? Kon George niet komen?' zei een kleine, heldere, dure stem.

'Mevrouw Wisher, mag ik boven komen en met u over Pamela spreken?'

Het bleef even stil. 'Met wie spreek ik?' vroeg de stem toen. 'Bill Smithback.'

Nog een stilte, langer ditmaal. Smithback vervolgde: 'Ik heb iets heel belangrijks, belangrijke informatie over de dood van uw dochter, iets dat de politie u beslist niet verteld heeft. Ik weet zeker dat u wilt weten...'

De stem onderbrak hem. 'Ja, ja, dat neem ik onmiddellijk aan.' 'Wacht...' zei Smithback terwijl zijn hersens op volle toeren draaiden. Het bleef stil. 'Mevrouw Wisher?'

Hij hoorde een klik. Ze had opgehangen. ">Nou, dacht Smithback, hij had zijn best gedaan. Misschien kon hij buiten wachten, op een bank in het park aan de overkant van de straat, voor het geval ze later op de dag naar buiten zou komen. Maar terwijl hij die mogelijkheid nog stond te overwegen, voelde Smithback al aan dat mevrouw Wisher haar elegante fort niet in de nabije toekomst zou verlaten.

Bij de elleboog van de conciërge rinkelde een telefoon. Mevrouw Wisher, ongetwijfeld. Aangezien Bill Smithback geen zin had om met geweld buiten de deur gezet te worden, draaide hij zich om en begon snel de lobby uit te lopen. 'Meneer Smithback!' riep de conciërge luid.

Smithback draaide zich weer om. Hier had hij altijd zo'n hekel aan. De conciërge staarde hem uitdrukkingsloos aan, de telefoon aan zijn oor.

'Daar is de lift.'

'Lift?' vroeg Smithback.

De conciërge knikte. 'Zeventiende verdieping.'


 

De liftbediende opende eerst het messing hekwerk, toen de zware eiken deuren en zette Smithback af in een perzikkleurige hal die tot aan het plafond gevuld was met bloemstukken. Een tafeltje tegen de wand lag vol rouwkaarten, waaronder een stapel die nog niet geopend was. Aan de andere kant van het doodstille vertrek stond een dubbele glazen deur open. Smithback liep er langzaam heen. Achter de deuren lag een grote zitkamer. Antieke sofa's en chaises longues stonden onder keurige symmetrische hoeken op het dichte tapijt. Langs de buitenmuur lag een rij hoge ramen. Smithback wist dat die, als ze open waren, een schitterend uitzicht over Central Park moesten bieden. Maar nu zaten ze potdicht, met de luiken ervoor, zodat in de smaakvol ingerichte ruimte een sfeer van zware rouw hing.

Hij nam een beweging waar. Smithback draaide zich om en zag een kleine, slanke vrouw met een keurig bruin kapsel in een hoek van een sofa zitten. Ze droeg een eenvoudige, donkere jurk. Woordeloos gebaarde ze dat hij moest gaan zitten. Smithback koos een stoel tegenover mevrouw Wisher. Op een laag tafeltje tussen hen in stond een theeservies met toebehoren, en de blik van de journalist gleed over de verscheidenheid aan scones, marmelade, kommetjes met honing en room. Ze bood hem niets aan, en Smithback besefte dat dit bedoeld was voor de afspraak later die ochtend. Even voelde hij zich ongemakkelijk bij de gedachte dat George, die om elf uur verwacht werd, ieder moment kon binnenkomen. Smithback schraapte zijn keel. 'Mevrouw Wisher, mijn oprechte deelneming,' zei hij.

Terwijl hij het zei, besefte hij dat hij het nog kon menen ook. Bij de aanblik van het elegante vertrek en ziend hoe weinig al deze rijkdom er toe deed bij zo'n vreselijke tragedie, drong tot hem door hoe groot het verlies van de vrouw moest zijn.

Mevrouw Wisher bleef naar hem staren, haar handen gevouwen in haar schoot. Misschien had ze even, amper zichtbaar, geknikt, maar in het vage licht wist Smithback dat niet zeker. Tijd voor actie, dacht hij. Hij reikte nonchalant in de zak van zijn jasje en drukte langzaam op de opnameknop.

'Zet die cassetterecorder uit,' zei mevrouw Wisher rustig. Haar stem klonk smalletjes en wat gespannen, maar opvallend autoritair. Snel haalde Smithback zijn hand uit zijn zak. 'Pardon?' 'Wilt u die recorder uit uw zak halen en hier neerleggen, zodat ik kan zien dat hij uitstaat.'

'Ja, ja, uiteraard,' zei Smithback terwijl hij met het apparaat rommelde.

'Hebt u dan geen enkel gevoel voor fatsoen?' fluisterde de vrouw. Smithback voelde zijn oren gloeien terwijl hij de cassetterecorder op het lage tafeltje legde.

'U zegt dat u het erg vindt dat mijn dochter overleden is,' ging de kalme stem verder, 'en tegelijkertijd zet u dat smerige ding aan. Nadat ik u in mijn huis heb binnengelaten.'

Smithback schoof ongemakkelijk heen en weer op zijn stoel, onwillig de vrouw aan te kijken. 'Eh, tja,' bracht hij uit. 'Het spijt me, het was gewoon... ziet u, het is mijn werk.' De woorden klonken als een slap excuus terwijl hij ze uitsprak.

'Ja. Ik heb zojuist mijn enige kind verloren, de enige familie die ik nog had. Wiens gevoeligheden zouden hier op de eerste plaats moeten komen, meneer Smithback?'

Smithback zweeg en dwong zichzelf de vrouw aan te kijken. Ze zat roerloos en staarde hem strak aan in het schemerige vertrek, de handen nog steeds gevouwen in haar schoot. Er overkwam hem iets vreemds, iets heel vreemds, zo strijdig met zijn natuur dat hij het gevoel haast niet herkende. Hij voelde zich gegeneerd. Nee, dat was het niet: hij schaamde zich. Als hij om het bericht gevochten had, het zelf had opgediept, dan lagen de zaken misschien anders. Maar nu hij hierheen geleid was, het verdriet van de vrouw zag... Alle opwinding over het spectaculaire verhaal ebde weg bij deze nieuwe emotie. Mevrouw Wisher hief een hand op en maakte een miniem gebaar naar iets dat op het tafeltje naast haar lag.

'Ik neem aan dat u de Smithback bent die voor deze krant werkt?' Smithback volgde haar gebaar en zag tot zijn ontmoediging een exemplaar van de Post liggen. 'Inderdaad,' zei hij.

Ze vouwde haar handen weer. 'Dat wilde ik even zeker weten. En wat had u voor belangrijke informatie over de dood van mijn dochter? Nee, zegt u maar niets - dat was ongetwijfeld ook een list.' Weer volgde er een stilte. Smithback begon bijna te hopen dat de afspraak van elf uur zou opdagen. Wat dan ook, als hij hier maar weg kon.

'Hoe doet u het?' vroeg ze uiteindelijk. 'Hoe doe ik wat?'

'Hoe verzint u die troep? Is het niet genoeg dat mijn dochter op brute wijze vermoord is? Moeten lieden als u haar nagedachtenis nog bezoedelen?'

Smithback slikte. 'Mevrouw Wisher, ik doe gewoon...' 'Als je deze smeerlapperij leest,' sprak ze verder, 'zou je haast denken dat Pamela niets meer was dan een egoïstisch kreng uit de hogere kringen en dat ze haar verdiende loon gekregen heeft. Uw lezers zullen blij zijn dat mijn dochter vermoord is. Wat ik me afvraag is dus heel simpel. Hoe doet u het?'

'Mevrouw Wisher, de mensen in deze stad besteden pas ergens aandacht aan als je ze ermee om de oren slaat,' begon Smithback, voordat hij stopte. Mevrouw Wisher geloofde geen zier meer van deze zelfrechtvaardiging dan hijzelf deed. Langzaam boog de vrouw zich naar voren op de sofa. 'U weet absoluut niets over haar, meneer Smithback. U ziet alleen de buitenkant. Dat is het enige waarin u geïnteresseerd bent.' 'Niet waar!' barstte Smithback uit, tot zijn eigen verbazing. 'Ik bedoel, dat is niet het enige waarin ik geïnteresseerd ben. Ik wil de echte Pamela Wisher leren kennen!'

De vrouw keek hem lange tijd aan. Toen stond ze op en verliet het vertrek om even later terug te keren met een ingelijste foto, die ze aan Smithback gaf. Er stond een meisje van een jaar of zes op, zwaaiend aan een touw dat aan de tak van een gigantische eik gebonden was. Het meisje gilde naar de camera. Twee voortanden ontbraken, haar jurk en vlechten wapperden achter haar aan. 'Dit is de Pamela die ik me altijd zal herinneren, meneer Smithback,' zei mevrouw Wisher op vlakke toon. 'Als u echt geïnteresseerd bent, druk deze foto dan af. Niet die foto die u steeds maar weer gebruikt en waarop ze eruitziet als een leeghoofdig wicht.' Ze ging weer zitten en streek haar jurk glad over haar knieën. 'Ze begon net weer te glimlachen, voor het eerst sinds de dood van haar vader, zes maanden geleden. En ze wilde een beetje pret maken voordat ze deze herfst aan het werk ging. Dat is toch niets misdadigs?' 'Werk?' vroeg Smithback.

Even bleef het stil. In de begrafenisachtige schemering voelde Smithback de blik van mevrouw Wisher op zich rusten. 'Inderdaad. Ze had een baan gekregen in een verzorgingstehuis voor aids-patiënten. Dat had u geweten, als u uw huiswerk gedaan had.' Smithback slikte.

'Dat is de échte Pamela,' zei de vrouw met plotseling brekende stem. 'Vriendelijk, vrijgevig, vol leven. Ik wil dat u schrijft over de echte Pamela.'

'Ik zal mijn best doen,' mompelde Smithback. Toen was het moment voorbij en had mevrouw Wisher haar afstandelijke zelfbeheersing teruggevonden. Ze neeg haar hoofd, maakte een korte handbeweging en Smithback besefte dat het onderhoud voorbij was. Hij mompelde een woord van dank, pakte zijn cassetterecorder en liep zo snel als hij durfde naar de lift. 'En nog iets, meneer Smithback,' zei mevrouw Wisher met plotseling harde stem.

Smithback bleef bij de openslaande deuren staan. 'Niemand kan me zeggen wanneer ze is gestorven, waarom ze is gestorven of zelfs maar hoe ze is gestorven. Maar Pamela's dood zal niet tevergeefs zijn, dat zweer ik u.'

Ze sprak met een nieuwe intensiteit, en Smithback keerde zich naar haar om. 'U zei daarnet iets,' vervolgde ze. 'U zei dat mensen in deze stad nergens aandacht aan besteden tenzij ze ermee om de oren geslagen worden. Dat ben ik van plan.' 'Hoe wilt u dat doen?' vroeg Smithback.

Maar mevrouw Wisher leunde achterover op de sofa en haar gezicht kwam in een diepe schaduw te liggen. Smithback liep de hal door en drukte op de liftknop. Hij voelde zich uitgeput. Pas toen hij op straat tegen het felle licht stond te knipperen, keek hij weer naar het kinderportret van Pamela Wisher dat hij nog in zijn hand geklemd hield. Het begon tot hem door te dringen dat mevrouw Wisher een bijzonder ontzagwekkende vrouw was.