58
Snow leunde met zijn pijnlijke rug tegen de bakstenen wand langs het bordes. Hij trok de zwemvliezen van zijn voeten en legde ze netjes langs de muur, waar ook de gewichten en de tanks op keurige rijen lagen. Hij overwoog om de rubberen duffel aan zijn zij weg te halen, maar herinnerde zich wat de commandant gezegd had: omhouden tot de taak volbracht was. Het bordes voelde slijmerig aan onder zijn neopreen laarzen. Hij haalde zijn mondstuk weg en grimaste toen hij de lucht inademde. Zijn ogen prikten en hij knipperde een paar maal. Laten we er maar aan wennen, dacht hij terwijl hij een teug zuurstof inademde. Vanaf hier, wist hij, moesten ze te voet verder. Rondom hem waren de duikers bezig hun maskers en tanks af te leggen, waterbestendige zakken te openen en hun spullen in gereedheid te brengen. Commandant Rachlin stak een toorts aan en stak die in een spleet in de muur. Hij siste en sputterde zachtjes en het vertrek werd in een flakkerend rood licht gebaad. 'Stel je radio's in. Alleen gebruiken in noodgevallen, en op de particuliere frequentie. De hele operatie moet in stilte verlopen. Vergeet niet, bij ieder team zit iemand die de extra ladingen meedraagt. Als een van de drie voorste teams om wat voor reden dan ook zijn missie niet kan voltooien, nemen de andere teams het over.'
Hij wierp nog een blik op zijn waterbestendige kaart, rolde die toen strak op en stak hem in de bocht van zijn mesfoedraal. 'Delta,' zei hij tegen Donovan, 'het kan niet misgaan. Jullie blijven gewoon hier bij het verzamelpunt hangen en geven rugdekking. Als een van de teams moet ophouden, vallen jullie in.' Hij keek om zich heen. 'Bèta, die tunnel. Gamma, de achterste tunnel. De tunnels komen na ongeveer vijfhonderd meter uit bij verticale schachten. Daar plaatsen jullie de ladingen. Geen minuut later dan drieëntwintig uur zien we elkaar hier weer. Een seconde later en we komen niet meer weg.' Rachlin keek strak naar Snow. 'Gaat het, schat?' Snow knikte.
De commandant knikte. 'Daar gaan we. Beecham, jij komt met mij mee.'
Snow zag de drie teams het donker in verdwijnen, drijvende schaduwen op de glinsterende wanden, hun laarzen met soppende geluiden lostrekkend uit de dikke modder. De radioset voelde onhandig en vreemd aan op zijn hoofd. Toen de geluiden wegstierven, opgeslokt door het duister van de afvoertunnels, maakte zich een gevoel van toenemende dreiging van hem meester.
Donovan was de grot aan het verkennen. Hij bekeek de schoorpalen en de oude bakstenen. Een paar minuten later stapte hij geruisloos terug naar de nis waar de apparatuur stond, spookachtig in het licht van de toorts.
'Het ruikt hier naar stront,' zei hij na verloop van tijd, terwijl hij naast Snow neerhurkte. Snow nam niet de moeite om het voor de hand liggende antwoord te geven.
'Je zwemt niet slecht, voor een burger,' ging de duiker verder terwijl hij aan zijn Webb-riem prutste. Kennelijk hadden Snows prestaties in de tunnel Donovan ervan overtuigd dat het niet beneden zijn waardigheid was om met hem te spreken. 'Jij bent die vent die die twee lijken uit de Cloaca gevist heeft, nietwaar?'
'Ja,' antwoordde Snow op verdedigende toon. Hij vroeg zich af wat Donovan gehoord had.
'Wat een rotbaan, zoeken naar lijken,' lachte Donovan. Niet rotter dan Vietcongs neerschieten of explosieven onder het huis van een of andere stumper plaatsen, dacht Snow. Hardop zei hij: 'We zoeken niet alleen naar lijken. Die dag waren we in feite op zoek naar een pakket heroïne dat iemand van een brug af gegooid had.' 'Heroïne, zeg je. Dan zullen de vissen daar in de buurt wel helemaal uit hun dak gegaan zijn.'
Snow probeerde te lachen, maar zelfs in zijn eigen oren klonk het geforceerd en vreemd. Wat is er toch met je, dacht hij. Doe toch gewoon, net als Donovan. 'Ik denk niet dat er de afgelopen tweehonderd jaar nog vissen in de Cloaca gezwommen hebben.' 'Daar zit wat in,' zei Donovan terwijl hij zich weer overeind hees. 'Man, ik benijd je niet. Ik doe nog liever een week grondoefeningen dan dat ik vijf minuten in die troep rondzwem.' Snow zag de duiker grijnzend naar zijn harpoengeweer kijken. 'Je kunt maar beter een echt wapen hebben, voor het geval we naar binnen moeten.' Donovan rommelde in een van de pakken en trok er een machinegeweer uit met een wreed uitziende metalen buis langs de onderkant van de loop. 'Heb je weleens met een M-16 geschoten?' vroeg hij.
'Bij de picknick toen we afzwaaiden van de academie, mochten we het even proberen op de schietbaan,' zei Snow. Over Donovans gelaat gleed een blik van ongeloof, vermengd met amusement. 'Zo, zo. Bij de picknick van de academie. En je moeder had zeker boterhammen voor je gesmeerd.' Hij wierp het geweer naar Snow toe, reikte in een tas en overhandigde hem een paar magazijnzakken. 'Dit zijn patronen met dertig ronden. Als je hem op volautomatisch zet, heb je die in minder dan twee seconden leeg, dus leun niet te zwaar op de trekker. Niet bepaald een nieuwe technologie, maar wel een beproefd principe.' Hij gaf hem een tweede zak. 'Die voorste trekker is voor de XM-148. Daarmee kun je granaten lanceren. Hier zijn twee patroonronden van veertig millimeter, voor als je echt enthousiast wordt.'
'Donovan?' moest Snow wel vragen. 'Wat is een stukkenjongen?' Het geverfde gezicht van de duiker vertoonde een lange, trage grijns. 'Ik kan het je ook eigenlijk wel vertellen. Dat is de stumper die bij een operatie hi-mag-dienst heeft.' 'Hi-mag-dienst?' Nu was Snow nog niets wijzer. 'Witte magnesiumtoortsen. Verplicht bij alle nachtoperaties, zelfs geheime zoals deze. Stom voorschrift, maar zo is het nu eenmaal. Die dingen geven verschrikkelijk veel licht. Je draait de bovenkant eraf zodat hij gewapend wordt, je gooit hem een veilig eind van je af en bij het inslaan heb je de lichtsterkte van een half miljoen kaarsen. Alleen, ze zijn niet bijzonder stabiel, als je snapt wat ik bedoel. Eén kogel in die tas, hoeft maar heel klein te zijn, bijvoorbeeld een .22, en boem! Jongen aan stukken. Als je begrijpt wat ik bedoel.' Hij grinnikte en slenterde weer weg.
Snow ging verzitten en probeerde de tas zo ver mogelijk van zich af te houden. Afgezien van het flakkerende gesputter van de toorts bleef het een paar minuten stil. Toen hoorde Snow Donovan weer zachtjes grinniken. 'Jemig, moet je hier eens kijken! Niet te geloven, hier heeft een of andere idioot rondgelopen. En nog wel op zijn blote voeten.'
Snow legde zijn geweer opzij en kwam kijken. Door de modder liep een spoor van voetafdrukken. Vers, want de modder rond de randen was nog niet opgedroogd.
'Geen kleine jongen,' mompelde Donovan. 'Dit is minstens maat 46, zo te zien.' Hij lachte weer.
Snow keek naar de eigenaardig brede afdruk en het gevoel van dreiging nam toe. Toen Donovans gelach wegstierf, hoorde Snow een gerommel in de verte. 'Wat was dat?' vroeg hij. 'Wat?' vroeg Donovan die op zijn knieën zijn uitrusting in orde bracht. 'Het is toch nog te vroeg om de lading te laten ontploffen?' vroeg Snow.
'Ik heb niets gehoord.'
'Ik wel.' Plotseling bonsde Snows hart in zijn ribbenkast.
Donovan luisterde, maar alles was stil. 'Rustig, maat,' zei hij. 'Je begint dingen te horen.'
'Volgens mij moeten we het aan Rachlin melden.' Donovan schudde zijn hoofd. 'Ja, dat zal hij leuk vinden.' Hij keek op zijn horloge. 'Volkomen stilte, weet je nog? Ze zijn hier nog geen kilometer vandaan bezig. Over tien minuten zijn ze terug. Dan maken we dat we wegkomen uit deze plee.' Hij spuwde krachtig in de stilstaande blubber.
De toorts sputterde en ging uit zodat het stikdonker werd. 'Shit,' mompelde Donovan. 'Snow geef me een nieuwe aan, uit dat stopzakje bij je voeten.'
Opnieuw klonk er gerommel, dat langzaam oploste in het zwakke, gedempte staccato van geweervuur. Het leek door de oude wanden heen te trillen, rijzend en afnemend als een storm in de verte. In het donker hoorde Snow Donovan snel overeind komen, zijn vinger op de radioset. 'Team Alfa, patrouilleleider, hoort u mij?' De radio barstte los in een regen van statische ruis. Er klonk een bulderend gerommel. 'Dat was een granaat, verdomme,' zei Donovan. 'Alfa! Bèta! Meld je!' Weer daverde de grond.
'Snow, pak je wapen.' Snow hoorde de lange ratel van een goedgeoliede haan die werd teruggetrokken. 'Wat een klotezooi is dit aan het worden. Alfa, hoort u mij?'
'Inderdaad,' kraakte Rachlins stem over de radio. 'We zijn het contact met Gamma kwijt. Stand by.' 'Roger,' zei Donovan.
Er hing even een korte, gespannen stilte en toen kwam de stem van de commandant terug.
'Delta, Gamma moet in moeilijkheden gekomen zijn bij het plaatsen van de explosieven. Zorg voor opvolging. Wij hebben onze ladingen al geplaatst en gaan Bèta's status controleren.' 'Aye-aye.' Een lamp klikte aan en Donovan keek naar Snow. 'Daar gaan we,' zei hij. 'We moeten Gamma's lading plaatsen.' Hij klikte de lamp vast onder zijn schouderriem en ging in looppas op pad. Hij rende in gebukte houding, zijn geweer rechtop voor zijn borst. Snow haalde diep adem en volgde hem de tunnel in. Hij keek omlaag en zag in het flikkerende licht nog meer voetafdrukken, elkaar kruisend in een onvoorstelbare wirwar. Het waren er zoveel dat de laarzen van team Gamma niet meer te ontdekken vielen. Hij slikte moeizaam. Enkele minuten later minderde Donovan vaart bij wat eruitzag als een oude steiger, omgeven door een groot aantal pylonen. 'Veel verder kan het niet zijn,' mompelde hij. Hij knipte het licht uit en luisterde met gespitste oren.
'Waar zitten ze?' hoorde Snow zichzelf vragen. Hij was niet verbaasd dat Donovan geen antwoord gaf.
'Wij zijn weer op het verzamelpunt,' kwam Rachlins stem door zijn radio. 'Ik herhaal: ladingen geplaatst. Nu gaan we bij Bèta kijken.' 'Kom op,' zei Donovan terwijl hij zich weer in beweging zette. Plotseling bleef hij staan. 'Ruik je dat?' fluisterde hij. Snow opende zijn mond en sloot hem weer toen de stank hem trof. Instinctief wendde hij zich af. Een overrijpe, gronderige lucht, zo sterk dat de stank van de riooltunnel erdoor verdreven werd. En er was nog iets: de eigenaardig zoete geur van een slagerij. Donovan schudde zijn hoofd alsof hij weer bij zinnen wilde komen en spande zijn spieren om verder te lopen. Op dat moment zoemde de radio in Snows oor. Er klonk een gesis en toen kwam Rachlins stem plotseling door: '... aanval. Toortsen laten vallen...' Snow vroeg zich af of hij het goed gehoord had. Rachlin had abnormaal kalm geklonken. Toen kwam er een regen van ruis door de radio, gevolgd door een geratel dat als geweervuur klonk. 'Alfa!' gilde Donovan. 'Hoort u mij? Over.'
'Roger,' kwam Rachlins stem. 'We worden aangevallen. Bèta niet bereikt. Wij zijn momenteel bezig hun lading te plaatsen. Beecham, achter je!' Er klonk een dreun, gevolgd door een verschrikkelijke explosie. Door de elektronische sneeuw heen waren onverstaanbare geluiden te horen: geschreeuw, misschien een gil, maar op een of andere manier te diep om menselijk te zijn. En weer klonk het lage gerommel van geweervuur door de muren heen.
'Delta...' kwam Rachlins stem boven het geruis uit, '... omringd...' 'Omringd?' schreeuwde Donovan. 'Omringd waardoor? Hebben jullie ondersteuning nodig?'
Er klonken meer schoten, en daarna een geweldig gebrul. 'Mijn god, het zijn er zoveel... Beecham, wat is dat in godsnaam...' Rachlins stem stierf weg in een brullend statisch geruis. Plotseling werd het geluid helemaal afgebroken en Snow, die in het donker als aan de grond genageld stond, dacht dat zijn radio misschien kapotgegaan was. Toen hoorde hij een afgrijselijke, kuchende gil, zo luid dat er iemand vlak naast hem leek te staan, en daarna het rubberen geluid van scheurend neopreen.
'Alfa, meld u!' Donovan wendde zich tot Snow. 'Dit kanaal werkt nog. Commandant, hier Delta, antwoord mij!' Er volgde een statisch gebrabbel, en daarna iets dat Snow in de oren klonk als zuigende modder, met daarna meer ruis.
Donovan probeerde tevergeefs zijn radio af te stellen. Hij keek naar Snow. 'Kom op,' zei hij terwijl hij zijn wapen in de aanslag bracht. 'Waarheen?' vroeg Snow. Door de schok en de angst was zijn mond veranderd in schuurpapier. 'We moeten Gamma's ladingen nog plaatsen.' 'Ben jij nou helemaal?' fluisterde Snow woedend. 'Heb je dat niet gehoord? We moeten hier nu meteen weg.'
Donovan draaide zich om en keek hem aan, zijn gezicht als van staal. 'Wij gaan Gamma's ladingen plaatsen, vriend.' Zijn stem klonk rustig, maar vastberaden, misschien zelfs licht dreigend. 'We maken de klus af.'
Snow slikte. 'Maar de commandant dan?'
Donovan keek hem nog steeds aan. 'Eerst de klus,' zei hij.
Snow besefte dat discussie zinloos was. Hij greep zijn M-16 stevig vast en volgde de duiker het donker in. Voor zich zag hij een flakkerend licht: het kwam van voorbij een bocht in de tunnel en danste over de stenen van de muur in de verte.
'Hou je wapen in de aanslag,' klonk een gemompelde waarschuwing. Voorzichtig liep Snow de bocht om en bleef toen stokstijf staan. Voor hem liep de tunnel plotseling dood. IJzeren treden in de wand leidden naar de monding van een grote pijp in het plafond. 'O, jezus,' kreunde Donovan.
Een enkele toorts, sissend in een hoek, wierp een schemerig licht over het schouwspel. Snow keek verwilderd om zich heen en nam de afgrijselijke details in zich op. De wanden van de tunnel waren gedeukt en geschaafd van kogelsporen. Uit een van de wanden was een grote hap genomen, met zwartverbrande randen. In de modder bij de toorts lagen twee donkere figuren op de vloer, hun bepakking en wapens naast zich in het rond gestrooid. Door de dode lucht dreven veren van kruitdamp.
Donovan was al naar de dichtstbijzijnde figuur toegesprongen alsof hij hem wakker wilde schudden. Toen stapte hij snel achteruit, en Snow ving een glimp op van een neopreen-pak, van nek tot middel opengescheurd, en een bloederige stomp waar het hoofd had moeten zitten. 'Campion, ook,' zei Donovan grimmig met een blik op de andere duiker. 'Jezus, hoe gebeurt zoiets?'
Snow deed even zijn ogen dicht en haalde kort en stotend adem. Hij probeerde greep te houden op het smalle randje van zijn zelfbeheersing.
'Wie het ook waren, ze moeten die kant uit gegaan zijn,' zei Donovan met een gebaar naar de buis boven hun hoofden. 'Snow, grijp die zak met magazijnen.'
Snow deed wat hem gezegd werd, bukte zich en greep de zak. Die gleed bijna uit zijn handen, en toen hij naar beneden keek zag hij dat de buidel glibberig was van bloed en iets anders. 'Ik plaats de ladingen hier,' zei Donovan terwijl hij een paar briketten 04 uit zijn eigen haverzak greep. 'Jij dekt de uitgang.' Snow hief zijn wapen en draaide de duiker zijn rug toe. Hij staarde naar de bocht in de tunnel die in de vuurgloed van de toorts steeds wegviel en weer in zicht kwam. Even ruiste zijn radio met het geluid van statische elektriciteit, of was het het geluid van iets zwaars dat door de modder gesleept werd? Was dat een zacht, vochtig gejammer dat onder het elektrische gekraak en gesputter door klonk? De radio viel weer stil. Vanuit zijn ooghoek zag hij Donovan de tijdklok in de explosieven plaatsen en een tijd intoetsen. 'Drieëntwintig vijfenvijftig,' zei hij. 'We hebben dus bijna een halfuur om de rest te vinden en te maken dat we hier wegkomen.' Hij bukte zich en trok de naamplaatjes van de onthoofde nekken van zijn gesneuvelde kameraden. 'Wegwezen,' zei hij terwijl hij zijn wapen pakte en de penningen in zijn rubber vest schoof.
Toen ze weer naar voren begonnen te lopen, hoorde Snow achter zich een plotseling gekrabbel en een kuchend geluid. Hij draaide zich om en zag een aantal figuren uit de pijp omlaag komen en naast de gevallen duikers in de modder springen. Met een gevoel van griezelige onwerkelijkheid zag Snow dat ze capes met capuchons droegen. 'Vooruit!' riep Donovan terwijl hij naar de bocht in de tunnel rende.
Snow volgde hem. De paniek gaf hem ongekende snelheid. Ze kletterden de oude stenen gang door om maar zo snel mogelijk weg te komen van het afgrijselijke schouwspel. Toen ze de bocht om renden, gleed Donovan uit in de modder en viel halsoverkop in het ondoorgrondelijke duister. 'Stelling!' riep hij. Hij greep zijn wapen en stak tegelijkertijd een toorts aan.
Snow draaide zich om en zag de figuren op zich afkomen, gebukt rennend met vaste tred. Het heldere licht van de toorts leek hen even af te schrikken, maar al gauw drongen ze weer naar voren. De manier waarop ze voortsnelden had iets bestiaals waarvan zijn bloed in ijs veranderde. Zijn wijsvinger ging naar voren en tastte naar de trekker. Naast hem klonk een gigantisch gebulder en hij besefte dat Donovan zijn granaatwerper had afgeschoten. Er was een lichtflits en de hele tunnel schudde van de klap. Het wapen sprong en bokte in zijn handen en Snow zag dat hij zijn eigen M-16 als een wilde aan het afvuren was zodat de kogels door de hele tunnel voor hen vlogen. Snel nam hij zijn vinger van de trekker. Een zoveelste figuur kwam de bocht om, opduikend uit de rook van de granaat en recht Snows schootsveld binnen. Hij richtte en raakte de trekker aan. De kop schokte achterover en even zag Snow een onmogelijk gerimpeld en knobbelig gezicht, de trekken verborgen onder grote huidplooien. Toen volgde er nog meer gebrul en verdween de nachtmerrie in de vlammen en de rook van Donovans granaat. Zijn patroon was nu leeg. Snow liet de trekker los, wierp de lege patroon weg, reikte in zijn zak naar een nieuwe en ramde die op zijn plek. Ze wachtten, klaar om weer te gaan vuren, terwijl de echo's langzaam afnamen. Er kwamen geen nieuwe gestalten meer uit de rook en het donker.
Donovan haalde diep adem. 'Terug naar het verzamelpunt,' zei hij. Ze liepen de tunnel weer in. Donovan reikte omhoog om zijn zaklamp aan te zetten. Door het donker voor hen schoot een smalle rode lichtbundel. Snow volgde hem, moeizaam ademhalend. Voor hen lag de driesprong, lagen hun spullen, en lag de weg naar buiten. Hij merkte dat hij bij de seconde leefde en zich uitsluitend concentreerde op de gedachte hier weg te komen, naar de oppervlakte, want iets anders hield in dat hij zou moeten denken aan de nachtmerrieachtige gestalten die op hen af waren komen rennen, en wat er dan zou gebeuren...
Plotseling botste hij tegen Donovans rug aan. Even wankelde hij en keek om zich heen in een poging om te zien waarom de duiker zo plotseling was blijven staan.
Toen zag hij, in de lichtstraal van Donovans zaklamp, een groep wezens vóór hen staan: tien, misschien twaalf, roerloos in de dikke atmosfeer van de tunnel. Sommigen hadden dingen bij zich, dingen die hingen aan wat volgens Snow dichte draden moesten zijn. Hij keek nog eens, geboeid maar vol afschuw. Toen wendde hij snel zijn blik af.
'Jezus Maria,' ademde hij. 'Wat nu?'
'Nu blazen we ons een weg naar buiten,' zei Donovan rustig en hij hief zijn wapen.