Epiloog

Jost Van Dyke, Britse Maagdeneilanden, vijf maanden later

‘Ja, ja, ja,’ zei Zoe lachend toen Barney weer verontwaardigd miauwde. ‘Ik zie wel dat je uitgehongerd bent. Al zie je er nog zo blubberig uit.’

Zoe was in de kombuis vissandwiches aan het maken voor de lunch, terwijl Bitsy op de bank in de hut lag te slapen en Barney om haar voeten kronkelde, afwisselend spinnend en miauwend omdat de roomkaas sinds gisteren op was en uithongering nu op de loer lag. Tot Zoe’s opluchting was zowel Barney als Bitsy snel gewend geraakt aan het leven op de tweemaster, alsof ze erop geboren waren.

Zoe neuriede in zichzelf terwijl ze de sandwiches naast de chips legde op de nieuwe, helderrode borden die ze in Road Town hadden gekocht. Ze zette de borden op de prachtige, teakhouten plank die de kombuis scheidde van het woongedeelte, dat er warm en kleurrijk uitzag, precies als de vorige eigenaar van de tweemaster, Aisle Briggs, een Schotse expat die al bijna dertig jaar op Tortola woonde. Hij was zo trots op zijn magnifieke boot dat zowel zij als Ry bang was geweest dat hij in huilen zou uitbarsten toen hij de overdrachtspapieren tekende. Maar het was tijd, eigenlijk al hoog tijd, had hij gezegd, dat hij terugging naar Galloway om te zien wat zijn malle familieleden hadden uitgespookt in de tijd dat hij weg was geweest.

Zoe ging met haar hand over het satijnachtige hout en dacht aan alle dingen die Aisle hun gegeven had, omdat ze pasgetrouwd waren, had hij gezegd, en omdat ze net hun jachtverhuurbedrijf waren begonnen, en hij zeker wist dat het met zijn ‘schoonheid’ een succes zou worden. Had hij vermoed dat het meer was dan het simpele verlangen een verhuurbedrijf te beginnen dat hen naar de Maagdeneilanden had gebracht? Vermoed dat ze nu ook een gloednieuw leven gingen beginnen?

Ze keek door de patrijspoort van de kombuis en zag Ry in de zilverkleurige sloep naar haar toe varen. Hij had alleen een afgeknipte spijkerbroek en een mouwloos, wit hemd aan, een petje van de Boston Red Sox op en slippers aan zijn grote voeten. Hij zag er bruin en gezond en knap uit. Ze hoopte oprecht dat hij eraan had gedacht mayo voor de sandwiches en roomkaas voor Barney mee te nemen.

Zoe pakte de borden en bracht ze aan dek, net toen Ry de motor uitzette en de sloep naar de bakboordkant van het jacht liet drijven. Hij was maar een paar uur weg geweest, maar hij lachte stralend naar haar alsof hij een jaar op zee was geweest. ‘Ik heb zowel mayo als Barney’s roomkaas. Dat gulzige monster.’

‘Godzijdank. Hij is de hele morgen al aan het miauwen, als hij me niet vuil aankijkt om te laten weten wat hij van een jacht vindt dat geen smeerkaas in zijn kombuis heeft.’

‘Foxy had de tv aanstaan in de Bar and Grill,’ zei hij terwijl hij haar de meerlijn toegooide. ‘De aandelenmarkt is gisteren negenhonderd punten omlaag geduikeld. Ze moesten de handel stopzetten en iedereen is in paniek. Senator Jackson Boone had het op CNN over de gevolgen die dat kan hebben voor de verkiezingen.’

‘Hij is mijn held niet.’ Ze lachte. ‘Oké, een klein beetje misschien.’

Ze had de knappe, charismatische senator afgelopen maart ontmoet in een kamer in het Watergate Hotel. Ze waren met z’n drieën geweest, zij en Ry en de senator, en Ry had hem de film gegeven in het vertrouwen dat hij ermee zou doen wat hij juist achtte. Maar tot dusverre was er nog niets over in het nieuws verschenen, en misschien was dat maar beter ook.

Hij had zijn invloed wel gebruikt om hen van de lijst van verdachten van terrorisme te halen. Dus dat was tenminste iets.

Ry gaf haar de canvas zak vol boodschappen aan en klom aan boord. ‘Echt, iedereen op het eiland was in Foxy’s, aan de tv gekluisterd. Ik dacht dat ik Jigger moest omkopen om hem zover te krijgen dat hij zijn winkel opendeed.’

Ry gaf haar een natte kus op haar wang. ‘Oké, schat, wat hebben we voor de lunch?’

 

Ze aten hun vissandwiches, met mayo, en dronken twee Pijnstillers van Foxy, zijn speciale rumdrankje dat dodelijker was dan een LSD-trip, zei hij altijd. Die middag gingen ze zeilen. Ry hield het roer met één hand en zijn tenen vast en Zoe nestelde zich in de kromming van zijn vrije arm. Het water was turkoois onder een heldere hemel, de wind zacht en warm op hun gezicht.

‘Sasja Nikitin belde toen jij aan land was,’ zei Zoe. ‘Hij zei dat hij je vervloekte omdat je hem dat akkefietje in Norilsk in de maag hebt gesplitst.’

Met de hulp van Svetlana en haar neef hadden ze een verhaal verzonnen om Ry’s schotwond te verklaren – dat hij geraakt was door een verdwaalde kogel uit het geweer van een kariboestroper. Een verhaal waar de politie geen moment in geloofde. Uiteindelijk had Ry ze omgekocht door aan te bieden zijn invloed te gebruiken om Ruslands beroemdste rockster naar Norilsk te halen en daar een concert te geven.

‘Ik heb ze tenminste niet beloofd dat hij in de winter zou komen,’ zei Ry.

Zoe herinnerde zich hoe afschuwelijk het was geweest in Siberië met een temperatuur van min 35 graden en huiverde weer bij de gedachte. ‘Hij heeft me ook een boodschap van zijn vader gegeven. De wormen zijn toch doodgegaan, maar daarvoor hadden ze wel drie keer hun normale levensduur gehaald, 125 dagen. Dat is het equivalent van vierhonderd mensenjaren, dat wil zeggen, als het bottenelixer net zo op het menselijke DNA werkt als op het hunne. Bovendien, zei hij, waren de wormen jong gebleven en hadden ze tot op het laatst opgewekt gekronkeld. Hij wil er een artikel in een tijdschrift over publiceren, maar is bang dat niemand hem zal geloven.’ Ze draaide zich om zodat ze hem in de ogen kon kijken. ‘Hij gaat proberen om het te herhalen. Hij denkt dat hij misschien in staat zal zijn om ons mensen 175 tot 200 jaar te laten leven, zonder een krankzinnig gen.’

Ze dacht aan het icoon, dat nu op een plank in de hut onder hen stond, met wat er nog over was van het bottenaltaar in het geheime compartiment achter het rechteroog van de schedelkom.

‘Door de eeuwen heen,’ zei ze, ‘hebben de Hoeders het altaar verborgen gehouden voor de wereld, omdat ze dachten dat de wereld er niet klaar voor was.’

Hij streek de door de wind in haar gezicht geblazen haarlokken uit haar ogen. ‘Denk je dat de wereld er nu klaar voor is? Ik heb net een kwartier van mijn leven verspild met het kijken naar een stel sprekende hoofden die orakelden over de wereldeconomie die ernstig in het nauw zit. De gouverneur van Arkansas, of misschien was het Kentucky, is gisteren in bed gesnapt met een prostituee. Een paar terroristen hebben een bom laten afgaan bij een bushalte in Rome, en in Noord-Korea kletteren de wapens weer. De menselijke aard verandert niet, Zoe.’

‘Nee, dat denk ik ook niet.’

Ze keek naar twee zeemeeuwen die hun diner opdoken en als scherpe messen het water doorkliefden. Toen zuchtte ze en ging weer in de bocht van zijn arm liggen.

Ze had zich niet gerealiseerd dat ze zo lang niets gezegd had tot ze zijn lippen over haar wang voelde strijken. ‘Wat is er?’ vroeg hij.

‘Die nacht in het ziekenhuis in Norilsk, nadat jij was neergeschoten, ben ik je kamer in geslopen en heb ik bij je bed gestaan, en ik kon er alleen maar aan denken dat ik niet meer wilde leven als jij niet meer leefde.’

‘Je wilde me het bottenelixer geven.’

Ze knikte. Haar keel zat dicht en ze voelde een pijn vanbinnen die zowel opluchting als de herinnering aan die verschrikking was. Een verschrikking die ze, naar ze wist, ooit weer zou moeten doormaken.

‘Ik wilde het in een van die infusen doen. Maar voordat ik de kans had, kwam de dokter binnen en zei dat je vitale functies aan de beterende hand waren, en dat ze dacht dat je het zou halen. Ik weet dat ik het beloofd had, ik had het gezworen op mijn liefde. Maar toen ik werkelijk geconfronteerd werd met de gedachte dat ik je kon kwijtraken, had ik alles gedaan, mijn eigen ziel en de jouwe verkocht, om te zorgen dat je bleef leven.’

‘Dat neem ik je niet kwalijk. Ik zou waarschijnlijk hetzelfde gedaan hebben als jij het was geweest. We zijn maar mensen, Zoe. Ons hart wint het van ons verstand en zorgt dat we niet aan de consequenties denken.’

‘O nee, Ry, ik heb aan de consequenties gedacht. En ik besefte dat het me op dat moment alleen maar kon schelen of je bleef leven of doodging.’

‘Dan was dat misschien jouw antwoord op dat moment. Denk aan dit moment, hier, nu. De ondergaande zon kleurt de hemel paars en roze en oranje, de wind is zo zacht en zoet dat het bijna pijn doet vanbinnen en jij ligt in mijn armen met alleen een bikini aan, en je ziet er dodelijker uit dan welke Pijnstiller van Foxy ook. Denk je dat dit moment zo heerlijk, zo, ik weet niet… dierbaar had gevoeld als we wisten dat alles oneindig zou doorgaan? Als we wisten dat er nog honderdtriljoen momenten net als deze zouden volgen, zouden we er dan nog zoveel om geven?’

Hij draaide haar om en keek haar aan, en ze zag de liefde op zijn gezicht en wist wat hij bedoelde met iets wat zo zacht en zoet was dat het vanbinnen pijn deed. ‘Wat het leven de moeite waard maakt, wat het góéd maakt, is de wetenschap dat we ooit zullen sterven. Misschien is dat de grap die God met ons uithaalt, maar ik denk dat het ook zijn geschenk is. We hebben de ons toegewezen tijd en dan is het voorbij. Het is aan ons om het leven zinvol en speciaal te maken.’

Ze vlijde zich tegen hem aan en bracht haar lippen naar de zijne, eerst zacht, als de wind, en daarna harder, dieper, gretiger. ‘Het enige wat ik weet,’ zei ze toen ze eindelijk weer naar adem hapten, ‘is dat ik je nooit laat gaan, Ry, hoeveel dagen we ook hebben. Per slot ben ik de Hoeder.’