35
Zoe veegde de condens van het caféraam zodat ze de antiekwinkel aan de overkant van de Rue des Saints-Pères in de gaten konden houden. De houten gevel was klassiek jagersgroen geschilderd. De naam, Air de la Russie, stond in discrete, gouden letters boven de deur geschilderd. Maar er zat nog een rolluik van traliewerk voor het donkere etalageraam, terwijl de winkels ernaast uitnodigend opgloeiden in de grijze, regenachtige morgen.
‘“Monsieur Anthony Lovely, Eigenaar,”’ zei Zoe, hardop de kleinere en nog discretere letters onder de naam van de winkel oplezend. Ze hadden de etalage bekeken voor ze naar het café waren gegaan, en Zoe was onder de indruk geweest. Voor zover ze kon zien, waren de iconen, Fabergé-eieren, lakdoosjes, in elkaar passende poppetjes en juwelen allemaal van de hoogste kwaliteit. Monsieur Anthony Lovely wist heel goed waar hij in handelde.
‘Wat een vreemde naam. Anthony Lovely. Tony vond het vast een kick om op te groeien met zo’n naam. Hij is niet Russisch, en trouwens ook niet Frans. Hopelijk spreekt hij Engels, want ik vind het vreselijk als mensen iets staan te brabbelen waar ik geen woord van versta. Niet iedereen spreekt zoveel talen als jij, Ry. Ik ben tenminste nog tweetalig.’
Ze stopte even om adem te halen en op haar horloge te kijken. ‘Het is al na tienen. Stel dat hij niet komt?’
Ry stopte het laatste stukje croissant in zijn mond. ‘Ik spreek toevallig maar twaalf talen vloeiend, maar ik kan me in nog drie andere verstaanbaar maken.’
Zoe gaapte hem aan; ze kon het niet helpen. ‘Dat meen je niet, hè?’
‘Dat meen ik wel. Het is gewoon een gave waarmee ik geboren ben. Zoals een absoluut gehoor hebben, of 1.546 maal 852 kunnen vermenigvuldigen in je hoofd. Voor ik agent bij de Narcoticabrigade werd, zat ik bij de commando’s, en het leger heeft me op een heleboel snelcursussen getrakteerd. De rest heb ik in de loop der tijd opgepikt.
Wat Anthony Lovely betreft – de man die hem heeft aangeraden, zei dat hij een Britse expat was, uit de Cotswolds, om precies te zijn – dus we kunnen er gerust van uitgaan dat hij Engels spreekt. Hij is altijd vrijgezel gebleven, maar wel hetero, midden zeventig. Russisch antiek is kennelijk zijn lust en zijn leven, want hij schijnt geen andere interesses te hebben, en mijn mannetje zegt dat hij in veertig jaar nog nooit één dag niet in zijn winkel is geweest. Hij komt wel opdagen.’
‘Oké.’ Het duizelde Zoe nog dat Ry vijftien talen sprak.
In het voorbijgaan schonk de ober hun kopjes koffie bij. Zoe wreef de wasem weer van het raam, en pakte toen haar kopje op, meer om haar handen te warmen dan om eruit te drinken. Ze was helemaal opgewonden.
Ze keek op en zag Ry naar haar staren, met een intense, bijna felle uitdrukking op zijn gezicht. ‘Wat is er? Je zit al vreemd naar me te kijken sinds we hier zijn gaan zitten.’
Er kwam plotseling een vreselijke gedachte bij haar op. Ze zette haar kopje weer op het schoteltje en streek met haar vingers over de voorkant van haar haar. ‘Zeg alsjeblieft niet dat ik nog steeds bloedspatten op me heb.’
Hij glimlachte. ‘Nee, je ziet er goed uit. Helemaal fris gewassen en schoon.’
Nadat ze uit de Kashba waren vertrokken, hadden ze niet naar een hotel durven gaan, waar ze hun paspoorten moesten tonen, maar hadden gebruikgemaakt van de openbare douches, Mc Clean genaamd, onder het Gare du Nord. Zoe had niet beseft hoeveel van de man met de paardenstaart op haar terecht was gekomen tot ze al het bloed en de vuiligheid in het putje weg zag kolken. Nu kon ze er niet meer aan denken zonder overal jeuk te krijgen.
‘Wat is er dan?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Het was gewoon… Ik was zo stomverbaasd in de Kashba. Zoals je ons hachje hebt gered door voor ninja te spelen met dat mes.’
Zoe grijnsde naar hem, behoorlijk ingenomen met zichzelf. ‘Om eerlijk te zijn ging het niet zoals had gemoeten. Ik dacht dat het rond zou tollen zoals je wel in films ziet, maar het viel te vroeg op de grond.’
‘Dat komt doordat het lemmet gebogen is. Dat brengt het uit balans.’ Ry pakte het bonnetje. Zoe keek hoe hij een prop euro’s uit zijn jaszakje haalde. Er leek geen einde te komen aan de hoeveelheid geld die hij had – een goede zaak, dacht ze, omdat zij alleen een paar creditcards bezat, die nu nutteloos waren. Als ze niet bij Ry O’Malley was gebleven, zou ze intussen vast al in een Franse politiecel hebben gezeten, en dan nog alleen als ze geluk had gehad. Anders had ze in het lijkenhuis gelegen.
Ze zei: ‘Die man met de paardenstaart is voorgoed uit mijn leven verdwenen, dankzij jou. Madame Blotski zei dat de man aan de telefoon een vreemde voor haar was, maar ze leek er vast van overtuigd dat hij bij de mafiya hoorde, en wat hij zei, klinkt als het soort dreigement dat een pakhan zou gebruiken.’
‘Ja, ik denk dat we wel kunnen aannemen dat Mr. Paardenstaart voor Popovs zoon werkte.’
‘En hij zal achter me aan blijven zitten, hè, Ry? Popovs zoon. Zijn vader heeft hem over het bottenaltaar verteld en nu wil hij het zelf, en hij blijft zijn vors achter me aan sturen tot hij het heeft.’
Ze had zich niet gerealiseerd dat ze haar koffiekop zo stevig vastklemde tot Ry haar vingers loswurmde en ze in zijn grote hand hield. ‘Maar we hebben nu wat ruimte om op adem te komen. Het zal wel even duren voor Popovs zoon een andere vor op pad zal sturen, en die kerel moet ons eerst nog zien te vinden. Intussen krijgen we misschien een goede aanwijzing van die iconenexpert over wat en waar het bottenaltaar is.’
‘En aangezien Kennedy is vermoord omdat de KGB geloofde dat hij ervan gedronken had,’ zei Zoe, ‘zal de oplossing van het altaarmysterie ons misschien ook een manier aan de hand doen om van Yasmine Poole en haar mannetjes af te komen. Ik denk nog steeds dat ze voor die man in dat spoorweguniform werkt, die aan het eind van de film het geweer van je vader overneemt.’
‘Ja. Het kan dat ze echt voor de CIA werkt, maar ik wed net zoals jij op die spoorwegman. Maar wie hij ook is, hij moet wel het lef hebben…’
‘Kijk, O’Malley.’ Zoe greep zijn arm en wees met haar kin naar een man met een fedora op en een grijs pak aan die voor de Air de la Russie stond. Hij had een krant onder zijn ene arm en een Starbucks-beker in zijn hand, en hij moest zijn koffie op het kozijn van de etalage neerzetten om een sleutelring uit zijn zak te halen.
‘Dat is hem. De icoonexpert.’
Ze besloten een dekmantel te bedenken: zij en Ry waren in Parijs op huwelijksreis, maar ook om haar grootmoeder op te zoeken, een emigrante die tijdens de glasnost uit Rusland was gekomen en die hun het icoon had gegeven als huwelijkscadeau. Ze wilden het laten taxeren, en misschien verzekeren, voor ze teruggingen naar de States.
‘Ik zal net doen alsof de kwestie me verveelt,’ zei Ry. ‘Alsof dit jouw afdeling is en ik alleen maar voor jouw plezier ben meegekomen omdat ik later met je de koffer in wil duiken. Dan voelt hij zich minder bedreigd of geïntimideerd door mij. Jij weet van niets, maar wil graag van alles leren, waardoor hij juist meer gaat praten. Mensen lopen graag met hun kennis te koop.’
Maar toen ze eenmaal in de winkel waren, voelde Zoe zich niet op haar gemak en ze ratelde hun verhaaltje af alsof ze haar tekst van een kaartje oplas. Anthony Lovely leek echter niet wantrouwig, alleen maar een beetje nieuwsgierig toen ze het icoon uit haar tas haalde, de zak van robbenvel verwijderde en het op de toonbank legde.
De man hield zijn adem in toen het licht van de kristallen kroonluchter weerkaatste in de juwelen en het verguldsel op de kroon en het gewaad van de Maagd.
‘Dit is… exquis,’ zei hij, maar Zoe dacht dat hij op het punt had gestaan iets anders te zeggen.
Zijn handen bleven boven het icoon hangen, alsof hij ernaar hunkerde het aan te raken, maar niet durfde. ‘Ja, het is werkelijk buitengewoon. Ik zou het graag directer in het licht willen onderzoeken. Mag ik?’
‘Ga uw gang. Mijn grootmoeder zei dat het al generaties lang in de familie is. Nietwaar, schat?’
Zoe keek naar Ry en haar mond viel bijna open. Hij had zichzelf getransformeerd tot een totaal ander iemand – zijn gezicht leek zachter, wezenlozer, alsof hij vijftig punten van zijn IQ had verloren. En hoewel hij zichzelf niet kleiner kon maken, leek hij helemaal niet zo stoer of bedreigend meer zoals hij daar met afhangende schouders tegen de toonbank leunde.
En, o jee – hij keek haar verlangend aan, heel verlangend, een blik waaruit duidelijk sprak dat hij zich haar ter plekke naakt voorstelde. Naakt en sexy zwetend, terwijl ze onder hem lag…
Anthony Lovely schraapte zijn keel. ‘Vertel eens, Mrs…’
Zoe wendde met een ruk haar blik van Ry af en keek weer naar de antiekhandelaar. ‘Eh, Suzie Carpenter, met een z. Mijn man heet Jake Carpenter. We zijn net getrouwd.’
‘Ja, dat vertelde u. Mag ik vragen of u veel af weet van religieuze iconen?’
‘Alleen dat het religieuze dingen zijn of zo,’ zei Zoe, hopend dat ze stom genoeg klonk. ‘Maar ik wil er meer van weten nu ik er een heb.’
Anthony Lovely schoof zijn koffie en de opgevouwen krant opzij en pakte een groene lamp die bij de kassa stond.
‘Omdat ze vereerd werden door de Orthodoxe Kerk,’ zei hij, ‘moesten Russische iconen voldoen aan strikte regels, met vaste patronen die telkens weer herhaald werden. Kunstenaars die het waagden van de norm af te wijken, konden op onaangename gevolgen rekenen. Doodgeranseld worden met een metalen dorsvlegel bijvoorbeeld.’
Zoe huiverde. ‘O, wat afschuwelijk.’
‘Inderdaad.’ Lovely plaatste de lamp op de toonbank. ‘En daarom is dit icoon zo speciaal – want het onderwerp doet alle regels geweld aan, ziet u?’
Hij zocht onder de toonbank en haalde een doos met dunne, plastic handschoenen tevoorschijn, zodat de olie van zijn huid niet op het hout kon komen. Hij trok een zwartfluwelen doek uit een la, streek hem glad en legde het icoon er toen eerbiedig op.
Zoe voelde iets van wroeging over de nonchalante manier waarop zij en Ry ermee waren omgegaan; ze hadden erin gepeuterd en aan gewrikt en ze hadden het geschud om te horen of er een geheim vakje in zat. Ze was er zelfs mee in de Seine gesprongen.
‘Normaal gesproken,’ zei Lovely, terwijl hij vooroverboog en zijn dubbelfocusbril omhoog, weer naar beneden en weer omhoog deed, ‘wordt de Maagd afgebeeld met het Christuskind in haar armen, of met haar handen gevouwen in gebed. Maar in plaats daarvan zien we hier een nogal macabere drinkbeker. En nog wel in de vorm van een menselijke schedel.’
‘Het ziet er een beetje griezelig uit,’ zei Zoe, nogmaals huiverend. ‘Denkt u dat het een speciale betekenis heeft?’
‘Voor de kunstenaar misschien. De Kerk, vermoed ik, zou alleen al door het idee geschokt zijn.’
Lovely was even in gedachten verzonken, en zijn ogen, dacht Zoe, waren bijna devoot toen hij naar het icoon keek. Hij houdt hiervan, dacht ze. Niet alleen van de iconen – hij houdt van Rusland zelf, de geschiedenis, de diepe, duistere geheimen. Hij houdt ervan tot in het diepst van zijn ziel.
Hij stootte een lachje uit. ‘Ja, absoluut geschokt. En ze zouden waarschijnlijk ook wantrouwend naar deze Maagd hebben gekeken, want zij is geen typische, uitdrukkingsloze heilige die voldoet aan een opgelegd ideaal. Ze heeft eerder iets schalks en grilligs over zich, vindt u niet? Alsof ze een geheim heeft waarmee ze ons plaagt, alleen zal ze dat nooit vertellen. Ik geloof werkelijk dat de kunstenaar een persoon van vlees en bloed als model heeft gebruikt. Haar hartvormige gezicht en prominente jukbeenderen, de zware, gewelfde wenkbrauwen. En haar ogen, bijna als die van een kat…’
Hij onderbrak zich, keek naar Zoe, daarna weer naar het icoon. ‘Wat ontzettend bijzonder. De Maagd, die is… Jullie lijken zoveel op elkaar dat jullie zusters konden zijn.’
Langzaam richtte hij zijn blik weer op Zoe en ze zag wantrouwen groeien in zijn vriendelijke ogen. ‘Hoe lang was dit ook weer in uw familie?’
Zoe durfde Ry niet aan te kijken. ‘O, heel lang,’ zei ze, met een hees overslaande stem. ‘Oma heeft dat nooit precies gezegd.’
Lovely staarde haar gedurende een paar eindeloze seconden aan en zei toen: ‘Ik vraag me af… Is het zuiver toeval dat u zoveel op haar lijkt, Mrs. Carpenter? Of denkt u misschien dat ze een echte vrouw was, die op een echte plek woonde?’
Een echte plek? Zoe keek naar de Maagd. Ze zat op een gouden troon, en de troon zweefde boven een meer dat ongeveer de vorm van een schoen had. Bij de hak van de schoen lag iets wat eruitzag als een stapel stenen. En bij de punt bevond zich een waterval.
‘Bedoelt u dat u denkt dat dit meer echt bestaat?’
‘Inderdaad.’ Lovely beschreef met zijn hand een rondje boven het icoon. ‘We zien het meer, de rotsen, de waterval, als van boven, in vogelvlucht. Maar de Maagd zien we van voren, en niet in perspectief met de rest. Het is alsof de kunstenaar een kaart van een plek die hij kende heeft geschilderd, misschien de plek waar hij woonde, en toen de Maagd erbovenop heeft gezet.’
‘Hoor je dat, schat?’ zei Zoe, zich tot Ry wendend. ‘Hij denkt dat het meer op mijn icoon echt bestaat. Zou het niet fantastisch zijn om dat te gaan opzoeken?’
Ry haalde zijn schouders op. ‘Vast.’
Ze richtte zich weer tot de antiekhandelaar en lachte stralend naar hem. ‘Hebt u enig idee waar in Rusland dat zou kunnen zijn, Mr. Lovely?’
Lovely glimlachte ook. ‘Als de kunstenaar de plek waar hij woonde heeft afgebeeld, dan moet dat ergens in Siberië zijn. Dat kun je afleiden uit de verf die hij gebruikt heeft. De kleuren in het gewaad van de Maagd, oranje, vermiljoen en turkoois, zijn namelijk typisch voor Siberië. En opgebracht met een zekerheid die ik nog nooit overtroffen heb gezien. In handen van een mindere meester zouden zulke kleuren makkelijk een primitieve felheid kunnen krijgen, van het soort dat we zo vaak in volkskunst zien.’
Zoe’s hart bonkte zo hard van opwinding dat ze bijna een dansje wilde maken. Het icoon was een kaart van een plek die echt bestond, een meer ergens in Siberië. Als ze het meer vonden, zouden ze dan ook het bottenaltaar vinden?
‘De kleuren zijn echt prachtig,’ zei ze. ‘En nog zo helder, gezien het feit dat ze zo lang geleden zijn geschilderd.’
‘Het is allemaal verbazingwekkend, vindt u niet? De verrassende frisheid van kleur is te danken aan een duurzame techniek die je wasschilderen noemt en waarin het pigment met hete was wordt vermengd. Door die techniek kunnen we het ongeveer dateren in de tijd van Ivan de Verschrikkelijke. Dat wil zeggen, de zestiende eeuw.’
Lovely staarde eerbiedig neer op het icoon en zuchtte toen. ‘Het zilveren reliëflaagje op de beker en het bladgoud op de kroon zijn een paar eeuwen later toegevoegd. Eigenlijk jammer, want het tast de integriteit van het stuk aan.’
‘Maar de juwelen die erop zitten,’ zei Ry. ‘Die moeten toch ook iets waard zijn?’
‘Ach, ja. De juwelen.’ Lovely haalde een juweliersloep uit de zak van zijn jasje, keek erdoor en kwam met zijn gezicht zo dichtbij dat zijn neus bijna die van de Maagd raakte. ‘Ik zie hier een diamant, onyx, cordieriet…,’ zei hij, terwijl hij met de loep van de ene naar de andere edelsteen ging. ‘Vuuropaal, aquamarijn, saffier…’ Hij eindigde met de grootste edelsteen, die op het voorhoofd van de zilveren schedelbeker. ‘Robijn.’
Hij ging rechtop staan en stak de loep weer in zijn zak. ‘Jammer genoeg zijn die allemaal heel modern. Van na de Tweede Wereldoorlog, zou ik zeggen, en van nogal slechte kwaliteit. De originele juwelen zijn er waarschijnlijk af gehaald door iemand die het geld nodig had.’
Mijn overgrootmoeder, dacht Zoe. Lena Orlova. Had zij de juwelen verkocht om zichzelf en haar baby in Sjanghai in leven te houden tijdens de Japanse bezetting? Anna Larina had gezegd dat Lena na de oorlog met een handelaar in edelstenen was getrouwd. Die latere juwelen waren waarschijnlijk van hem afkomstig.
Maar wat voor Zoe altijd het allervreemdste van de juwelen was geweest, was de manier waarop ze zo willekeurig op het icoon waren geplaatst. Niet alleen waren geen twee edelstenen gelijk, maar het leek alsof ze gewoon in een gril neergekwakt waren, zonder enig gevoel voor artisticiteit of symmetrie.
De gouden kroon van de Maagd, bijvoorbeeld – waarom zaten daar geen juwelen op? Maar in de lucht aan weerszijden van de kroon had de kunstenaar een vuuropaal en een aquamarijn gezet die tussen de wolken zweefden. Op het gewaad van de Maagd zaten ook geen juwelen, zoals je verwacht zou hebben, maar de cordieriet was midden in de stapel stenen geplaatst, en de saffier bevond zich in de waterval.
Het klopte niet. De enige edelsteen die zat waar hij hoorde te zitten, was de grote robijn midden op het voorhoofd van de schedel.
‘Wat zegt u nu eigenlijk?’ vroeg Ry, die van zijn ene voet op zijn andere ging staan en nog slomer tegen de brandschone toonbank ging hangen zodat hij er met zijn ellebogen op steunde. ‘Is het icoon iets waard of niet?’
Lovely keek Ry vernietigend aan. ‘Het is vrijwel onmogelijk om zo’n uniek stuk als dit een specifieke waarde toe te kennen. Ik kan u zeggen dat een goed bewaard gebleven, Siberisch icoon uit het begin van de zeventiende eeuw onlangs bij Sotheby’s voor 900.000 pond is verkocht.’
‘Krijg nou wat,’ zei Ry, en Zoe moest bijna lachen om de oprechte geschoktheid in zijn stem. Toen herinnerde ze zich haar duik in de Seine met een icoon van 900.000 pond in haar schoudertas, en die woeste motorrit door de straten van Parijs, en werd ze zelf een beetje misselijk.
‘Zegt u dat wel,’ zei Lovely. ‘En als u het zou willen verkopen, dan kan ik u in contact brengen met een potentiële koper. Hij woont even buiten Boedapest, maar hij is een serieuze verzamelaar van Siberische iconen en een expert in Siberische folklore en kunstvoorwerpen. Hij is zelfs…’
Lovely onderbrak zichzelf en staarde in de verte, ogenschijnlijk nadenkend over of hij nog meer wilde zeggen.
Zoe besloot het risico te nemen wat meer open kaart te spelen met de handelaar. ‘Mr. Lovely, ik zou nooit afstand doen van mijn grootmoeders icoon. Ik hak nog liever mijn rechterarm af dan die te verkopen, want het icoon maakt ook deel uit van mij, van mijn erfenis. Maar ik zou die man graag willen spreken.’
Lovely aarzelde nog even en knikte toen. ‘Ik heb hier ergens zijn kaartje.’
Hij liep naar een la onder de kassa en begon te rommelen in wat er in Zoe’s ogen uitzag als een stapel van honderd visitekaartjes. ‘Het vreemde is dat hij me ooit, jaren geleden, gevraagd heeft aan hem te denken als ik ooit een Maagd tegenkwam met een beker in de vorm van een schedel op haar schoot. Het leek zo’n vreemd verzoek dat ik er nooit meer aan gedacht heb… Ah, hier is het.’
Hij bracht het kaartje naar Zoe. ‘Hier moet alles op staan wat u nodig heeft. “Denis Kuzmin, professor emeritus, 336 Piroska U., Szentendre, Hongarije.” En een telefoonnummer.’
Zoe stopte het kaartje in haar achterzak, terwijl Lovely het icoon weer voorzichtig in de zak van robbenvel wikkelde. Toen overhandigde hij haar de zak alsof hij de Britse kroonjuwelen bevatte.
‘Dank u dat u mij dit genoegen heeft gedaan, Mrs. Carpenter.’
Zoe glimlachte terug, maar voelde iets van verdriet omdat ze hem aardig vond en hem toch op een of andere manier had bedrogen door niet zichzelf te zijn.
‘Pfoeoeoe,’ zei Zoe toen de deur van de Air de la Russie met een getinkel achter hen was dichtgevallen. Het duizelde haar.
‘Het meer op het icoon is een echte plek, Ry, ergens in Siberië. En zestiende-eeuws. Het is zo vreemd om te bedenken dat er een Hoeder was die op mij leek maar toch zo lang geleden leefde. Maar ik heb het gevoel dat we eindelijk ergens komen. Hoe deed ik het? Deed ik stom genoeg?’
Ry haalde adem om iets te gaan zeggen, maar Zoe legde een vinger op zijn lippen. ‘Nee, niet doen, O’Malley. Ik weet dat ik om een gevatte reactie vroeg, maar laat alsjeblieft zitten.’
Hij legde zijn hand om de hare, maar liet haar vinger waar hij was. Zijn adem voelde warm op haar huid toen hij zei: ‘Je hebt het goed gedaan. Je hebt die arme Mr. Lovely tot aan zijn tenen ingepakt, en hem toen uitgeknepen.’
Hij bleef haar hand vasthouden, merkte Zoe, toen ze de straat overstaken en terugliepen naar het café waar ze hadden ontbeten.
Ze zei: ‘En we hebben de naam van iemand die misschien nog meer weet. Ik hoop dat Hongaars een van je vijftien talen is?’
Ry grijnsde naar haar en ratelde iets wat in Zoe’s oren als het wijsje van een winterkoninkje klonk.
‘Nou, ik neem aan dat dat tenminste een beleefde…’
Zoe onderbrak zichzelf, greep Ry’s hand steviger vast en trok hem naar zich toe. Ze leunde dicht tegen hem aan, deed net of ze in zijn nek snuffelde en fluisterde: ‘Krantenkiosk. Op de hoek.’
Hij kuste haar op haar kin en hield zijn hoofd zo schuin dat hij uit zijn ooghoek de krantenrekken kon zien. ‘O shit,’ zei hij, en kuste haar neus en haar wang. ‘Dat is niet best.’
Yasmine Poole had haar dreigement uitgevoerd. Er stonden rekken met kranten rondom de kiosk, en op elke krant stond hun foto over de hele voorpagina gedrukt, onder de vette kop terroristes. Ze hadden haar Californische rijbewijs gebruikt en Ry’s foto van zijn ID van de Narcoticabrigade.
Net op dat moment draaide Zoe zich met een soort voorgevoel om naar de Air de la Russie. Ze zag hoe Anthony Lovely met zijn ene hand zijn koffie oppakte en met de andere zijn krant openschudde. De Starbucks-beker bleef midden in de lucht hangen, en zijn hoofd draaide zich met een ruk naar het raam om naar buiten te kijken.
‘Helemaal niet best, Ry. Anthony Lovely heeft ons net herkend.’
‘Ik weet dat je bang bent,’ zei Ry op kalme toon, en hij streek met zijn vingertoppen de losse plukjes haar van haar voorhoofd. ‘Maar er is niet ver hiervandaan een metro-ingang. Daar lopen we naartoe alsof we helemaal niets aan ons hoofd hebben, tenzij iemand begint te schreeuwen. Dan gaan we er als een speer vandoor.’