39
‘Man, als die jongens nog gaan, rijden ze achteruit,’ zei Ry, die de impuls onderdrukte om op de claxon te gaan leunen terwijl de oude volkswagenbus voor hen de bocht nam.
‘Uh-huh,’ zei Zoe. Ze had de Vanity Fair open op haar schoot liggen en staarde naar het gezicht van Miles Taylor, terwijl ze probeerde om in het hoofd van de man te kruipen. In zijn ziel te kijken.
‘Ze kijken tenminste naar het landschap,’ ging Ry door toen de weg een overweldigend uitzicht bood op beboste heuvels en de kronkelende Donau.
‘Ik kijk ook, O’Malley,’ zei Zoe. ‘Maar ik denk tegelijk na.’
‘Oh-oh.’
‘Als Amerika’s mannetjesmaker ooit een Sovjetagent heeft geholpen om president Kennedy te vermoorden, wat doet hij zijn land dan nu aan met zijn macht en invloed en geld? Voor zover wij weten, kan hij nog steeds voor de KGB werken, of hoe ze zich tegenwoordig ook noemen.’
‘De FSB. Federalnaya Sluzhba Bezopasnosti.’
Ze wuifde met haar hand. ‘Wat dan ook. Dat mag hij aan de rechter vertellen nadat we hem ontmaskerd hebben. Maar waar ik aan heb zitten denken is: hóé ontmaskeren we hem? We kunnen de film aan een regeringsinstelling geven, zoals de CIA. Maar, o, wacht even, de schutter was een van hun agenten, die toevallig ook een mol van de KGB was.’
Er toeterde iemand achter hen. Ry keek in de achteruitkijkspiegel en zag een rode Mini Cooper die telkens over de midden-streep schoot en weer inhield omdat hij zowel hem als de volkswagenbus wilde passeren, maar niet genoeg lef had om dat blind te doen.
‘Het is mogelijk dat ze er allang achter zijn dat mijn vader een mol was,’ zei hij. ‘Misschien weten ze zelfs dat hij de man op het talud was. Maar wat ze nu ook weten of toen wisten, op het moment dat de moord plaatsvond, begonnen mensen in de hele commandostructuur zich al in te dekken, van de CIA tot de politie in Dallas, omdat ze het hebben láten gebeuren. Neem nou de Geheime Dienst. Om te beginnen lieten ze de president die dag in een open auto rondrijden. Zodra het eerste schot werd afgevuurd, had de man achter het stuur plankgas moeten geven om zo snel mogelijk weg te komen. In plaats daarvan ging hij heel langzaam rijden, omdat hij om zich heen wilde kijken, neem ik aan. Wie zal het zeggen? Maar daardoor zaten Kennedy en alle anderen in de auto daar maar als nietsvermoedende schietschijven.’
Zoe rolde het tijdschrift op en keek uit het raampje. ‘En daar ben ik nou het bangst voor, Ry. We geven ze de film, zij zeggen dat we moeten bedenken wat het beste is voor het land, blablabla, en daarna stoppen ze het in de doofpot.’
‘Schat, ze zullen het zo diep wegstoppen dat het alleen maar boven water komt wanneer een of andere jongen in China het opgraaft als hij zijn tuin omspit.’
‘Terwijl wij voor de rest van ons leven ergens in een kooi worden opgesloten.’
De Mini Cooper toeterde weer en de volkswagenbus sloeg terug door een wolk zwarte rook uit te stoten en nog langzamer te gaan rijden, terwijl ze weer een bocht namen. Ry remde en dwong zijn handen hun greep op het stuur te verslappen.
Hij zei: ‘We kunnen ermee naar de media gaan. Ik ken een man die voor de Washington Post werkt en heel goed is. Hij is slim, grondig en laat zich niet makkelijk intimideren. En hij laat zijn persoonlijke overtuigingen niet in zijn verhalen doorschemeren.’
Ze kwamen de bocht uit en eindelijk zag Ry een stuk rechte weg zonder tegemoetkomend verkeer voor zich. Hij drukte op het gaspedaal en wilde net het busje passeren toen de Mini Cooper hen voorbijschoot. De man achter het stuur stak zijn middelvinger op, en Ry dacht: ‘Klootzak.’
‘Wat een klootzak,’ zei Zoe, en Ry lachte.
Hij zei: ‘We zouden de film aan die man kunnen geven, maar de moeilijkheid is dat de film nog maar de helft is. Hij laat zien wat ze gedaan hebben, maar niet waarom, en hij zal het waarom willen weten voor hij het verhaal publiceert.’
‘En op het moment dat hij vragen begint te stellen,’ zei Zoe, ‘laat Miles Taylor hem vermoorden.’
‘Zo is het.’
Ze zwegen even en toen zei Ry: ‘Ik ken één man die zelf zo machtig is en zoveel connecties heeft dat Taylor moeite zal hebben hem te pakken. Hoewel hij misschien niet het lef heeft om de film openbaar te maken – en hij zou het ook niet doen als hij oprecht geloofde dat het ’t land meer kwaad dan goed zou doen.’
‘Wie is dat toonbeeld van deugdzaamheid?’
‘Senator Jackson Boone.’
Zoe draaide met een ruk haar hoofd om en staarde hem aan. ‘O, mijn god. Ken jij senator Bóóne?’
‘Hé, niet meteen in zwijm vallen.’
‘Het is gewoon… senator Bóóne. Er wordt gezegd dat hij onze volgende president zou kunnen worden. Hoe ken je hem?’
‘Uit mijn tijd bij de Speciale Eenheden. Hij was mijn commandant.’
Zoe lachte. ‘Weet je wat ik zo leuk aan je vind, Ry? Je spreekt niet alleen vijftien talen, maar op alle plekken waar we naartoe gaan, ken je iemand. Een man die voor wapens kan zorgen. Een man die valse paspoorten kan maken. Een man die senator is.’
Ze rolde de Vanity Fair weer uit en hij viel precies open bij het artikel over Taylor. Tegenover de eerste pagina tekst stonden een aantal foto’s, en toen ze het blad in het licht hield om ze beter te kunnen zien, onderdrukte Ry een gekreun.
De foto waardoor ze zo werd geobsedeerd, was er een van Miles Taylor naast de president van de Verenigde Staten, die een onderwijzer in een getto de Freedom Medal opspeldde. Achter hen stond een kluitje mensen rond een Amerikaanse vlag, en even daarnaast, alsof ze met opzet opzij was gestapt om buiten beeld te blijven, stond een vrouw in een helderrood pakje.
En, oké, misschien had ze rood haar, maar dat kon je niet goed zien omdat ze het had opgestoken, en ze stond zo ver aan de zijkant van de foto dat de helft van haar gezicht was afgesneden, en de helft die je nog wel kon zien, was onscherp. Maar Zoe was er zeker van dat de vrouw Yasmine Poole was, omdat ze een rood pakje droeg. Alsof er in de wereld niet miljoenen rode pakjes waren. Het moest iets van vrouwen zijn, dacht Ry.
En natuurlijk zei Zoe, omdat ze zijn gedachten kon lezen: ‘Ik meen het, O’Malley, zij is het. Het is datzelfde chique designerpakje dat ze in Parijs aanhad.’
Ry beet op de binnenkant van zijn wang om zich in te houden, maar zei toch: ‘Hé, ik ben het met je eens, tenminste met de veronderstelling dat Yasmine Poole voor Miles Taylor werkt als huurmoordenaar. Ik zeg alleen dat de vrouw op die foto iedereen zou kunnen zijn.’
Zoe bestudeerde de foto nog iets langer en sloeg toen het tijdschrift dicht, stak het in de zijkant van het portier en schroefde een van de waterflesjes open die ze hadden meegenomen. Toen ze weer een bocht maakten, drukte ze haar gezicht tegen het glas van het raampje.
‘Dit is echt spectaculair,’ zei ze. ‘Maar Strauss had het mis. De Donau is niet blauw, meer modderig bruin.’
‘Toch is hij meestal blauw. Waarschijnlijk loopt er vandaag gewoon veel smeltwater van de sneeuw in.’
Hij liet een paar seconden voorbijgaan en zei toen: ‘Agim is echt een knappe man, vind je niet?’
Zoe nam een slok water. ‘Werkelijk. Dat had ik nog niet opgemerkt.’
Ry werd op het eerste gezicht verliefd op Szentendre.
‘Het is bijna te prachtig om waar te zijn,’ zei hij tegen Zoe. ‘Met klinkers bestrate laantjes, daken met rode dakpannen, fel geschilderde huisjes, oude orthodoxe kerken. Kijk, ze hebben zelfs koetsjes met paarden ervoor. Ik zou wat mannen die viool spelen kunnen inhuren, één perfecte rode roos voor je kunnen kopen en een tochtje in het maanlicht gaan maken.’
‘Het is februari, O’Malley. Doe normaal,’ zei Zoe, maar hij zag dat ze glimlachte. ‘Het is bijna twee uur. We moeten het huis van professor Kuzmin zien te vinden. Agim zei dat het op een heuvel lag die uitkijkt over de rivier.’
Ze vonden het met gemak, maar Ry reed erlangs zonder zelfs maar af te remmen. Hij sloeg rechts af, daarna links af, zodat ze in een straat waren die onder de villa liep. Hij parkeerde naast een paar treden die leidden naar wat de muur van een kerkhof leek. Ze stapten uit, strekten hun benen en keken om zich heen.
Zoe zei: ‘Ik heb nog geen spoor van Yasmine Poole gezien. Jij?’
‘Nee, maar dat zouden we ook niet zien.’
Ry pakte de Glock uit het handschoenenvakje waarin hij hem onder het rijden had opgeborgen, stak hem achter in zijn broekband en stopte toen wat extra magazijnen in de zijvakken van zijn kaki broek.
‘Zijn we hier weer de Carpenters? Die verwaande macho Jake en Suzie die van niets weet?’ vroeg Zoe.
Ry schudde zijn hoofd. ‘Nee, alleen de namen blijven hetzelfde. Ik neem aan dat deze man jarenlang naar jouw icoon heeft gezocht, en op het moment dat hij het onder ogen krijgt, wil hij het hebben. Als hij denkt dat we een stel boerenkinkels zijn, kan het uit de hand lopen. Het kan sowieso uit de hand lopen.’
Ry keek nog een keer om zich heen en zei toen: ‘Vind je het erg om even bij de auto te wachten? Ik wil de villa verkennen voor we naar binnen gaan. Uitzoeken waar de achteruitgang is, voor het geval dat.’
‘Plan-B.’ Zoe grijnsde en Ry dacht: ‘Verdomme, ondanks alles geniet ze ervan.’ En hij lachte in zichzelf, omdat hij er ook van genoot.
Professor Denis Kuzmins villa – twee verdiepingen geschilderd in een zachte perzikkleur – lag achter een bosje cipressen en een groene, gietijzeren omheining. Het hek voor de oprijlaan stond open en Ry glipte er ongezien doorheen. Hij liep naar de achterkant en vond een deur die van de keuken naar een groentetuin en een kleine appelboomgaard leidde. Aan de andere kant van de boomgaard liep een laantje naar de achterkant van een kerk.
Hij liep het laantje uit, langs de kerk, en kwam bij een klein kerkhof vol overhellende stenen kruisen en afbrokkelende familiegraven. Langs een kant van het kerkhof liep een muur, en aan de andere kant van de muur was een stenen trapje. Ry keek het trapje af en zag alleen de achterkant van hun gehuurde BMW, maar Zoe was nergens te bekennen.
Hij liep de treden af, kon Zoe nog steeds niet zien en de paniek rees op vanuit zijn buik. Toen zag hij haar rug, leunend tegen de voorbumper. Hij moest een geluid gemaakt hebben, want ze ging plotseling rechtop staan en draaide zich om, met een flesje water in de ene hand en een Glock in haar andere, gericht op zijn hart.
‘Jezus Christus, O’Malley, wat doe je nou? Ik had je bijna neergeschoten.’
‘Sorry, ik dacht dat je… Sorry.’
Ry haalde diep adem en trachtte zijn polsslag onder controle te krijgen. Hij moest zich vermannen. Hij had Agim zijn hoofd op hol laten brengen met al die praatjes over de Ene, en nu werd hij erdoor afgeleid. En als je afgeleid was, kon je niet alleen zelf gedood worden, maar bracht je de mensen die van jou afhankelijk waren ook in gevaar.
‘Nou, waarschuw me volgende keer op de een of andere manier. Ik ben een beetje schrikachtig.’ Zoe liet het pistool weer in haar tas glijden. ‘Wat heb je gevonden? Hebben we een plan-B?’
Ry beschreef de indeling van de villa, terwijl hij zijn Zwitserse zakmes tevoorschijn haalde, het portier van de BMW aan de passagierskant opende en de stoel zo ver mogelijk naar achteren schoof om bij de console in het midden te kunnen.
Zoe gluurde over zijn schouder. ‘Wat doe je?’
‘Ik schakel de airbags uit. Dat had ik eerder moeten doen. Op een bepaald moment moeten we hier misschien razendsnel wegwezen, en als we dan ergens tegen aanbotsen, wil ik geen nylon zak tegen mijn gezicht krijgen.’
‘Wat je doet, is vast illegaal. Maar ik hou mijn mond wel.’
‘Hé, als ze mij pakken, dan sleur ik je mee. Shit, hier was ik al bang voor. Ik moet het tapijt kapotsnijden om bij het controlepaneel te komen.’
‘Prima, maar als we de auto terugbrengen, mag jij het oplossen.’ Ze boog zich voorover om het beter te kunnen zien. ‘Maar áls we er razendsnel vandoor moeten, mag ik dan rijden?’
Ry lachte om het idee alleen al.
De deur van de villa werd opengedaan door een vrij aantrekkelijke blondine van in de vijftig, die hun met een kille blik vertelde dat ze de huishoudster was en dat de professor hen verwachtte. Toen ze hen door een ruime, zwart-wit betegelde hal leidde, bewonderde Ry haar benen en vroeg hij zich af of zij misschien de reden was dat Denis Kuzmin nooit was hertrouwd.
Ze liet hen binnen in wat zij ‘de bibliotheek van de professor’ noemde, een zonnig vertrek met mahoniehouten panelen en boekenkasten langs de muren.
‘Wat een prachtige tuin,’ zei Zoe, terwijl ze naar de openslaande deuren liep die toegang gaven tot een schuin aflopend gazon omgeven door meidoornstruiken en azalea’s.
De huishoudster kon geen lachje opbrengen voor het compliment. Ze zei: ‘De professor komt zo bij u’, en vertrok, terwijl ze de dubbele deuren naar de hal stevig achter zich dichttrok.
Ry drentelde het vertrek rond, maar zag geen andere deur. ‘Ik vind het geen prettig idee dat je hier, afgezien van door de deur naar de hal, alleen uit kunt via de voortuin.’
Hij bleef staan bij de tafel die dienstdeed als bureau van de professor. Aan de muur erachter hing een ingelijste propagandaposter van Jozef Stalin – die beroemde waarop de Grote Leider poseert met een roodwangig boerenmeisje. ‘Ik vraag me af of hij weet dat Stalin de vader van dat meisje uiteindelijk heeft laten executeren,’ zei Ry tegen Zoe.
‘Misschien kan hem dat niets schelen. Of omdat hij zelf een informant was, vindt hij misschien dat die man het verdiend had.’
Ry bladerde door een paar pagina’s van een manuscript dat naast de computer van de professor lag. ‘Het lijkt erop dat hij een boek aan het schrijven is. Over middeleeuwse hekserij in Siberië.’
‘Hé, niet zo kleinerend. Voor zover we weten, stam ik af van een lang geslacht van heksen.’
Zoe liep langs de muur met planken waarop niet alleen boeken stonden maar ook iconen van allerlei afmetingen, sommige zo oud dat de verf er afgesleten was, andere rijkversierd met zilver en goud. ‘Hij heeft een paar mooie stukken,’ zei ze.
Ry wilde haar net vragen of de verzameling van de professor kon tippen aan die van haar moeder, toen de dubbele deuren opengingen en er een kleine, magere man binnenkwam die eruitzag zoals een professor in een film eruit hoort te zien, compleet met een rood, gestippeld, strikje, een tweed broek en een trui met leren stukken op de ellebogen.
Hij stak zijn hand uit naar Ry. ‘Ik ben professor Kuzmin. En jullie zijn Mr. en Mrs. Carpenter, neem ik aan?’ Hij sprak bijna accentloos Engels, maar langzaam en zorgvuldig, alsof hij bang was ook maar één fout te maken. ‘Neem me niet kwalijk, maar ik hoorde jullie auto de oprijlaan niet op komen.’
‘We zijn met de trein gekomen,’ zei Ry.
‘Zijn jullie helemaal vanaf het station hierheen geklommen?’ Lichtgrijze ogen, de kleur van cement, taxeerden hen van achter een dikke bril met een schildpadmontuur, en Ry kreeg het gevoel dat Denis Kuzmin zich een mening vormde als hij mensen voor het eerst ontmoette en daarna zelfvoldaan afwachtte tot zijn gelijk werd aangetoond.
Hij glimlachte, waarbij hij zijn kleine, gele tanden toonde, als maïskorrels. ‘Ach, maar jullie zijn allebei nog zo jong en fit, en het is ook niet zo koud voor februari. Wat vonden jullie van het grote plein van Szentendre? Pittoresk, nietwaar?’
‘Iets té, naar mijn smaak,’ zei Ry, ‘maar mijn vrouw was enthousiast. Ze wil dat ik met haar een ritje in het maanlicht ga maken in een van die koetsjes.’
Kuzmin gniffelde. ‘Dat is inderdaad heel romantisch, Mrs. Carpenter, maar misschien kunt u beter wachten op iets zachter weer.’ Hij gebaarde naar een sofa en een paar bijbehorende leunstoelen die jammer genoeg bekleed waren met felgroen fluweel. ‘Zullen we bij het vuur gaan zitten?’
Ry bleef onderweg even staan om de grote, ingelijste prent te bestuderen die boven de schoorsteenmantel hing. Nogal een vreemd ding om in je bibliotheek aan de muur te hangen, dacht hij. Maar de poster van Stalin gaf ook niet echt aanleiding tot vrolijke gedachten.
‘Ik heb het origineel van deze prent gezien in de Tretjakovgalerie in Moskou,’ zei Ry.
Kuzmin zuchtte bijna opgetogen en wiegde heen en weer op zijn hielen. De professor stond op het punt om aan een van zijn favoriete colleges te beginnen.
‘Ach, ja. Olie op canvas van Ilja Repin, Ivan de Verschrikkelijke en zijn dode zoon op 16 november 1581. Het legt het moment vast nadat tsaar Ivan, in een vlaag van onbeheerste woede, zijn zoon en erfgenaam net met een ijzeren staaf op zijn hoofd heeft geslagen. De vader knielt op de grond en houdt het bebloede lichaam van zijn zoon in zijn armen. Je ziet de krankzinnigheid in zijn bloeddoorlopen ogen, maar ook het gruwelijke besef van wat hij heeft gedaan. Daarnaast is het gezicht van de dode jongen kalm, bijna christusachtig. Fascinerend, nietwaar?’
‘En treurig,’ zei Zoe.
Ry gaf geen antwoord, want hij was verdiept in dat vreselijke moment dat de kunstenaar had vastgelegd. De tsaar in priesterachtig zwart, zijn zoon gekleed in een zuiverwit gewaad. Het moordwapen, de ijzeren staaf, dat dichtbij ligt op het bloedrode, oosterse tapijt.
‘U lijkt vooral geïnteresseerd in de geestelijk gestoorde figuren uit de Russische geschiedenis, professor,’ zei Zoe, terwijl ze een zwart-witfoto in een zilveren lijstje oppakte van een uitgemergelde man met een baard in een lang, zwart gewaad die met een opengeslagen bijbel voor zich aan een bureau zat.
Er speelde een vreemd glimlachje om Denis Kuzmins dunne lippen. ‘Dus u herkent de Krankzinnige Monnik? Grigori Raspoetin. Sommigen zeggen dat zijn invloed op tsaar Nicolaas en zijn vrouw Alexandra tot de bolsjewistische revolutie en de val van de Romanovdynastie heeft geleid. Hij werd wel een heilige mysticus, helderziende, genezer en profeet genoemd, maar ook een ontaarde, religieuze charlatan. Misschien was hij dat allemaal wel, of misschien…’
Hij onderbrak zichzelf toen de dubbele deuren opengingen en de huishoudster binnenkwam met een dienblad met drie hoge glazen erop, een kristallen karaf met water en een plompe, ronde fles gevuld met een donkerbruine vloeistof die op een kruidendrank leek.
‘Ah, daar is Mrs. Danko met iets te drinken. Hebben jullie ooit Unicum geproefd? Sommigen noemen het onze nationale schat, hoewel iemand die het voor het eerst tot zich neemt het een beetje bitter kan vinden.’
Bitter, dat haal je de koekoek. Ry had het spul de laatste keer dat hij in Boedapest was geprobeerd. Het rook als een ziekenhuiskamer, smaakte als hoestdrank en de kater die hij er na slechts twee glazen aan over had gehouden, was ronduit spectaculair.
‘Misschien wil ik later wel wat water, maar nu hoef ik niets,’ zei Ry.
Het gezicht van de professor verried teleurstelling. ‘Mrs. Carpenter?’ vroeg hij, terwijl hij de fles likeur en een glas oppakte.
Zoe schonk hem haar meest opgewekte glimlach. ‘Ik zou het dolgraag proberen, professor, maar ik krijg altijd hoofdpijn als ik midden op de dag drink.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik hoop dat jullie het niet erg vinden als ik er in m’n eentje van geniet.’
De professor schonk zijn glas in en ze gingen zitten, Ry en Zoe naast elkaar op de bank en de professor in een leunstoel. Ry merkte dat Denis Kuzmin niet in staat leek te zijn Zoe recht aan te kijken, alsof hij bang was haar blik te ontmoeten, bang dat ze te veel in de zijne zou zien. Hij zou zich gewoon superieur kunnen wanen aan vrouwen, dacht Ry, maar hij vroeg zich af of er niet iets meer aan de hand was.
‘Aan de telefoon,’ zei Kuzmin, ‘zei u dat u een icoon heeft gekregen dat u mij graag wilde voorleggen.’
‘Mijn grootmoeder heeft het ons als huwelijkscadeau gegeven,’ zei Zoe. ‘We hoorden dat er aan bepaalde iconen vaak mythen en fabels zijn verbonden, en we vroegen ons af of er bij het onze misschien ook een verhaal hoort omdat het zo uitzonderlijk is, snapt u? En aangezien u een expert bent op dit gebied…’
De lange, dunne neus van de professor ging een paar centimeter de lucht in. ‘Ik heb in dat opzicht inderdaad een reputatie opgebouwd. En, ja, zeker, aan sommige iconen werden in het verleden diverse mystieke, zelfs magische, eigenschappen toegekend.’
Zoe haalde de zak van robbenvel uit haar tas, waarbij ze Kuzmin met opzet een glimp van de Glock liet zien, en Ry dacht: ‘Slimme meid.’ Maar wat de professor ook vond van het feit dat ze een pistool bij zich had, hij liet er niets van blijken, en Ry vond het een prettig gevoel dat hij zelf een Glock tussen de band van zijn broek had zitten. De man straalde geen goede vibraties uit.
Zoe legde het icoon op haar schoot. De professor hapte niet echt naar lucht zoals Anthony Lovely had gedaan, maar Ry zag dat zijn mondhoeken wit werden en dat de hand die het glas vasthield, begon te trillen.
‘Lieve god, dat is de…’ De rest slikte hij in en Ry zag een intense, bijna gulzige gretigheid over zijn gezicht flitsen.
Hij kwam met een ruk weer tot zichzelf, nam een flinke slok van de Unicum en vroeg daarna iets te nonchalant: ‘Heeft uw grootmoeder gezegd hoe ze aan dit stuk is gekomen?’
Ry voelde dat Zoe naast hem op de bank bijna zat te spinnen, en hij wist precies hoe ze zich voelde. Zijn eigen tenen en vingertoppen tintelden van opwinding. Wat had Kuzmin willen zeggen over het icoon? Dat het de Dame was? En als hij van het icoon af wist, wist hij dan ook van het bestaan van het bottenaltaar?
‘Het is al lang in onze familie,’ zei Zoe. ‘Het wordt van moeder op dochter doorgegeven. Grootmoeder zegt altijd dat wij gezegende meisjes zijn, uit een lang, trots geslacht, en dat geen van ons de laatste kan zijn.’
Ry kreeg het gevoel dat Katya Orlova die woorden werkelijk gezegd had. Niet tegen Zoe, want zij hadden nooit met elkaar gesproken, maar tegen iemand anders. Anna Larina?
Kuzmin leunde voorover en keek Zoe nu indringend aan, alsof hij zijn lichte ogen als laserstralen kon gebruiken om haar gedachten te lezen.
‘U bent de Hoeder,’ zei hij, en Ry voelde dat Zoe doodstil werd.
De professor ging weer achterover in zijn stoel zitten, kennelijk tevreden over de reactie. ‘Vraagt u zich af hoe ik dat weet? Omdat ik niet gek ben. Ik zie de Dame, ik zie uw gezicht.’
Zoe keek even snel naar Ry, en hij wist dat ook zij weer dacht aan die zin in de brief van haar grootmoeder. Kijk naar de Dame…
‘Misschien,’ zei professor Kuzmin, ‘moet ik beginnen bij het begin. Bij mijn vader en een gebeurtenis die plaatsvond in de lente van 1936.’