42

Ze stonden naast elkaar boven aan de helling en keken naar beneden.

De man op de passagiersplaats had vast zijn riem niet omgedaan. Hij lag als een kapotte pop op een stapeltje rotsblokken en zijn nek hing schuin in een onmogelijke hoek. Vreemd genoeg had hij de uzi nog steeds in zijn hand.

De Mercedes was in zijn duik naar beneden tegengehouden door een bosje eikenbomen. De voorkant ging geheel schuil onder de bladeren en takken, en het dak was grotendeels ingedrukt. Er hing een stank van verbrand rubber en heet metaal in de lucht.

Ry staarde een hele tijd naar het wrak, op zoek naar rood haar, dat hij niet zag. Hij liep een paar meter over de weg tot hij een plek had gevonden waar het niet zo steil was. Daarna ging hij half rennend, half glijdend naar beneden.

‘Ry, wacht,’ riep Zoe hem achterna. ‘Waar ga je heen?’

‘Ik ga controleren of ze dood is.’

 

Ze was niet dood, maar zou het weldra zijn. Een van de eikentakken was afgebroken en had, door de voorruit heen, haar borst doorboord. Haar ogen stonden glazig, werden leger en richtten zich toen op Ry. Ze glimlachte en kwijlde bloed. Hij zag hoe haar lippen de woorden vormden voor hij ze hoorde.

‘Je broer, de priester… die is smekend gestorven…’ Ze maakte een gorgelend geluid, alsof ze probeerde te lachen maar het bloed haar verstikte. ‘Stierf smekend…’

Ry’s wereld werd rood om de randen, en hij voelde het bloed als elektrische stroompjes door de aderen in zijn arm schieten. ‘Sterf, kreng,’ zei hij. ‘Sterf, nu.’

Ze stierf. Hij zag het leven uit haar vloeien en hij wilde de boomtak wel uit haar hart trekken zodat hij hem er weer in kon rammen. Haar wéér kon vermoorden.

Uit de verte hoorde hij dat Zoe zijn naam riep. ‘Ry, stop. Je kunt het nu loslaten. Laat los.’

Hij keek naar zijn handen en zag dat hij het frame van de voorruit omklemde, en het was scherp en ontwricht, en hoewel hij het niet voelde, moest hij zich eraan gesneden hebben, want hij zag het bloed tussen zijn vingers vandaan lopen.

Zoe legde haar hand om zijn pols. Ze probeerde hem niet los te trekken, hield alleen zachtjes zijn pols vast. ‘Ry, laat los.’

Hij liet los, maar alleen om zijn hand in de auto te steken. Hij doorzocht de zakken van Yasmine Pooles bebloede, bruin suède jasje en vond haar mobieltje, een iPhone.

Hij ging rechtop staan en deed een paar stappen achteruit. Hij keek de lijst van recent gekozen nummers door en zag dat ze de laatste paar dagen telkens hetzelfde nummer had gebeld. Hij drukte erop. De telefoon, het mobieltje, wat het ook was, ging één keer over voor er werd opgenomen.

‘Yasmine?’

Een diepe mannenstem. Hard maar ook ongerust, met nog iets anders erin. Iets seksueels misschien, maar meer dan dat. Tederheid?

‘Die is dood,’ zei Ry. ‘Dus krijg de pest maar, Taylor. We maken je af.’

Ry drukte het gesprek weg en haalde uit met zijn arm om de telefoon in de rivier te gooien, maar bedacht zich toen.

Hij liep weer naar de voorkant van de auto, richtte de telefoon op Yasmine Pooles doorboorde, bebloede lichaam en maakte een foto. Hij vond het e-mailadres dat bij het nummer hoorde dat hij net had gebeld en stuurde de hufter een presentje.

Ry voelde dat iets zijn rug aanraakte. Hij keerde zich snel om, met zijn vuist om de telefoon gebald, zijn arm half in de lucht, klaar om het tegen iemands hoofd te slaan, en zag Zoe’s gezicht.

Ze was bleek en haar ogen waren donker van bezorgdheid. ‘Ry? Wat doe je?’

Hij haalde diep adem, en daarna nog een keer. De randen van zijn blikveld begonnen iets minder rood te worden. ‘Miles Taylor. Ik hoorde net iets in de manier waarop hij haar naam uitsprak. Hij gaf om haar. Hij…’ Ry onderbrak zichzelf en haalde weer diep adem. ‘Het gaat wel. Het gaat zo wel.’

Er zat een veeg op haar wang en hij wilde hem er met zijn duim afpoetsen, alleen maakte hij het erger, want nu zat er ook bloed op haar wang, overal bloed…

‘Toen ik… In Galveston, in de kerk, kon je Doms bloed nog zien. Het lag overal en er was met krijt een silhouet getekend op de grond, waar zijn lichaam was neergekomen.’ Ry slikte, sloot zijn ogen, maar zag bloed. Overal bloed.

‘Ik wil dat die klootzak weet hoe het voelt, Zoe. Ik wil dat hij líjdt.’

Ry besefte dat hij haar nog steeds aanraakte en wilde zijn hand weghalen, maar zij legde haar vingers om zijn pols en hield zijn hand tegen haar wang. Toen draaide ze haar hoofd een stukje, tot zijn vingertoppen op haar lippen lagen en kuste ze zachtjes.

‘Dat zal hij ook, Ry. Dat zal hij ook.’

 

Weer bij de auto zei hij: ‘Ik kan wel rijden. Jij bent vast uitgeput en mijn ogen zijn weer in orde.’

Ze speurde zijn gezicht af toen ze hem de sleutels gaf, maar hij was nu rustiger, niet zo krankzinnig meer. Of tenminste niet krankzinniger dan normaal. ‘Het gaat wel,’ zei hij. ‘Echt.’

Ze staarde hem nog even aan, glimlachte toen en zei: ‘Dat weet ik.’ Hij voelde die glimlach, voelde de kracht ervan als een warme, vochtige windvlaag door hem heen waaien.

 

Hij schoof de stoel naar achteren, deed zijn riem om, stelde de achteruitkijkspiegel bij. Hij zette de blower aan. De schijn ophouden, normale dingen doen, als een stel toeristen op een dagje uit. Een rustig ritje langs de mooie Donau.

‘Wat raar,’ zei Zoe, alsof ze zijn gedachten had gelezen. ‘Tijdens die krankzinnige achtervolging was er niks met me aan de hand, achter dat stuur. Ik was ergens anders; ik dacht niet na en voelde niets, ik deed het gewoon. Maar nu lijkt het alsof mijn linkerbeen niet ophoudt met trillen.’

Ze wreef met haar handen over haar dij, en Ry zag de tremor in haar been. ‘Dat is de adrenaline,’ zei hij. ‘Over vijf minuten val je waarschijnlijk om.’

Ze lachte, of liever gezegd, probeerde te lachen. Het kwam er meer uit als een gepiep. ‘Dat gaat niet, O’Malley. Geen tijd. We moeten ergens heen, mensen ontmoeten, dingen doen… Wat gáán we precies doen?’

Ry probeerde na te denken en kon het niet, dus startte hij de auto en reed achteruit de weg op. ‘Ik heb geen flauw idee.’

Ze reden een paar kilometer in stilte, en toen bezorgde ze hem de schok van zijn leven door te zeggen: ‘Ik denk dat we naar Sint-Petersburg moeten.’

Het grappige was dat hij eigenlijk tot dezelfde conclusie was gekomen. Maar met tegenzin, want het was een risico. Een groot risico. ‘Popovs zoon woont in Sint-Petersburg.’

Ze knikte langzaam. ‘Daarom moeten we erheen, om dit op te lossen. Hij heeft mijn grootmoeder laten vermoorden voor het bottenaltaar, en toen dat niet werkte, heeft hij de man met de paardenstaart achter mij aan gestuurd. En die zou me ook te pakken hebben gekregen, als jij niet precies op tijd terug was gekomen, maar dat was geluk, zuiver geluk, en we mogen er niet op rekenen dat dat zo blijft. Hij zal zijn mannetjes achter me aan blijven sturen tot hij krijgt wat hij wil. Ik ken dat soort types – Jezus, mijn hele familie bestaat uit dat soort types.’

‘En wat stel je dan voor? Geven we hem het icoon en het raadsel, zeggen we dat dat alles is wat we hebben, dus succes ermee, wij trekken onze handen ervan af?’

‘Van zijn leven niet.’

Hij keek haar aan. Ze had haar kin in de lucht gestoken en er lag een harde blik in haar ogen, en hij kon het niet laten naar haar te grijnzen. Maar hij zei: ‘Oké, misschien kunnen we een manier vinden om met Popov in contact te komen, of we laten hem met opzet met óns in contact komen, en dan zien we wel hoe dat loopt. Maar het wordt echt gevaarlijk, Zoe. Het beste waarop we kunnen hopen, is dat we een plan bedenken waarin wij greep hebben op de ontwikkelingen, maar we zijn echt niet in staat om álles voor te zijn. En zoals iemand ooit zei: het zijn de onbekende onzekerheden die je uiteindelijk fataal worden.’

Ze grijnsde eigenwijs. ‘Hé, heb wat meer vertrouwen, O’Malley. Tot dusver hebben we Amerika’s mannetjesmaker en een Russische maffiabaas achter ons aan, en het is ons ook nog gelukt om bestempeld te worden tot internationale terroristen. Volgens mij doen we het uitstekend.’

 

Het gaf een goed gevoel dat ze een plan hadden, al was het een half uitgewerkt, idioot plan, maar Ry was nog niet bereid om te stoppen en de auto te keren.

Het was minder dan drie dagen geleden dat hij haar uit de Seine had gevist – oké, ze was er zelf uit gekomen, maar dat was slechts een detail. Drie dagen, en bijna elke minuut daarvan hadden ze voor hun leven moeten rennen. Maar nu waren er even geen vijanden te bekennen.

Hij keek haar aan. Ze hield haar kin nog steeds parmantig schuin, maar nu glimlachte hij niet. Hij voelde zich helemaal gespannen, in zijn borst en zijn keel, zodat hij even geen adem kon halen. Ze was zo verdomde stoer en sterk en slim, en hij wist niet waarom, maar juist die dingen maakten dat hij draken voor haar wilde verslaan. Misschien alleen om haar te laten zien dat hij het kon, dat hij haar waard was.

Er was een streng haar losgeraakt uit haar clip. Hij stak zijn hand uit en streek hem achter haar oor, alleen om haar aan te kunnen raken. ‘Waar denk je aan?’

‘Dat bottenelixer,’ zei ze. ‘Dat was een goede naam ervoor. Die past erbij. Hoeveel denk je dat ervan waar was? Van dat verhaal dat de professor ons vertelde?’

‘Ik denk dat het deel over Nikolaj Popov en het Fontanka 16-dossier waar was. Zo heeft hij voor het eerst gehoord over het bottenaltaar. En we weten dat het icoon bestaat, dus het is mogelijk dat er een altaar gemaakt van menselijke botten ergens in een grot in Siberië staat. Maar de rest is gewoon een mythe, iets wat mensen die een hard leven in een hard land leidden vroeger rondom het kampvuur hebben verzonnen, omdat het moeilijk is het idee te aanvaarden dat we vanaf het moment dat we geboren worden al aan het sterven zijn.’

‘Tja, misschien,’ zei ze, maar ze klonk niet overtuigd.

‘Maar ik begin me af te vragen of de KGB de moord werkelijk heeft goedgekeurd of dat Nikolaj Popov het op zijn eigen houtje heeft bekokstoofd. Bedenk eens wie erbij betrokken waren: Popov en zijn twee agenten, allebei Amerikanen. En Lee Harvey Oswald, die ervoor opdraaide, ook een Amerikaan.’

‘Uh-huh,’ zei Zoe, maar Ry had niet het idee dat er veel van wat hij net had gezegd tot haar was doorgedrongen. Zij zat met haar hoofd nog in die grot in Siberië.

Ze vroeg: ‘Weet iemand tegenwoordig precies hoe Ivan de Verschrikkelijke is gestorven?’

‘In de jaren zestig, toen de plek waar hij begraven lag werd opgeknapt, hebben ze zijn lijk opgegraven en een autopsie verricht. Hij is gestorven aan kwikvergiftiging.’

‘Dus het was geen natuurlijke doodsoorzaak. Hij is vermoord, net als Raspoetin, en bedenk eens hoe moeilijk zelfs dat was. Ik herinner me erover gehoord te hebben in de geschiedenisles, hoe ze alles probeerden om van hem af te komen – cyaankali, kogels, ze hebben hem op zijn hoofd geslagen en uiteindelijk in een ijskoude rivier gedumpt. Het is een van de grote raadsels van de geschiedenis: waarom hij zo moeilijk dood te krijgen was. Maar als het altaar je nou echt onsterfelijk kan maken, Ry, in die zin dat je alleen kunt sterven als iemand je vermoordt, of als je een vliegtuigongeluk krijgt of overreden wordt door een vrachtauto?’

Ry haalde zijn vingers door zijn haar. ‘Je kunt alles bewijzen als je nooit hoeft aan te tonen dat je uitgangspunten geldig zijn. Oké, lang geleden wordt een of andere toverdokter vermoord en zijn lichaam wordt begraven in een grot. En door een grillig toeval springt er een bron op als ze hem in de grond stoppen, en daarna bouwt iemand daar een altaar van menselijke botten omdat, ja, Jezus, ik weet het niet… misschien omdat daar alleen botten lagen. Maar omdat het altaar en de bron bestaan, wil dat nog niet zeggen dat het plotseling een soort bron van de eeuwige jeugd wordt.’

‘Maar de raadsels, de iconen, al die generaties van Hoeders… Waarom zouden ze dat allemaal doen om een geheim te beschermen dat geen echt geheim is?’

‘Het hoefde niet echt te zijn, Zoe. Dat moesten ze alleen geloven.’

 

Daarna werd ze stil, en Ry dacht dat ze in slaap was gevallen. Maar toen zei ze: ‘Raspoetin vertelde die spion van de Okhrana dat hij het icoon van de Dame boven op een altaar van menselijke botten in een grot in Siberië had gezien. Hij zei ook dat hij iets van het bottenelixer uit de grot had meegenomen in een flesje, en dat hij het aan een zieke jongen had gegeven die hij ermee in leven had gehouden.’

‘Of,’ zei Ry, ‘hij kan de gave hebben gehad om gebruik te maken van de macht van positieve suggestie. Hij heeft Alexejs hemofilie nooit helemaal kunnen genezen, hij kon alleen de symptomen verlichten.’

Ze wuifde het weg. ‘Wat hij ook deed, het hielp, dus denk nou even met me mee, O’Malley. Mijn grootmoeder gaf Marilyn Monroe een amulet van groen glas in de vorm van een menselijke schedel en noemde dat het bottenaltaar. Mijn overgrootmoeder Lena nam waarschijnlijk de amulet en het icoon mee toen ze ontsnapte uit de goelag van Norilsk en naar Sjanghai vluchtte.’

Ry probeerde zich voor te stellen dat je zoiets deed, maar het lukte hem niet. ‘Het moet een geweldige vrouw zijn geweest. Flink en dapper en slim. Net als haar achterkleindochter.’

Hij zag Zoe blozen en ze durfde hem niet aan te kijken. Hij wilde haar zeggen dat hij het meende, dat hij nog nooit een vrouw zoals zij had gekend, en dat hij haar beter wilde leren kennen, intiemer, en haar altijd wilde blijven kennen.

‘Maar goed, wat ik probeerde te zeggen was niet zo wereldschokkend,’ zei ze. ‘Alleen dat wat er in de amulet zit, als we dat ooit vinden, afkomstig is van het altaar, maar niet het altaar zelf is. Het bottenaltaar bevindt zich in een grot verborgen achter een waterval bij een vergeten meer ergens in de buurt van Norilsk.’

‘Wil je dan liever naar Siberië gaan?’

‘Nee, eerst naar Sint-Petersburg. Daarna naar Siberië.’

 

Daarna viel Zoe weer een tijdje stil, en deze keer sliep ze wel. Zo’n kwartiertje ongeveer, toen schrok ze wakker. Ry zag dat haar dijspier weer trilde.

‘Alles is in orde,’ zei Ry. ‘Je zit naast me in de BMW, op weg naar God mag weten waar.’

‘O.’ Ze wreef met haar handen over haar gezicht, en keek toen uit het raampje naar het uitzicht beneden hen, naar de Donau die zich om beboste heuvels en de rode pannendaken van weer een klein dorpje kronkelde. ‘Niet terug naar Boedapest?’ vroeg ze, omdat ze kennelijk nu pas merkte in welke richting ze reden.

‘Ik neem aan dat we ooit moeten omdraaien.’ Hij reed weer een kilometer door en zei toen: ‘Niet omdat ik van onderwerp wil veranderen, maar het was geweldig hoe je net om je as draaide. Niemand doet zoiets zomaar instinctief. Je moet het geleerd en geoefend hebben.’

Ze zei niets. In sommige opzichten was ze de meest open persoonlijkheid die hij ooit had ontmoet. Maar hij voelde ook dat ze verborgen plekken in zich had, als plooien in het hart waarin ze haar gedachten en gevoelens bewaarde, en dat snapte Ry. Hij was zelf ook niet zo goed in het openbaren van zijn geheimen.

Ze zat met haar gezicht naar het raampje toe, en hij wilde er net over ophouden toen ze zei: ‘Mijn vader pleegde zelfmoord in de week voor ik aan mijn voorlaatste jaar van de middelbare school begon.’

‘Dat weet ik, en ik vind het heel erg voor je.’

Ze slikte, maar het ging met moeite. ‘Dank je… Mijn moeder had de leiding van het familiebedrijf intussen vrijwel geheel overgenomen, en ik hoef niet uit te leggen wat voor bedrijf dat was omdat jij voor haar werkte.’

‘Jij bent Anna Larina niet.’

‘O nee? Aanleg of opvoeding. Ik denk dat het bij sommige gezinnen nauwelijks uitmaakt.’ Zoe lachte. Ry hoorde de bitterheid en begreep het, want het laatste anderhalf jaar had hij zich hetzelfde afgevraagd. Welke eigenschappen van zijn vader, de verrader, de moordenaar, zaten ook in hem?

Waarschijnlijk meer dan hij op dit moment zou willen toegeven. Hij was meteen toen hij van school kwam bij de Speciale Eenheden gegaan, en zij hadden hem opgeleid om te moorden, net als zijn vader geleerd was om te moorden. Toentertijd had zijn broer Dom hem er zelfs van beschuldigd dat hij dienst had genomen om te proberen ‘nog stoerder te worden dan die ouwe’. Later was hij voor de Narcoticabrigade gaan werken, waar hij zich vaak als vrijwilliger opgaf voor het hachelijkste undercoverwerk, de kat-en-muisspelletjes, en daar was hij goed in ook.

Net als zijn vader.

‘Tegen de tijd dat ik oud genoeg was om te snappen wat er gaande was,’ hoorde hij Zoe zeggen, ‘was papa niet meer dan een boegbeeld, iemand die de opdrachten gaf, want de vors en kapiteins en de diverse andere schurken zouden het niet gepikt hebben als ze die direct van een vrouw zouden krijgen.’

Ry zei: ‘Maar ze moesten toch weten wie het echte brein achter de zaak was. Toen ik undercover was, heb ik bij een paar bendes gezeten, en een van de dingen waar je snel achter bent, is wie er echt de lakens uitdeelt.’

Ze haalde haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Zolang Anna Larina hem de rol van pakhan liet spelen, kon papa misschien nog denken dat hij de pakhan wás. Vanaf de tijd dat hij kon lopen, was hij al gekneed voor zo’n soort leven. De pakhan zijn – dat werd van hem verwacht, dat verwachtte hij van zichzelf.’

Zoe zweeg weer even, terwijl er herinneringen naar boven kwamen, en Ry liet de stilte voortduren tot ze die zelf verbrak. ‘Hij pleegde zelfmoord minder dan een week nadat Anna Larina haar beruchte stunt met het hoofd in de bak met ijs had uitgehaald. Ik heb altijd gedacht dat hij het daarom deed. Hij wist dat alleen een echte pakhan het lef had om te doen wat zij had gedaan, en dat soort lef had hij zelf niet. Dat wist hij en hij kon het niet verdragen, en daarom pleegde hij zelfmoord.’

Ze zat nu stokstijf in haar stoel, de ogen recht vooruit, kin in de lucht. Ze probeerde zelf zo hard te zijn, dacht Ry, en in zijn hart voelde hij met haar mee.

‘Maar goed,’ zei ze. ‘Anna Larina had een gevaarlijke grens overschreden door een top-vor van de L.A.-familie te vermoorden, en papa was bang dat ze uit wraak achter mij aan zouden komen. Maar ik had een kleine, rode Miata voor mijn verjaardag gekregen en ik wilde eropuit met mijn vrienden, naar het strand bij Stinson, naar de Stonestown Mall, maar papa was gefixeerd op het idee dat ze me in de auto te grazen zouden nemen. Hij wilde dat ik een cursus ging volgen die Rijtechnieken om te Ontsnappen en Ontwijken heette, maar ik haalde alleen mijn schouders op. Omdat ik er zeker van was dat ik onkwetsbaar was en alles wist.’

‘Je was zestien.’

Ze schudde haar hoofd. ‘Dat is geen excuus.’

Misschien niet, dacht Ry. En misschien ook wel. Toen hij zo oud was, was hij er ook zeker van dat hij alles wist en onoverwinnelijk was.

‘Op de dag van zijn begrafenis,’ ging ze door, ‘heb ik me ingeschreven voor die rijcursus, en nam ik ook schiet- en taekwondolessen. Ik vond dat dat het enige was wat ik nog voor hem kon doen. Ik zou mezelf ter wille van hem beschermen.’

Er ging een moment voorbij en toen drong tegelijkertijd bij hen allebei door wat ze net had gezegd, en ze begonnen te lachen en konden niet meer ophouden. ‘O, god, mezelf beschermen,’ zei Zoe, toen ze uitgelachen was. ‘Dat laat de afgelopen tijd wel wat te wensen over, niet?’

Ry keek haar aan. Haar wangen gloeiden van het lachen, haar ogen schitterden. Haar vochtige mond stond half open. Haar haar was losgeraakt en krulde in haar nek. Omkranste haar nek zoals een mannenhand dat zou doen, als hij haar hoofd schuin wilde houden zodat hij die rode mond kon kussen…

Met een knal zo luid als een kanonschot begon de auto te slingeren, en het stuur schokte in Ry’s handen. Hij worstelde ermee terwijl hij wild in de rondte keek en dacht: Wat nou weer? Toen voelde hij het chassis schuiven en hoorde het wop-wopgeluid van klapperend rubber. Hij stopte aan de kant van de weg en stapte uit om te gaan kijken. Hun linkerachterband was aan flarden. ‘Dat komt vast door een salvo van de uzi,’ zei hij tegen Zoe toen die ook was uitgestapt. ‘De kogel is er net ver genoeg in gedrongen om de lucht er langzaam uit te laten lopen tot hij ten slotte klapte.’

Hij lachte, en voelde zich een beetje high na de adrenalinestoot. ‘Ik dacht dat iemand een bom naar ons had gegooid.’

Zij voelde het ook. ‘Vertel mij wat.’ Ze liet alle lucht uit haar longen lopen in een lange zucht en tilde het haar uit haar nek. ‘Mijn been is weer aan het trillen, en ik…’

Hij legde zijn hand in haar nek, trok haar gezicht iets te ruw, iets te wild, naar het zijne. Hij kuste haar en voelde haar hijgen van verrassing, een warme, vochtige ademteug, en toen versmolt ze met hem, opende haar mond voor hem.

Ze kusten elkaar, omstrengelden elkaar, langzaam draaiend en wiegend. Hij schuurde tegen haar buik. Hij werd hard van haar en wilde dat ze het voelde.

Hij ging te snel. Hij probeerde haar zachter te kussen, maar toen greep ze met haar vingers zijn haar vast en zoog op zijn tong, trok hem dieper haar mond in, zuigend, tongend, en hij was verloren.

Een hete, natte, hijgende eeuwigheid later had hij haar tegen de voorbumper van de BMW gezet, en ze vochten met de gulp van haar spijkerbroek.

Zoe zei, met een diepe, hese stem: ‘God, ik had een jurk aan moeten hebben,’ en Ry moest lachen, maar bleef vergeten adem te halen. Ze kreeg een laars uit en een been uit haar spijkerbroek en slipje, en dat was voldoende. Hij wilde nu in haar zijn.

Hij greep haar middel met beide handen vast, tilde haar op tot haar heupen houvast hadden tegen de bovenkant van de motorkap. Hij duwde haar benen uiteen en wrong zich ertussen.

Hij voelde haar sidderen, hoorde haar kreunen toen hij met de rug van zijn hand over haar warme buik streek. Hij duwde zijn vinger in haar. Ze was nat, heet, trilde, en hij bewerkte haar met één hand terwijl hij met de andere wanhopig aan zijn riem trok, die hij eindelijk open kreeg en daarna zijn gulp, en al die tijd maakte ze hijgende geluidjes in zijn oor: ‘Gauw, gauw, gauw…’

En toen vond haar hand hem, greep hem zo stevig vast dat het niet veel scheelde of hij was meteen klaargekomen. Hij drong in haar, hard, en kwam weer bijna klaar, zo strak en heet als ze voelde. Ze klemde zijn schouders vast en spande haar rug, en haar hoofd viel achterover en ze schreeuwde. Hij drukte zijn open mond tegen haar woest kloppende keel en stootte diep, trok zich toen bijna helemaal terug en stootte weer in haar, en zij ontmoette hem, ging met hem mee en ze vonden een ritme, een polsslag waarop hun lichamen samen bewogen, en de auto met hen mee bewoog.

Ry’s laatste coherente gedachte was: O, lieve Jezus in de hemel.