17
New York
Er brandde een vuur in de bibliotheek van Miles Taylors huis van vier verdiepingen aan de Upper East Side, maar het kon de kou in zijn botten niet verjagen. Hij zat in zijn lievelingsstoel van gecapitonneerd leer, met een glas Schotse whisky in zijn hand. Een Laphroaig dit keer, niet de zestig jaar oude Macallan. De Macallan was alleen om mooie momenten te vieren, en dit was geen mooi moment.
Het mobieltje in zijn zak trilde en hij sprong op alsof hij een por had gekregen. Rotdingen. Hij kon niet beslissen of hij ze geweldig vond of er een hekel aan had.
Hij rommelde even met de telefoon, probeerde zich te herinneren welk knopje hij op dit model ook weer moest indrukken, en blafte toen iets te hard: ‘Met Taylor.’
‘Hé, lieverd van me,’ zei Yasmine in zijn oor. Ze klonk buiten adem en meer dan een tikje gestoord. Het soort van gestoordheid die over haar kwam vlak voor of nadat ze iemand had vermoord. ‘We hebben Katya Orlova gevonden.’
‘Dat werd verdomme tijd ook.’ Het was anderhalf jaar geleden dat Mike O’Malley zijn laatste adem had uitgeblazen, en sindsdien had een heel leger speurneuzen de wereld afgereisd om de vrouw te zoeken, zonder enig succes. Tot nu.
‘Ja, nou, trek de champagne nog maar niet open,’ zei Yasmine. ‘Want ik heb goed nieuws en slecht nieuws.’
‘Je weet hoe kwaad ik word als mensen dat zeggen. Wat is het slechte nieuws?’
‘Niet over de telefoon. Waar ben je – thuis? Ik moet nog even bellen om een paar dingen te controleren en dan ben ik er over…’ Er viel een pauze en hij zag voor zich hoe ze op haar horloge keek. Het zou de Patek Philippe van 100.000 dollar zijn die hij haar voor de kerst had gegeven. ‘Een uur,’ zei ze, en hing op.
Miles klapte zijn mobieltje dicht en liet het weer in zijn zak glijden. Hij wilde opstaan om even te lopen, maar zijn knie deed al helse pijn en hij wilde niet nog meer pijnstillers slikken. En trouwens, hij voelde zich plotseling uitgeput, zwak. Goed nieuws en slecht nieuws. Waarom leek het altijd of het slechte nieuws slechter was dan het goede nieuws goed?
Yaz zei dat ze de vrouw hadden gevonden. Dus wat was dan het slechte nieuws – dat ze de film niet meer had? Of misschien had Mike O’Malley gelogen op zijn sterfbed. Dat zou Miles echt iets voor die etterbak vinden. Misschien had ze de film wel nooit gehad. Maar als zij hem nooit had gehad en O’Malley hem nooit had gehad, wie had hem dan wel?
Verdomme, hij werd hier gek van.
Hij schrok op toen er op de deur van de bibliotheek werd geklopt en morste wat whisky in zijn schoot. Hij stond half op in de hoop dat het Yasmine was, al was het daar nog te vroeg voor.
Maar het was zijn butler, met een tijdschrift op een zilveren blaadje. ‘Ik geloof dat u dit verwachtte, meneer. De Vanity Fair van komende maand, afgeleverd door een koerier. Net van de pers gerold.’
‘Dank je, Randolph. Leg het maar bij die lamp daar.’
Miles wachtte tot de man de kamer uit was voor hij het tijdschrift oppakte. Hij hield het op een armlengte voor zich, zijn ogen tot spleetjes knijpend omdat hij zijn leesbril niet bij de hand had. Hij keek naar zijn eigen gezicht met daaronder, in zwarte, vette letters, de onderkop MILES TAYLOR, AMERIKA’S MANNETJESMAKER.
Hij moest eerst misschien wel twintig pagina’s advertenties omslaan voor hij bij de inhoudsopgave kwam en het paginanummer vond waarop het artikel begon. Daar stond nog een foto van hem, wijdbeens met zijn armen voor zijn borst gekruist. Maar deze was gefotoshopt, zodat het leek alsof hij een reus was die schrijlings op een miniatuurbeursgebouw aan Wall Street zat.
Miles scande het artikel; hij nam het niet echt in zich op, afgezien van een paar zinnen die hem hier en daar opvielen.
‘Slechts weinig mensen buiten het topje van de elite in dit land hebben ooit van hem gehoord. En in dit tijdperk waarin camera’s en video’s hoogtij vieren, mijdt hij de media alsof we de spreekwoordelijke pest zijn. Maar zowel zijn weinige vrienden als zijn vele vijanden zijn het erover eens dat hij meer geld en meer macht heeft dan God. Wat ze er niet bij zeggen, tenminste niet publiekelijk, is dat Miles Taylor, in tegenstelling tot God, niet bang is om zijn handen vuil te maken in het dagelijks bestuur van de wereld.
Zijn eerste echte geld – en met geld bedoel ik miljarden – verdiende hij toen hij net dertig was. Toen hij voor 500 miljoen dollar aan Thaise baths short gegaan was, profiterend van de aarzeling van Bangkok Bank om de rentevoet te verhogen of hun munt te laten zweven. Toentertijd vroeg een verslaggever hem of hij er niet mee zat dat daarmee hele bedrijven failliet waren gegaan en de spaarcentjes van mensen in een oogwenk waren verdwenen. Dat door hem oude mama-sans op straat waren gegooid en nu hondenvoer moesten eten.
Zijn beruchte antwoord was: ‘O ja? Nou, laat ze de pest krijgen.’
Er sluipt iets van arrogantie in zijn toon als je met hem over politiek praat. Hij wijt de economische ongelijkheid in de wereld aan het marktfundamentalisme, en hij vindt dat we een sterke, centrale, internationale regering nodig hebben om de uitwassen van eigenbelang te corrigeren, en je merkt dat je het met hem eens bent, dat je denkt: Ja, ja, zo is het ook. Maar je haat hem ook, vanwege zijn arrogante overtuiging dat hij de enige is die dat soort dingen goed ziet.
Miles Taylor is een machtige man volgens de definitie van de Webster: hij heeft de allergrootste invloed op de keus van kandidaten voor politieke functies. Als iemand een president in dit land kan maken – als iemand een president in zijn zak kan hebben – dan is hij het.’
Miles dacht al dat het geen slecht artikel was, vond het zelfs wel goed, toen zijn oog viel op een alinea aan het einde.
‘Maar je vraagt je af of het geen overmoed is als een man denkt dat hij de wereld kan redden, terwijl hij niet eens kon voorkomen dat zijn enige zoon een parodie van een verwend, rijk jongetje werd, die alles had en eraan ten onder ging. Jonathan Taylor stierf op tweeëntwintigjarige leeftijd na een paar gram heroïne in zijn aderen te hebben gespoten. Zelfmoord of ongeluk?’
Miles sloeg het tijdschrift met een klap dicht. Hij wilde het in het vuur gooien, maar liet het in plaats daarvan op de grond vallen. Hij schoof het met zijn voet onder de stoel, alsof hij er niet meer aan hoefde te denken als hij het niet zag. Nou ja, wie las Vanity Fair nou helemaal? Als het tegenwoordig niet op YouTube stond, leek het alsof het nooit was gebeurd.
Ongeluk of zelfmoord – wat maakte dat voor verschil? Hij had alles geprobeerd met die jongen: therapie, afkicken, bidden en smeken, zelfs omkoping. Pas als laatste redmiddel had hij zijn toevlucht genomen tot de harde methode en had hij hem geen cent meer gegeven, had hij de kraan dichtgedraaid. Hadden ze dat ook in het artikel gezet?
Het was een avond geweest als deze, een avond waarop het sneeuwde. Hij in deze zelfde stoel; Jonathan, bleek en trillend, over het tapijt voor het vuur ijsberend. Smekend om geld. ‘Twintig dollar maar. Alleen om een hamburger en een cola te kopen, ik zweer het. Toe nou, pa, jij kunt biljetten van twintig dollar als toiletpapier gebruiken zonder er iets van te merken.’
En Miles die zei: ‘Ik weet niet wie van ons tweeën meelijwekkender is. Jij omdat je zo stom bent te denken dat ik jouw gelul slik, of ik omdat ik ernaar luister.’
Toen draaide Jonathan zich om en keek hem aan, en Miles zag zijn zoon, zag hem voor het eerst echt, en besefte dat de glans die hij in de ogen van zijn zoon zag geen tranen waren. Het was haat. Zuivere, onvervalste haat.
Maar wat Miles nog meer schokte dan de haat in de ogen van zijn zoon, was het besef in zijn eigen hart dat het hem geen donder meer kon schelen. Had hij ooit van de jongen gehouden, of had hij altijd maar gedaan alsof?
Hij had die avond zijn portemonnee tevoorschijn gehaald, en er een biljet van twintig uitgehaald. ‘Hier. Pak aan en ga maar een naald in je arm steken. En laat mij verder met rust.’
Het was de laatste keer dat hij zijn zoon in leven zag.
Hij moest zijn ingedut, want Miles werd plotseling met een schok wakker doordat hij koude lippen op zijn wang voelde. Hij deed zijn ogen open. Het bleke gezicht van Yasmine Poole zweefde voor hem; de vlammen van het vuur dansten in haar glanzende, donkere ogen.
Hij knipperde met zijn ogen en zei iets met een schorre stem, en zij ging rechtop staan en deed een stap achteruit. Ze droeg een strakke, zwarte broek, laarzen met naaldhakken eronder en een kort, donzig, wit jasje dat er supersexy uitzag, en hij kreeg weer dat rare gevoel in zijn buik dat hij altijd had als hij naar haar keek.
‘Je hebt sneeuw in je haar,’ zei hij.
‘Het is mooi buiten. Het zijn grote, dikke, zachte vlokken.’
Er viel een elektrische stilte in het vertrek en de lucht om haar heen leek te vibreren en slokte hem op.
‘En?’ vroeg Miles, toen hij het niet langer kon verdragen. ‘Katya Orlova – heb je haar gevonden?’
Haar rode mond plooide zich tot een glimlach. ‘Dingdong, het kreng is dood,’ zong ze. ‘Dat gemene kreng is dood.’
‘Hou op met die spelletjes en vertel me wat er aan de hand is.’
‘Katya Orlova is dood, Miles. En wel zo-dood-als-een-pier dood. Doder dan een platgereden kat. Dat soort van dood.’
Miles voelde zo’n hevige opluchting dat hij er duizelig van werd. ‘En de film? Hoe zit het met de film?’
‘Tja, kijk, dat bedoelde ik met slecht nieuws.’
‘Verdomme, dit is geen grap, Yaz.’
‘Je hebt gelijk. Het spijt me. Zoals je weet, heeft dat privédetectivebureau dat we ingehuurd hebben de oude vrouw zelf nooit kunnen vinden, maar haar familie vinden, was makkelijk genoeg. Een dochter die weduwe is en een kleindochter, die allebei in San Francisco wonen.’
Ze sloop nu door de kamer, terwijl ze haar handen over een rij in leer gebonden boeken liet glijden en de grote wereldbol in de hoek een draai gaf. Ze wordt weer bevangen door moordlust, dacht Miles. Ze ruikt bloed, ze proeft het.
‘Dus de laatste anderhalf jaar hebben privédetectives zowel de dochter als de kleindochter in de gaten gehouden,’ zei Yasmine. ‘Voor het geval dat ze ooit haar gezicht zou laten zien, snap je? En plotseling dook ze inderdaad op – als oude, dakloze vrouw die gisteravond werd doodgestoken in het Golden Gate Park.’
Miles gromde en voelde zich plotseling ziek. ‘Verdómme. Ik geloof niet in toeval. Wie dat kreng heeft vermoord, heeft nu de film in bezit. Nikolaj Popov – hij moet het zijn.’
‘Nou, niet in eigen persoon. Want hij zou veel te oud zijn om nog mensen te kunnen neersteken.’
‘En nog iets,’ ging Miles door. ‘Als ze al die jaren uit de buurt van haar familie is gebleven, waarom duikt ze hier dan plotseling nu op, vlak nadat Mike O’Malley de pijp uit is gegaan?’
‘Het was niet vlák nadat, Miles. Het is anderhalf jaar geleden. Trouwens, die detectives hebben het autopsierapport gelezen. Ze had kanker. Ze wilde waarschijnlijk afscheid van ze nemen.’
Miles gromde. ‘Oké, dat wil ik wel aannemen. Maar dat ze vermoord is – dat moet met Popov te maken hebben. Ik mag niet geweten hebben dat zij de film al sinds de aanslag in haar bezit had, maar ik durf te wedden dat Popov het wel wist. Hij heeft haar familie waarschijnlijk tientallen jaren lang in de gaten laten houden en gewacht tot ze zou opduiken.’
‘Misschien,’ zei Yasmine. ‘Het rapport van de lijkschouwer vermeldde dat ze is doodgestoken met een Siberisch mes.’
Ze was de kamer door gelopen en stond nu achter hem, en niet voor het eerst was Miles een beetje bang voor haar. Voor wat ze hém ooit aan zou doen, als ze werd overvallen door zo’n bloeddorstige vlaag van waanzin.
‘De kerel die de oude vrouw heeft vermoord, was waarschijnlijk een van Popovs mannetjes, maar ik denk niet dat hij de film heeft. Want de kleindochter is vanavond plotseling op het vliegtuig naar Parijs gestapt, en ik durf te wedden dat ze niet de Eiffeltoren gaat beklimmen.’
‘Je moet achter haar aan gaan.’ Miles probeerde zijn hoofd om te draaien en Yasmine aan te kijken, te zien wat ze deed, maar de rug van zijn stoel was te hoog.
‘Ik heb al een vlucht naar Orly geboekt. Door het tijdverschil ben ik misschien zelfs een paar minuten eerder dan zij in Parijs.’
Intussen, dacht Miles, moest hij misschien de Rus eens bellen, hem een beetje opporren zoals je dat doet met een ratelslang om te zien wat er dan gebeurt. Het was zo lang geleden dat ze elkaar voor het laatst hadden gesproken. Jaren geleden. Nikolaj Popov was diep gevallen sinds zijn glorietijd bij de KGB. Hij was nu een gewone gangster, die meisjes voor hem liet tippelen en handelde in drugs. Nou ja, hij zou een zoon hebben die het vuile werk voor hem opknapte, maar Miles twijfelde er niet aan dat Nikolaj achter de schermen de macht uitoefende.
En, ja, hij stond ook op de film, maar wie was er na al die jaren nog in leven die hem zou kunnen herkennen? En waarom zou het hem iets kunnen schelen of de hele wereld zou weten wat hij had gedaan? Jezus, het zou hem waarschijnlijk geloofwaardiger maken. Je kon niet ten val worden gebracht als je al zo laag gezonken was.
Miles hoorde, of voelde misschien alleen, een beweging achter zich en toen stak Yasmine haar handen over de rugleuning en begon zijn schouders te kneden. Haar vingers waren sterk, bijna te sterk, en deden hem pijn.
Haar stem klonk zacht in zijn oor. ‘Ik heb nog een uur voor ik weg moet naar het vliegveld.’
Hij nam haar polsen in zijn beide handen en trok haar om de stoel heen tot ze voor hem stond. Ze knielde aan zijn voeten, en haar gezicht was prachtig en zo bleek, afgezien van de bloedrode lippen. Plotseling kwam de gedachte in hem op dat hij met haar wilde trouwen. Hij wilde nog lang en gelukkig met haar leven, misschien een kind met haar krijgen. Nog een zoon.
‘Dit is binnenkort allemaal voorbij,’ zei hij.
‘Dat weet ik. Dat weet ik.’
Hij stak zijn hand uit en wreef met zijn duim over haar volle onderlip. ‘Die kleindochter…’
‘Zoe Dmitroff.’
‘Of ze de film nu te pakken krijgt of niet, misschien weet ze toch wat erop staat.’
‘Dat risico kunnen we niet nemen.’
‘Nee. Maar praat eerst met haar. Laat haar een foto van Nikolaj Popov zien. Ik wil weten of hij haar ooit heeft benaderd, en zo ja, wat er gezegd is.’
‘En dan?’
‘Dan doe je wat je zo goed kunt.’
Haar ogen werden donkerder en haar mond ging een stukje open. Hij voelde haar hete adem op zijn hand.
‘Met genoegen,’ zei ze. ‘Zoals altijd.’