3

Lena Orlova zat voor het vuur dat langzaam uitging en keek hoe de man die zich Nikolaj Popov noemde zijn ogen opende. De koorts was afgenomen; hij zou blijven leven. Zijn duistere, verraderlijke hart zou doorgaan met kloppen, zij het niet voor altijd, maar voorlopig wel.

Hij lachte naar haar en toen wist ze dat hij weer volledig bij bewustzijn was, want zijn blik gleed van haar gezicht meteen naar het van botten gemaakte altaar, en ze zag de hebzucht en het verlangen in zijn ogen opflakkeren voor hij zijn hoofd afwendde.

Hij geeuwde en rekte zich uit. ‘God, wat voel ik me beter. Alsof ik toch nog blijf leven. Maar ik neem nooit meer een dosis keukenzout. Dat beloof ik je.’

Gezien de manier waarop hij zich gedroeg, nog steeds de rol spelend van de ontsnapte gevangene en die van haar minnaar, dacht ze dat hij zich misschien niet herinnerde wat hij in zijn delirium had gezegd, hoe hij zichzelf had verraden. Goed zo. Hij zou doorgaan met zijn poppenkast en zij zou er niets over zeggen. Als hij dacht dat zij hem in de smiezen had, zou hij haar misschien eerder vermoorden.

En hij zou haar vermoorden, dat begreep ze nu. Ik had mijn mes moeten pakken, Nikki, mijn lief, en je door het hart moeten steken terwijl je sliep. Maar toen keek ze naar zijn gezicht, zijn mooie gezicht, en wist dat ze dat nooit had gekund. Niet in zijn slaap.

Hij stond langzaam op en probeerde of zijn benen hem wilden dragen. Lena stond ook op. Ze haalde haar mes tevoorschijn en hield het langs haar zij naar beneden, verborgen in de plooien van haar gewatteerde jas.

Hij keek de grot rond, zorgend dat hij niet te lang bij het altaar bleef hangen, en toen zocht hij met zijn donkere, hypnotiserende ogen de hare.

‘Gisteravond,’ zei hij, ‘zou ik zonder jou die purga nooit hebben overleefd.’

‘Ik hou van je, Nikki.’ Het was de simpele waarheid. Nog steeds. Al zou hij haar vermoorden.

Hij glimlachte. ‘En ik wou dat ik kon zeggen dat ik kon leven van jouw liefde, Lena, schat van me, maar eigenlijk sterf ik van de honger.’

Hij klapte in zijn handen en wreef ze tegen elkaar. Hij boog zich over de schaal om te kijken of er nog iets over was van de pap die ze had klaargemaakt, ging weer rechtop zitten met zijn hoofd schuin en er kwam een behoedzame uitdrukking op zijn gezicht.

‘Er is iets veranderd,’ zei hij.

Lena deed een stap opzij, uit zijn buurt. ‘Het is de plotselinge stilte na al die uren van gierende wind. De storm is voorbij.’

Er was een nieuwe dag aangebroken, want ze zag zonlicht binnenvallen door de smalle spleet in de stenen wand boven hen waar de ingang van de grot was. Het schitterde in de gouden kroon van de Dame, glinsterde op de zwarte, olieachtige poel water.

‘We moeten ons hier nog iets langer verborgen houden,’ zei ze, ‘tot de soldaten niet meer naar ons zoeken. Maar we hebben meer sneeuw nodig om te laten smelten, als drinkwater.’

Ze probeerde nonchalant langs hem heen te lopen om de steile treden op te klimmen die zoveel eeuwen terug in de rots waren uitgehouwen. Toen ze bij de nauwe doorgang boven kwam, perste ze zich erdoorheen zonder om te kijken, en ze voelde een sprankje hoop oplaaien dat ze zou kunnen ontsnappen omdat hij niet geprobeerd had haar tegen te houden.

Ze liep achter de bevroren waterval vandaan zodat ze kon uitkijken over het met sneeuw bedekte meer. Aan de overkant zag ze een sliert poederachtige sneeuw. De sliert zwol op, werd een witte wolk, en uit de wolk kwam een ijzeren slee tevoorschijn die door honden werd getrokken.

 

Lena hoorde het gekraak van een laars op verse sneeuw toen Nikolaj uit de spleet in de rots opdook en naast haar kwam staan. Ze draaide zich om en keek hem aan, waarbij haar oog werd getroffen door een beweging boven op de rots. De storm van de vorige avond had een enorme hoop sneeuw op de rots neer laten komen, en de wind had die gebeeldhouwd tot een reusachtige bevroren golf die nu boven hun hoofd uitstak.

Nikolaj zag het niet; hij keek naar de slee die recht op hen afkwam over het bevroren meer. ‘Ze hebben ons gevonden,’ zei hij. ‘De soldaten. Ondanks die purga hebben ze ons nog opgespoord.’

Lena hield haar mes nog steeds verborgen in haar jas. Ze greep het steviger vast. Ze wist dat de soldaten, purga of geen purga, geen sporen hadden hoeven te volgen omdat ze heel goed wisten waar hun prooi naartoe was gegaan. En ze wist nu ook waarom hij haar nog niet had gedood. Dat zou hij de soldaten voor hem laten doen.

‘We moeten ons overgeven,’ zei Nikolaj. ‘Ze pakken ons zachter aan als we ons meteen overgeven.’

‘Ze pakken nooit iemand zacht aan, Nikki. Dat weet je.’

‘Ik zal zeggen dat ik je gedwongen heb mee te gaan. Dan sparen ze jou.’

Ze schudde haar hoofd. Zijn leugens waren te monsterlijk; ze dacht even dat ze ging overgeven.

De wind kwam in vlagen en rukte ijskristallen van de reusachtige golf van sneeuw boven hun hoofd. Lena wist zeker dat ze hem had zien trillen, dat de scheur aan de onderkant breder werd. Ieder hard geluid zou nu een lawine boven op hen laten neerkomen en de toegang tot de grot afsluiten.

Nikolaj legde zijn handen om haar hoofd en schudde haar even heen en weer. ‘Liefje, liefje, we redden het niet. Als we nu proberen weg te rennen, schieten ze ons allebei dood en laten ze onze lichamen in de sneeuw liggen voor de wolven.’

‘Ze schieten ons toch dood.’ Mij. Ze schieten mij dood. Maar jou niet, Nikki. Jou niet.

De soldaten moesten iets van de waarheid weten, dat hij eigenlijk bij de geheime politie zat bijvoorbeeld, maar hij zou ze niet verteld hebben over het bottenaltaar. Ze vroeg zich af welk verhaaltje hij had opgehangen om ze met hun slee naar het meer te krijgen.

Hij liet haar los en keek uit over het meer, zijn ogen tot spleetjes knijpend tegen de felle glans van de zon op het ijs. De slee was nu zo dichtbij dat de blauwe uniformen van de soldaten zichtbaar waren. Er waren er maar drie.

Lena deed een stap achteruit, toen nog een en nog een, tot ze weer achter de waterval stond, bij de spleet in de rotswand, en onder de enorme golf van sneeuw erbovenop. Ze voelde hem weer trillen, een vibratie onder haar laarzen. Dat moest Nikolaj toch ook voelen? Maar nee, al zijn aandacht was gericht op de slee en de soldaten, die telkens dichterbij kwamen.

Hij draaide zich om en ze hief het mes op, richtte het op zijn hart. Het kromme lemmet flitste in de zon.

Zijn blik ging naar het mes en toen weer terug naar haar gezicht. ‘Je weet het.’

‘Dat je van de geheime politie bent, een leugenaar en een dief? Ja, dat weet ik.’

‘Dan weet je ook dat je in de val zit. Je kunt niet ontsnappen, maar je hoeft niet te sterven.’

Ze zou hem kunnen haten, dacht ze, als ze al niet zoveel van hem hield. Het ergste was dat ze aan de leegte in zijn ogen zag dat hij zou toekijken hoe ze doodging en er helemaal niets bij zou voelen.

‘Je blijft liegen, Nikki. Tot aan het bittere einde.’

‘Kom nou. Je moet me bijna tot aan het bittere einde hebben geloofd. Anders zou je me nooit het bottenaltaar hebben gegeven.’

‘Dat heb ik je niet gegeven,’ zei ze, maar haar ontkenning klonk zo hol dat hij haar in haar gezicht uitlachte.

‘Natuurlijk wel. Anders zou ik hier niet staan en me, om het zo maar te zeggen, een nieuw mens voelen…’ Hij onderbrak zichzelf en schudde zijn hoofd. ‘Ach, Jezus, Lena. Ik weet wat het je gekost heeft. Je moet niet denken dat ik je niet dankbaar ben.’

‘Dánkbaar.’ Ze stikte bijna in het woord en haatte zichzelf omdat zelfs nu nog een deel van haar wilde dat hij doorging met liegen. ‘Ik heb alles voor je opgegeven. Mijn eer. Mijn leven.’ Mijn hart. ‘Gaf je dan helemaal niets om me, Nikki? Niet eens een beetje?’

Hij zuchtte en keek de andere kant op. ‘Lena, Lena… maakt het nog uit?’

Klonk er spijt in zijn stem? Iets van verdriet? Nee, hij had gelijk – het maakte niet uit. En welke waarheid zou trouwens het minst pijn doen? Weten dat hij van haar hield, maar haar toch had verraden? Of dat hij nooit van haar had gehouden?

Hij keek eenmaal naar haar om, even maar, en draaide zich toen om en liep van achter de waterval het bevroren meer op. Hij wierp zijn gespreide armen hoog in de lucht, alsof hij zich overgaf. Een van de soldaten zette zijn handen naast zijn mond en brulde: ‘Halt!’

De schreeuw van de soldaat klonk over het ijs als de knal van een geweerschot. Even was de aarde helemaal stil, toen hoorde Lena een echoënd gerommel. Ze keek omhoog en zag de enorme golf van sneeuw loskomen van het overhangende stuk rots. Hij viel bulderend in zware plakken op de grond voor haar, deinend in een reusachtige wolk van ijs die haar laatste glimp van Nikolaj op het meer aan het oog onttrok, de hele wereld uitwiste.