14
Anna Larina Dmitroff staarde naar het lege scherm van haar laptop, maar ze zag alleen beelden voor zich in haar hoofd. Haar moeder die haar gedag kuste op de treden van dat weeshuis, en zichzelf, als verdrietig, klein meisje dat zich vastklemde aan haar kartonnen doos met nutteloze schatten en haar moeder de treden af zag gaan, de hoek omslaan om voor altijd haar leven uit te lopen.
Tot nu.
Dus stel je mijn verrassing voor, mama, toen je hier na al die jaren levend opdook. Dat wil zeggen, tot aan gisteravond, toen iemand je eindelijk vermoord heeft. Wie kan dat nou geweest zijn, lieve mama?
Laat maar. Dat wie maakte niet uit, en het waarom wist Anna Larina al. Ze hadden haar natuurlijk vermoord om het bottenaltaar.
En dat is je verdiende loon, lieve mama, want ik weet waarom je gekomen bent, en dat was niet voor mij. Ik besta niet voor je, ik besta al 49 jaar niet meer. Dus natuurlijk ben je niet voor mij gekomen. Je bent voor Zoe gekomen.
Anna Larina griste de ingelijste foto van haar bureau en smeet hem bijna tegen de muur, maar hield zich net op tijd in. Ze moest die woede in haar die aan haar ziel vrat onder controle zien te krijgen, maar het was soms zo moeilijk. Hij welde almaar hoger in haar op tot ze dacht dat ze erin zou stikken en dood zou gaan, gewurgd door haar eigen razernij. Sommige dagen was hij sterker dan andere, maar hij was altijd aanwezig, tot in haar botten, dacht ze soms. In haar beenmerg.
Het bottenaltaar.
Je hebt het aan mij beloofd, mama. Het is van mij. Niet van Zoe. Van mij.
Oké, oké. Ze kon dit wel aan. Ze kon Zoe wel aan. Ze had het meisje zo’n slim mengsel van waarheid en leugens verteld, zo slim dat ze soms zelf niet meer wist wat feit en wat fictie was. Maar Zoe…
Zoe, Zoe, Zoe. Heb ik je onderschat? Je bent zo’n rechtschapen activiste. Je trekt de wereld in om je goede daden te verrichten om al mijn verdorven zonden te compenseren – zo mierzoet dat ik er kiespijn van krijg. Maar misschien heb je toch iets van mij in je, niet, Zoe? Iets van een hard, egoïstisch, meedogenloos kreng?
Hoeveel weet je, kind van mij? Kennelijk niet alles, maar meer dan je liet blijken.
Ze moest nadenken, bedenken wat ze ging doen. Te beginnen met Zoe…
‘Pakhan?’
Anna Larina keek geschrokken op. Sergej Vilensky, een van haar mannetjes, stond nog in de deuropening, wachtend tot zij iets zou zeggen of doen. O, ja, de agenten. Die stonden beneden en liepen ongetwijfeld over van vragen over haar lieve mama.
‘Die menty,’ zei Sergej, het platte Russische woord voor de politie gebruikend. ‘Moet ik ze voor u afpoeieren?’
Anna Larina moest bijna lachen. ‘We zijn in Amerika, Sergej. Hier kun je de politie niet “afpoeieren” door hun hersens in te slaan en ze in de rivier te gooien, hoe leuk je dat ook zou vinden. Want ze komen gewoon terug met een storm van bevelschriften en dagvaardingen. Bovendien is het niet belangrijk, dus laat ik maar met ze gaan praten, dan hebben we dat gehad.’
Hij knikte en wilde weggaan, maar ze hield hem tegen. ‘Sergej?’
Hij draaide zich weer om en ze keek hem aan, keek hem in zijn harde ogen. Hij kwam uit de goot, een beest, maar hij was nu al meer dan een jaar bij haar en ze begon te beseffen dat hij veel doortrapter was dan haar andere vors, die van geen enkel nut waren als ze hun handen niet konden gebruiken.
‘Weet je hoe ik de pakhan ben geworden?’
Als hij al verrast was door haar vraag, dan liet hij dat niet merken. ‘Degene met de meeste hersens en het meeste lef wordt altijd de pakhan. Uiteindelijk. Maar ik heb wel wat rondgevraagd toen ik hier kwam. Wie zou dat niet doen?’
‘En wat kreeg je te horen?’
Ze dacht bijna een glimlach te zien. ‘Ze zeiden dat uw echtgenoot lid was van de Dmitroff-groep in L.A., het lievelingsneefje van de baas en toekomstige, rechtmatige opvolger als hij eindelijk zijn zaakjes geregeld had, en u was een dure callgirl die het sterrencircuit in Hollywood afwerkte. Hij betaalde u duizend dollar om de nacht met hem door te brengen en eindigde de volgende morgen op zijn knieën om u ten huwelijk te vragen met een tweekaraats diamanten ring.’
‘Het was niet de volgende morgen, het was een week later, en het was maar een een-karaats ring. Hij was namelijk net gedumpt, en krabbelde net weer op. Ga door.’
Hij keek naar de knoert van een diamant die ze nu aan haar linkerhand droeg en trok zijn wenkbrauwen op, en ze lachte: ‘Het was een groeidiamant. Ga door, Sergej.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Het bleek dat een van de woekeraars die voor uw man werkte zelf een graantje meepikte en dat had u meteen in de gaten toen u de boekhouding bekeek. Vervolgens werd de woekeraar totaal in elkaar geslagen ergens in een steeg aangetroffen en had u de leningen en de boekhouding van uw echtgenoot overgenomen. Daarna breidde u de zaken uit naar hoeren en heroïne, verhuisde naar San Francisco en begon het noordelijke territorium van de Dmitroff-familie binnen te dringen. Alleen deed u dat in hightech-stijl, met aandelen- en bankfraude op de computer, en tegen de tijd dat ze het in de gaten hadden, was het te laat.’
Ze zei er niets op terug, maar liet hem staan waar hij stond terwijl zij op haar gemak weer een sigaret opstak. En hij stónd er ook, groot en onbeweeglijk, zo stil dat ze hem niet eens adem kon zien halen.
‘Nou,’ zei ze uiteindelijk, ‘je hebt het bloederigste, vuilste deel eruit gelaten, maar in wezen heb je het goed begrepen. En weet je waarom ik jou dat verhaaltje heb laten herhalen?’
Nu glimlachte hij wel. ‘U heeft een karweitje voor me, iets wat gevoelig ligt, en u wilt dat ik goed begrijp wat er met me kan gebeuren als ik het verpest.’
De manier waarop zij naar hem lachte, was opzettelijk gemeen genoeg om hem de stuipen op het lijf te jagen. ‘Ik wil niet alleen dat je het begrijpt, Sergej Vilensky, ik wil dat je het wéét. Dat je het vanbinnen weet – hoe ver ik gekomen ben en hoe ver ik bereid ben te gaan.’
Ze bleef even stil, maar hij zei niets, zijn gezicht verraadde niets en ze dacht dat ze hem kon vertrouwen. Tenminste voor zover ze van plan was hem te vertrouwen.
‘Want het “gevoelige” karweitje, zoals jij het uitdrukte, heeft te maken met mijn dochter.’