43
Ze lagen languit half op en half naast de auto in een wirwar van kleren en ze keek naar hem op met verzadigde ogen. ‘O, lieve god,’ zei ze, met hese stem, ‘dat was…’ Ze keek naar zijn gezicht en grijnsde, een brede, blije grijns, en toen greep ze zijn jasje met beide handen vast en trok hem naar zich toe. Hij boog zijn hoofd om haar te kussen, voelde hoe ze zich tegen hem aan drukte, en hij kreunde.
Hij hoorde haar schreeuwen. ‘O, mijn god, Ry. O, mijn god,’ en toen besefte hij dat ze haar handen tot vuisten had gebald, en ze hijgde hard terwijl ze probeerde hem van zich af te duwen.
Hij sprong op en deed een stap naar achteren. ‘Wat? Wat is er aan de hand?’
‘O, mijn god,’ zei ze weer, bijna van de auto op haar knieën vallend terwijl ze probeerde haar slipje en spijkerbroek weer aan te trekken.
‘Jezus, Zoe. Wat is er? Heb ik je pijn gedaan?’
Ze trok aan haar rits. ‘Hè? Nee, het was geweldig. Jij was geweldig, en ik wil het echt nog eens doen. Maar ik moet nu echt, echt, meteen naar het icoon kijken.’
Ze zoende hem snel en hard op zijn mond, en rende toen naar de auto om haar tas eruit te pakken.
Nou, ik was tenminste geweldig.
Hij draaide zich om, deed zijn broek dicht en voelde zich een beetje misbruikt, al vond hij het ook wel amusant. Toen hij zich weer omkeerde, zag hij dat ze het icoon uit de zak had gehaald en op de motorkap van de BMW had gelegd, met de zak eronder. Ze keek hem aan, met een blozend gezicht. ‘Je moet beloven dat je niet lacht… Ik ben gewoon nog nooit eerder zo klaargekomen en – god, dit is echt gênant.’
‘Hé.’ Hij liet zijn hand om haar nek glijden zodat hij haar op de mond kon zoenen. ‘Voor mij was het ook zo, dus ik zal niet lachen.’
‘O.’ Haar ogen flikkerden even naar zijn gezicht, en toen weer weg. ‘Ik had het gevoel alsof ik vanbinnen explodeerde, en na afloop lag ik daar naar de hemel te kijken en ik voelde me alsof er daarboven stukjes van mij rondzweefden, als deel van de eeuwigheid, en ik dacht: zo moet het gevoeld hebben op de dag dat de wereld werd geschapen, als een soort kosmisch organisme. En je zei dat je niet zou lachen.’
‘Ik lach niet. Oké, misschien een beetje. Maar alleen omdat ik de grillige manier waarop jouw hersenen werken zo leuk vind.’
‘Dat is goed, denk ik, want het gaat nog grilliger worden… Ik dacht dus aan de oneindigheid van de schepping en aan mijn grootmoeder die het in haar brief over oneindigheid had, en zei dat ik naar de Dame moest kijken, het icoon. En toen dacht ik eraan dat het al sinds ik dat ding voor het eerst in de griffioenwinkel zag in mijn hersens rondspookt dat er iets vreemds is aan de manier waarop de juwelen zijn geplaatst. Ze zitten niet op de plekken waar je ze zou verwachten, zoals op haar kroon, of haar muiltjes, of op de zoom van haar gewaad, maar op willekeurige plaatsen. En toen besefte ik plotseling dat die plekken helemaal niet willekeurig zijn. Ze vormen een patroon. Kijk…’
Ze begon met de robijn in het midden en trok twee cirkels aan weerszijden van de schedelbeker, waarbij ze elk juweel beurtelings zacht aanraakte. ‘Ze vormen een acht die op zijn kant ligt.’
‘Het symbool van de oneindigheid,’ zei Ry, en zijn pols ging sneller bij de gedachte.
‘“Kijk naar de Dame, want haar hart koestert het geheim, en het pad naar het geheim is oneindig.” Oneindig. Oneindigheid. Ik denk dat we het al die tijd bij het juiste eind hadden. De amulet ligt in het icoon, in een of ander geheim vakje. En de juwelen geven het pad aan om het te openen.’
Ry pakte het icoon op, bekeek het nauwkeuriger, maar hij zag nog steeds geen naden of randen in het icoon. ‘Het zou een veerslot kunnen zijn,’ zei hij, terwijl hij het voorzichtig teruglegde op de zak. ‘En de edelstenen zouden volgens hetzelfde principe kunnen werken als druktoetsen tegenwoordig doen. Druk in de juiste volgorde op de ene na de andere en dan springt het slot open.’
‘Dat is het,’ riep Zoe, heen en weer wippend op haar tenen van opwinding.
Ze stak haar vinger uit en Ry besefte dat ze op het punt stond willekeurig op de edelstenen te drukken. Hij greep haar pols. ‘Ho, even wachten. Het hele punt van een oneindigheidssymbool is dat het geen begin of einde heeft. Dus waar wilde je beginnen?’
‘Bij de robijn in de schedelbeker.’
‘Oké, dat is waarschijnlijk logisch, maar daarna? Ga je omhoog en naar rechts, of omhoog en naar links? Naar beneden en naar rechts? Of naar beneden en naar links?’
‘Dus ik heb vier keuzen. Als de ene manier niet werkt, probeer ik een andere.’
‘Ja? En als de man die dit heeft ontworpen nou een listig type was. Hij kon wel…’
‘Waarom neem je aan dat het een hij was? Het was waarschijnlijk een zij. Een Hoeder.’
Hij hief zijn handen op. ‘Oké, oké. Dat geef ik toe. Het was waarschijnlijk een Hoeder, maar als ze een grillige geest had zoals een andere Hoeder die ik toevallig ken, dan kan ze het zo ontworpen hebben dat de veer blokkeert als de juwelen in de verkeerde volgorde worden ingedrukt en dan gaat het slot niet open.’
Ze staarden allebei een hele tijd naar het icoon. Toen zei Zoe: ‘Nou, mooi is dat.’
Ry bestudeerde het gezicht van de Maagd. Het was echt griezelig hoezeer ze op Zoe leek. Had een Hoeder dit vijf eeuwen geleden zelf geschilderd en haar eigen gezicht als model gebruikt?
‘Wil je iets voor me doen, Zoe? Teken het oneindigheidssymbool in het stof op de motorkap. Nee, niet naar het icoon kijken. Doe het zonder na te denken. Beter nog, teken het met dichte ogen.’
Ze sloot haar ogen en tekende het symbool, beginnend in het midden en daarna omhoog en naar links, waarschijnlijk de laatste manier waarop hij het had gedaan. Hij was naar boven en naar rechts gegaan.
En dat bewees misschien zijn gelijk. Als Zoe en de Hoeder op het icoon zozeer op elkaar leken, dan zouden ze misschien ook hetzelfde denken. ‘Volgens mij moeten we jouw instinct volgen, schat,’ zei hij. ‘We hebben een kans van één op vier dat het klopt, en tot dusverre hebben we altijd juist gegokt.’
Maar nu begon Zoe te aarzelen. ‘Ik weet het niet. Jij zei nou juist dat het oneindigheidssymbool geen begin en geen einde heeft… Het raadsel, Ry! Het gaat om het raadsel. “Bloed stroomt naar de zee… Bloed stroomt naar de zee, onophoudelijk.”’
Ze greep haar tas, deed hem open, rommelde door meer spulletjes dan je in een Walmart kon vinden en haalde met een zwierig gebaar de ansichtkaart met de eenhoorn erop tevoorschijn. Ze draaide hem om en las het raadsel dat haar grootmoeder op de achterkant had geschreven hardop voor, hoewel ze het intussen allebei uit hun hoofd kenden.
Bloed stroomt naar de zee
De zee raakt de hemel
Uit de hemel valt ijs
Vuur laat het ijs smelten
Een storm dooft het vuur
En raast door de nacht
Maar bloed stroomt naar de zee
Onophoudelijk.
‘Dit is het, Ry. Dit is het! Bloed, zee, hemel, ijs, vuur, storm, nacht – ze staan allemaal voor een bepaalde kleur. Bloed voor rood, hemel voor blauw. En de kleuren passen bij de juwelen. Rode robijn, blauwe saffier. Het raadsel is de code.’
‘En jouw instinct klopte precies. “Bloed stroomt naar de zee…” Van robijn naar aquamarijn. Omhoog en naar links.’
Ze grijnsde naar hem, tevreden over zichzelf.
‘Laten we het doen,’ zei hij, en zijn stem klonk een beetje hees. ‘Ik lees het raadsel zin voor zin op en jij drukt op de stenen. Een voor een, heel langzaam.’
‘Oké.’ Ze inhaleerde diep, ademde weer uit, stak haar handen uit en wriemelde met haar vingers als iemand die een brandkast gaat kraken. ‘Ik ben er klaar voor.’
‘“Bloed stroomt naar de zee.”’
‘Van robijn naar aquamarijn,’ zei Zoe, en ze drukte langzaam en voorzichtig eerst op de robijn en daarna op de aquamarijn.
‘“De zee raakt de hemel.”’
‘Saffier,’ zei ze.
‘“Uit de hemel valt ijs.”’
‘Diamant.’
‘“Vuur laat het ijs smelten.”’
‘Vuuropaal.’
‘Nee, wácht,’ schreeuwde Ry, en hij greep haar hand op het moment dat haar vinger op een millimeter afstand van de opaal was. ‘Ik denk dat we het bijna verpest hadden. We hadden weer op de robijn moeten drukken. En daarna op de opaal.’
‘Dat zegt het raadsel niet.’
‘Weet ik, maar als we een oneindige lus trekken, dan moeten we terug door het midden, en de robijn zit in het midden.’
Ze veegde haar handen af aan de pijpen van haar spijkerbroek. ‘O, man, O’Malley. Ik hoop dat je gelijk hebt.’ Ze aarzelde nog even, drukte toen op de robijn en de vuuropaal, resoluut maar snel, alsof ze er niet te lang over na wilde denken.
‘Oké. Nu: “Een storm dooft het vuur.”’
‘Cordieriet.’
Ry had nog nooit gehoord van cordieriet, maar de steen waarop ze drukte, paste bij de metafoor van het raadsel. Hij was van een donkerpaarse, blauwgrijze kleur, als de buik van een donderwolk.
‘“En raast door de nacht.”’
‘Onyx.’ Ze drukte op de geslepen, zwarte steen en maakte het raadsel toen samen met hem af: ‘“Maar bloed stroomt naar de zee, onophoudelijk.” Denk je dat we nu weer op de robijn moeten drukken?’
‘Er is nog niets gebeurd,’ zei Ry, die zich een beetje misselijk voelde omdat hij had gezegd dat ze die tweede keer op de robijn moest drukken. ‘Ja, doe maar. Druk erop.’
Ze drukte en ze hielden hun adem in. Er gebeurde niets.
Toen hoorden ze een zachte klik en de oogkassen van de schedel gleden open en eronder verschenen twee gaten die in het hout waren geboord. De ene was leeg, maar in de andere lag een kleine amulet van donkergroen glas in de vorm van een schedel, met een zilveren stop erop.
Het zag er net zo uit als Ry’s vader had beschreven, behalve dat er geen ketting aan zat. Hoewel er aan de top van het zilver een klein ringetje zat waar een ketting doorheen kon. De amulet paste zo precies in het gat dat Zoe hem er met haar nagels uit moest peuteren.
‘Kijk, Ry…’ Ze hield de amulet tussen haar duim en wijsvinger en hief hem op, tegen de ondergaande zon in. Er waren runeachtige tekens in het glas gegraveerd en de amulet was half gevuld met een donkere, stroperige vloeistof.
‘Het bottenaltaar.’