58
Er kwam warme stoom uit de luchtgaten in de wachtkamer van de afdeling chirurgie, maar Zoe rilde nog steeds van de kou. Ze zat op het randje van een harde plastic stoel en staarde naar de dichte dubbele deuren, doodsbang voor wat zich daarachter afspeelde.
Ze was met de sneeuwscooter tot aan de Eerste Hulp gereden, en alles wat er daarna gebeurde, was een waas. Ze hadden Ry op een brancard gelegd, infusen met bloed en andere vloeistoffen in zijn arm aangebracht en zijn gezicht bedekt met een zuurstofmasker. Ze hadden haar naar zijn bloedgroep gevraagd, maar die wist ze niet. Ze vroegen haar of hij allergisch was voor bepaalde medicijnen, maar ook dat wist ze niet. Ze wist niet eens zeker hoe oud hij was. Ze had het gevoel dat ze hem tot in zijn ziel kende, dus hoe kwam het dat ze die dingen niet van hem wist?
Daarna reden ze hem zo snel bij haar weg dat ze hem geen kus meer kon geven of zijn hand aan kon raken, geen kans meer had om hem te vertellen dat hij bij haar terug moest komen. Na een poosje was ze hierheen gebracht om te wachten, en hier had ze gezeten, alleen en al duizend jaar aan het wachten.
Een keer was een vrouw in een wit polyester broekpak met een klembord in haar hand net lang genoeg het vertrek ingekomen om haar een plastic zak te geven met de dingen die ze uit Ry’s zakken hadden gehaald: portefeuille, mobieltje, een sleutel van hun hotelkamer, aansteker, zaklantaarn, een miniatuurgereedschapssetje, een stuk draad en iets wat een set lockpicks zou kunnen zijn. Typisch iets voor O’Malley. Altijd op alles voorbereid, had Zoe gedacht met een flauw glimlachje dat veranderde in een snik, en ze drukte de zak tegen haar borst alsof het een reddingsboei was die haar was toegeworpen, een deel van hem dat haar door dit eindeloze wachten heen moest helpen.
Ze stond op het punt om op de deuren te gaan bonken en te roepen om iemand die haar kon vertellen wat er gaande was, toen ze openzwaaiden en er een vrouw van middelbare leeftijd in een met bloed bevlekt operatieschort naar buiten kwam. Zoe kwam stijfjes overeind, met bonkend hart, misselijk van de angst. Ze probeerde aan het gezicht van de vrouw af te lezen wat er ging komen, maar ze zag alleen uitputting.
‘De kogel is er netjes in en uit gegaan,’ zei de chirurge. ‘Er is wat schade aan de spier, maar met de juiste therapie kan hij zijn schouder over een tijdje weer helemaal gebruiken.’
Zoe’s stem klonk schor, alsof ze de laatste uren voortdurend had geschreeuwd. ‘Dus hij komt er weer bovenop?’
De dokter leek even te aarzelen en zei toen: ‘De operatie was betrekkelijk eenvoudig. Maar de kwaadaardige bacteriële infectie die hij heeft opgelopen, is verontrustender. Ik heb begrepen dat hij in een poel stilstaand water is gevallen toen hij werd neergeschoten?’
Zoe knikte alleen. Had ze dat aan iemand verteld tijdens die beheerste chaos op de Eerste Hulp?
De chirurge schudde zuchtend haar hoofd. ‘Het water, de aarde, de lucht die we hier inademen – alles zit vol onmetelijke hoeveelheden giftige stoffen. Alleen onze smelters stoten jaarlijks al twee miljoen ton zwaveldioxide uit. We hebben zure regen, geen flora, geen vogels en de vervuiling door zware metalen is zo ernstig geworden dat het nu economisch gesproken haalbaar is om de grond waarop we lopen te ontginnen.’ Ze schudde nogmaals haar hoofd. ‘Je zou eigenlijk niet in Norilsk moeten wonen.’
‘Maar ik dacht dat u…’ Wat zei ze nou? ‘Gaat hij dan toch dood?’
De dokter aarzelde weer. ‘Zijn situatie is uiterst kritiek. En, ja, om eerlijk te zijn zou hij aan deze infectie kunnen overlijden. Zoals ik zei, het is een zeer kwaadaardige en giftige bacterie. Maar in de komende paar uur zal het duidelijker worden. Hij krijgt een hoge dosis antimicrobische medicijnen toegediend, vancomycin, chloramphenicol en sulfa, om het proces te stoppen. Veel hangt af van de resistentiefactoren van deze bepaalde bacterie en de sterkte van het immuunsysteem van de patiënt.’
Zoe bedacht dat er miljoenen vragen moesten zijn die ze moest stellen, maar haar gedachten leken wel bevroren. En de chirurge draaide zich al om omdat haar dienst erop zat. ‘Dokter, wacht… Mag ik hem nu zien?’
‘Ik ben bang dat daar de komende paar uur geen sprake van kan zijn. Hij ligt nu op de recovery en daarna wordt hij naar de intensive care gebracht, en dan zullen we zien hoe hij eraan toe is.’
‘Dank u,’ zei Zoe, maar de dokter verdween al door de dubbele klapdeuren.
Zoe liep doelloos naar een raam dat uitkeek op een bijna lege parkeerplaats en een vreemd woud van roestende, betonnen pilaren die uit de sneeuw omhoogstaken. De plastic zak met Ry’s bezittingen trilde in haar hand. Eerst dacht ze dat het haar zenuwen waren die de spanning eindelijk loslieten, maar toen besefte ze dat het Ry’s mobieltje was dat trilde.
Zoe staarde naar de telefoon, niet wetend wat ze moest doen. Moest ze hem opnemen? Het was een van de prepaid mobieltjes die ze in Sint-Petersburg hadden gekocht, dus wie kende dat nummer nu?
Haar handen beefden toen ze de plastic zak opende, de telefoon eruit haalde en hem openklapte. ‘Da?’
Het bleef even stil aan de andere kant, en toen: ‘Miss Dmitroff? Met Dr. Vitaly Nikitin.’
Zoe blies de adem uit die ze had ingehouden. ‘Het spijt me, Dr. Nikitin, maar Ry is op het moment niet bereikbaar.’
‘Het is een bacterie,’ zei hij, en zijn stem klonk opgewonden.
‘Wat?’
‘Die rode, fosforescerende, stroperige vloeistof die ik moest analyseren. Dat is een bacterie. Of om specifieker te zijn, het heeft de genen van bacteriën, maar ook van archaea, het primitiefste micro-organisme op aarde. Buitengewoon fascinerend.’
Weer viel er even een stilte, en daarna liet hij zijn stem dalen tot een gefluister alsof hij bang was dat iemand het zou horen. ‘Miss Dmitroff, ik denk dat het echt kan zijn. Een ware bron van eeuwige jeugd.’
Het duurde even voor het tot Zoe’s hersenen doordrong, voor ze zich die avond in de goede oude tijd herinnerde waarop ze Dr. Nikitin het flesje bottenelixer had gegeven om te analyseren, de tijd waarin ze nog dachten dat het bottenaltaar vooral een vreemde, Siberische mythe was.
Maar Nikitin leek haar stilte als ongeloof op te vatten. Hij zei: ‘Weet u nog dat ik zei dat Olga… dat wil zeggen Dr. Tarasov, mijn collega van het Instituut van Bioregulatie en Gerontolie, experimenten heeft gedaan met de genen die de levensduur bepalen van rondwormen? Die bezitten een regulerend gen dat daf-2 heet en zo’n honderd andere genen aanstuurt die met veroudering van doen hebben. U kunt zich daf-2 voorstellen als de dirigent van een orkest die de fluiten en de violen en de cello’s leidt. Elk instrument speelt zijn eigen rol, maar ze moeten ook samen spelen. Begrijpt u, Miss Dmitroff?’
‘Ik denk het wel.’
‘Door de aard van de folklore die is ontstaan rondom de rode bacterie besloten we om die te injecteren in de cellen van enkele tientallen rondwormen, om te zien of er iets zou gebeuren, en tot onze verbijstering namen we waar dat de bacterie genetische stukjes van zichzelf transporteerde naar de daf-2 genen van de wormen, en die muteerden. Je zou kunnen zeggen dat het daf-2 er een betere dirigent van werd. Plotseling zagen we dat de vioolcellen zichzelf verjongden, de wormen zuiverden van opgebouwde giftige stoffen, de schade repareerden die was aangericht door vrije radicalen. We zagen dat de fluitcellen het metabolisme van de wormen versterkten, het transport van vet en de opname van voedsel verbeterden, waardoor ze gezond en sterk bleven. We zagen tubacellen die gebroken DNA repareerden, cellocellen die bacteriën die infecties veroorzaken bestreden, enzovoort. Ik vertel het nu veel simpeler dan het is, maar je zou kunnen zeggen dat het daf-2 van de wormen de genen die de levensduur bepalen bijna perfect in harmonie laten spelen en voorkomen dat ze verouderen. Eeuwig blijven leven, misschien, hoewel dat nog te bezien blijft.’
Zoe’s hart en ademhaling leken allebei te blijven stilstaan bij de woorden ‘bacteriën die infecties veroorzaken bestreden’. ‘Dr. Nikitin, bedoelt u dat het altaa… dat de rode bacteriën je DNA veranderen, zodat je infecties beter kunt bestrijden? Zelfs kwaadaardige infecties?’
‘Inderdaad. Het natuurlijke immuunsysteem van de wormen is dermate versterkt dat het een besmettelijke bacterie kan wegzappen, om maar eens een verkeerde vergelijking te gebruiken. Als een lasergeweer in een van jullie films over ruimteoorlogen.’
Even voelde Zoe zich alsof de grond onder haar voeten was weggevallen en ze door de ruimte werd geslingerd. Niet geven. Ze had hem beloofd dat ze het niet zou doen. Op haar liefde, had ze beloofd. Maar dat was voordat de arts had gezegd dat hij dood kon gaan aan een infectie, voor ze zeker wist dat het bottenaltaar kon…
Er is maar één druppel voor nodig.
‘Jammer genoeg,’ zei Nikitin, ‘ontdekten we bijna voor het te laat was dat de eigenschappen begonnen te verslechteren als de vloeistof wordt blootgesteld aan licht. We hebben nog geen tiende over van wat erin zat, maar het is duidelijk dat het verder onderzocht moet worden. Op dit moment zien we wát het doet, maar we begrijpen nog niet hóe, en dat moeten we weten als we ooit mogen hopen het te repliceren en in een laboratorium te produceren. Ik heb er meer van nodig, Miss Dmitroff. Begrijpt u dat? Ik moet meer hebben.’
‘Er is niets meer.’
‘Maar u bent nu in Siberië. Had u niet gezegd dat de bron van de eeuwige jeugd afkomstig is uit een grot daar?’
‘Die is verwoest. De grot, alles – het is allemaal verdwenen.’
Een lange stilte, waarna hij ten slotte zei: ‘Dat is hoogstongelukkig.’ Maar Zoe hoorde de scepsis in zijn stem. Hij was niet stom.
‘Dr. Nikitin, de legende ging niet alleen over de bron van de eeuwige jeugd. Er was ook een duistere kant. Men zegt dat diegenen die er in het verleden van gedronken hebben megalomaan zijn geworden. Dus als je de bacterie binnenkrijgt en als die doet wat u net zei, dan blijf je misschien eeuwig leven, maar wel als een krankzinnige.’
‘Er is geen specifieke component van het menselijk genoom geïdentificeerd die verband houdt met dat soort psychoses. Met megalomanie. Maar zelfs als het waar is, als de rode bacterie andere genetische mutaties veroorzaakt die de geest aantasten, dan is er misschien een manier om die twee effecten te scheiden. Het positieve te behouden, het negatieve tegen te gaan.’
Zoe staarde zonder iets te zien door het raam naar de zwarte nacht, maar plotseling concentreerde ze zich op haar weerspiegeling in het glas. Het lichtblonde haar, het brede voorhoofd en de wijd uiteenstaande, schuine, grijze ogen. De Russische jukbeenderen en de bleke, Russische huid. Het gezicht van haar moeder.
Hoeveel van haar zit er in mijn vlees en bloed? In mijn cellen?
Nikitin zei nu iets over mitochondriaal DNA, maar Zoe onderbrak hem. ‘Erven de wormen het van elkaar? Geven ze dat wat de rode bacterie met hun genen doet door? Als een vrouwelijke worm bijvoorbeeld de bacterie krijgt en die verandert haar verouderingsgen, en daarna krijgt ze babywormpjes… Is het DNA van die babywormen dan ook veranderd?’
‘De caenorhabditis elegans zijn hermafrodieten, maar ik begrijp wat u met uw vraag bedoelt. Sommige genetische mutaties zijn inderdaad overerfbaar, maar dat lijkt met deze niet het geval te zijn.’
Zoe legde haar hoofd tegen het glas, terwijl er een golf van opluchting door haar heen ging. Het gezicht van haar moeder, maar niet alle genen van haar moeder. Alstublieft, God, niet de gemuteerde genen die haar voor eeuwig jong hadden gehouden en haar hersenen hadden vergiftigd.
‘Miss Dmitroff, als u toch nog wat rode bacteriën in uw bezit hebt, dan smeek ik u er nog eens over na te denken. Bedenk eens wat dit voor de mensheid kan betekenen, voor de wereld. De meeste ziekten zijn het resultaat van veroudering. Hartziekten en kanker zijn de grote moordenaars, en beroertes, alzheimer, suikerziekte en opportunistische infecties zorgen voor de rest. Lichaamsdelen verslijten en beginnen zich te gedragen op manieren die ziektesymptomen veroorzaken. Maar feit blijft dat de wetenschap nog geen onomstreden biologische vervaldatum voor het menselijk leven heeft ontdekt. Als onze delen verjongd zouden kunnen worden, als ze vervangen konden worden, als opgebouwde giftige stoffen verwijderd konden worden, dan zou het grootste deel van de ziekten waar we aan doodgaan zich nooit ontwikkelen.’
Hij zweeg, maar Zoe zei niets. Haar aandacht was getrokken door een blauw flikkerlicht in de verte, op de lange weg die vanuit Norilsk over de dorre toendra liep.
‘In de tussentijd,’ ging hij door, ‘zullen we zien hoe lang onze wormen met gemuteerd DNA blijven leven, of ze misschien helemaal nooit zullen sterven. Maar toch zou ik het niet het geschenk van het eeuwige leven willen noemen. Je kunt nog steeds doodgaan als je door een vrachtwagen wordt overreden, of door een vliegtuigongeluk of het mes van een overvaller. Dus, nee, niet het eeuwige leven. Maar eerder oneíndig leven, in zoverre dat de cellen zich oneindig kunnen blijven reproduceren…’
‘Dr. Nikitin, er is iets aan de hand. Ik moet neerleggen.’
Zoe brak het gesprek af en liet de telefoon in haar zak glijden, terwijl ze naar de blauwe flitslichten van een politiewagen keek die de parkeerplaats beneden opdraaide.
Natuurlijk hebben ze de politie gebeld. Je kunt niet met een schotwond naar een ziekenhuis worden gebracht zonder dat ze de politie bellen.
Zoe wist dat ze uiteindelijk de wettelijke consequenties van de kogel in Ry’s schouder onder ogen moest zien, dat ze een geloofwaardige leugen moest verzinnen, maar ze was er nog niet klaar voor. Ze wilde niet verrast worden als ze uit de lift stapte, dus nam ze de brandtrap naar de verlaten lobby. Ze bleef vlak voor de deur staan, lang genoeg om twee agenten uit hun wagen te zien stappen die naar de ingang van de Eerste Hulp liepen.
De wind buiten was gruwelijk koud en liet de sneeuw opwaaien in een korrelige, ijzige mist. Ze bleef een tijdje in elkaar gedoken aan de zijkant van het gebouw staan, wachtend tot de agenten terugkwamen en weer wegreden.
Toen ze er zeker van was dat ze vertrokken waren, nam ze weer de lift naar de afdeling Chirurgie, maar ze ging niet naar de wachtkamer. In plaats daarvan liep ze heen en weer in de gangen, gluurde in kamers, tot ze Ry vond.
Eén adembenemend moment lang dacht ze dat hij dood was – zijn gezicht zag er zo wasachtig uit, zijn lippen zo bloedeloos. Hij lag onbeweeglijk stil, en aan zijn beide armen zaten infusen die verbonden waren met onregelmatig piepende apparaten.
Er is maar één druppel voor nodig.
Ik zweer het. Op mijn liefde.
Het icoon en de film lagen in een bankkluis in Sint-Petersburg, maar het enige wat van het bottenaltaar over was, had Zoe nu bij zich, in de zak van haar parka. Het zat in een klein parfummonstertje, dat ze in een papieren zakdoekje had gewikkeld en in een blikken doosje had gedaan opdat het niet zou breken of blootgesteld zou worden aan het licht.
Langzaam en met bonkend hart haalde ze het doosje tevoorschijn, koesterde het in haar hand. Ze was bang, heel bang dat als ze te zeer in de verleiding zou komen, als ze het maar zou aanraken, al was het maar met vingers die gehuld waren in dik Gore-Tex en fleece, ze zich eraan zou branden. Dat het haar zou verteren.
En toch kon ze het niet weerstaan. Ze opende het blikje, liet het parfumflesje in haar handpalm glijden en sloot haar vingers eromheen.
Ze staarde naar Ry’s gezicht. Ze kon het flesje nu op de grond laten vallen, dacht ze. Het verbrijzelen met de hak van haar laars. Als ze het vernietigde, zou die duistere nalatenschap voor altijd verdwenen zijn, samen met de stralende, verleidelijke hoop.
Als ze het vernietigde, kon Ry doodgaan, en als hij doodging, wist ze niet hoe ze dat zou kunnen verdragen.
Als hij ervan dronk, zou hij blijven leven. Zo simpel was het. Niet alleen vandaag of morgen, maar gedurende al die jaren van haar eigen leven, en hoeveel meer nog daarna? Ze zou nooit bang hoeven te zijn om hem te verliezen. Maar al zou het altaar zijn leven redden, het zou hem ook veranderen, hem misschien veranderen in iemand van wie ze niet kon houden. En als hij er ooit achter kwam dat ze hem ervan had laten drinken, wist ze dat hij het haar nooit zou vergeven. En wat zouden ze dan nog hebben?
Ze voelde de pulserende hitte van het altaar door haar dikke handschoenen heen. Ze kon de rode, fosforescerende gloed door het zakdoekje en haar dichtgeklemde vingers zien lekken.
Er is maar één druppel voor nodig.
Maar ze had het gezworen. Op haar liefde.