Dag 41 – 7 juni
Die dag was ik weer ziek, en elke keer als ik naar de lucht keek, moest ik aan weerskanten iets vastgrijpen om me bewust te blijven van de werkelijkheid. Er lag een waas voor een van mijn ogen – ik geloof dat het mijn linkeroog was – waar ik bijna niet doorheen kon kijken. Ik knipperde hard om het weg te krijgen, maar dat lukte niet, en toen ik het tegen de kapitein zei, legde hij uit dat mijn lichaam van slag was geraakt van de honger. Hij vroeg of dokter Ledward dat wilde bevestigen, maar die knikte alleen, zei ja en wendde zich af, iets wat de kapitein niet vaak overkwam. Ik vermoedde dat de dokter heel erg gedeprimeerd was en dat hij zich daarom niet met me wilde bemoeien.
‘Misschien is het morgen bij het wakker worden iets beter,’ zei de kapitein. Een opmerking die me ergerde en geen spat hielp.
‘Misschien ben ik morgen aan twee ogen blind,’ zei ik. ‘Moet ik tot morgen wachten tot ik het weet?’
‘Wat wil je dan dat ik eraan doe, Turnstile?’ vroeg de kapitein net zo kribbig als ik. ‘We moeten ons concentreren op onze overleving, anders niet.’
Ik mompelde een verwensing en ging terug naar mijn plaats, waarvan tijdens mijn afwezigheid drie andere mannen een stukje in beslag hadden genomen. Ik moest harde woorden gebruiken om hen ertoe te bewegen een eindje opzij te gaan. Het leek wel alsof de dagen langer werden, terwijl ik alle kwellingen met de minuut slechter kon verdragen.Voor die tijd hadden we altijd kunnen hopen op een eiland, een plek om uit te rusten en te eten zonder dat we bang hoefden zijn dat we zouden verdrinken. Nu was er alleen de oceaan en dat was een heel eenzame gewaarwording. De kapitein zei dat hij niet wist wanneer Timor zou opdoemen, misschien pas over een week, en ik vroeg me af of we niet alsnog ten onder zouden gaan. Gelukkig hadden we tot dan toe slechts één man verloren – John Norton – maar er zaten nog minstens een stuk of zes mannen in die boot die volgens mij al heel gauw de eeuwigheid zouden ingaan als onze redding niet nabij was.
Eerlijk gezegd dacht ik dat ik een van hen was.