16
We vertrokken. Het eiland verdween uit het zicht, de mannen namen hun taken aan boord weer op, de broodvruchtplanten stonden veilig in het ruim, de kapitein was blij dat hij terug was op zee, de officieren leken het met het wachtlopen aan dek en bevelen geven naar hun zin te hebben, en ik nam weer mijn plaats in voor de kajuit, klaar om de kapitein van dienst te zijn. En ik dacht na over mijn ontsnapping en vroeg me af wat er in West-Indië van mijn leven terecht zou komen.
Als je het me toen had gevraagd, zou ik hebben gezegd dat de mannen het allemaal jammer vonden dat we Otaheite hadden verlaten, maar dat ze begrepen dat er aan alle goede dingen een eind komt. Dat zou ik hebben gezegd en ik zou het hebben geloofd.
Maar dan zou ik het, en dat weet je, faliekant mis hebben gehad.