12

 

 

 

 

Volgens mij kan iemand tussen anderen in wonen in de veronderstelling dat hij deel uitmaakt van hun gemeenschap en weet wat ze denken en van plan zijn, en toch niet doorhebben wat er om hem heen gebeurt. Zelfs nu ik veel later op die tijd terugkijk, heb ik nog het idee dat de bemanning van de Bounty op Otaheite harmonieus samenwerkte bij het verzamelen van de broodvruchten, het planten van de zaden, het wachten tot die na een paar weken ontsproten en het overbrengen van de spruiten naar het schip en de bekwame handen van meneer Nelson. Overdag werd er gewerkt, ’s avonds vermaakten we ons. We hadden genoeg te eten, een zacht bed en alle gelegenheid om onze mannelijke behoeften te bevredigen. Natuurlijk waren er ook incidenten, werd iemand hier of daar kwaad om, werd er over dit of dat geklaagd, en raakte de kapitein zo nu en dan door het dolle heen omdat hij niet op zee was, maar alles bij elkaar waren we volgens mij tevreden kerels. 

   Daarom was het een des te grotere verrassing toen op de middag van de vijfde januari 1789 meneer Fryer en meneer Elphinstone met een verontrust gezicht naar de hut van de kapitein kwamen, waar meneer Bligh een brief aan zijn vrouw zat te schrijven en ik een uniform aan het stijven was voor het diner dat hij die avond zou bijwonen bij koning Tynah.

   ‘Mag ik u storen, kapitein?’ vroeg meneer Fryer toen hij binnenkwam.

   De kapitein hief met een verstrooid gezicht zijn hoofd op en keek de mannen een voor een aan. ‘Natuurlijk mag dat, John, William,’ antwoordde hij – het was me opgevallen dat hij tijdens de hartverwarmende taak van een brief schrijven aan zijn vrouw altijd veel vriendelijker tegen iedereen was.‘Wat kan ik voor jullie doen?’

   Ik wierp een blik op de mannen en besteedde verder geen aandacht aan hen, maar toen meneer Fryer begon uit te leggen wat hem op het hart lag, hield ik op met mijn werk en draaide me naar hem om.

   ‘Meneer, ik kan het u niet anders vertellen dan waar het op neerkomt. Er zijn drie mannen gedeserteerd.’

   Meneer Bligh legde zijn ganzenveer neer en staarde naar zijn bureau. Ik keek naar zijn gezicht en zag dat hij vreselijk was geschrokken, maar dat hij zichzelf belette meteen te reageren. Hij bleef wel een halve minuut roerloos zitten en keek toen weer op.‘Wie zijn het?’ vroeg hij. 

   ‘William Muspratt,’ begon meneer Fryer.

   ‘De assistent van meneer Hall?’ vroeg de kapitein.

   ‘Juist. En John Millward. En Charles Churchill, de sergeant-majoor.’

   ‘Ik kan het nauwelijks geloven,’ zei meneer Bligh.

   ‘Toch is het zo, meneer.’

   ‘Mijn eigen provoost is ervandoor gegaan? De man die de orde op het schip moet handhaven heeft de regels overtreden?’

   Meneer Fryer aarzelde even voordat hij knikte. Hij hoefde de ironie ervan niet te benadrukken.

   ‘Wat is er dan gebeurd?’ vroeg de kapitein.‘En weet u het wel zeker?’

   ‘We hadden u eerder op de hoogte moeten brengen, meneer, en ik ben degene die daar nog even mee heeft willen wachten. Deze mannen waren gisteren na hun werk niet teruggekomen in het kamp en ik dacht dat ze gewoon ergens met hun vrouwen naartoe waren gegaan. Ik was van plan ze na hun terugkeer eens flink uit te foeteren. Maar helaas heeft ook vanmorgen niemand hen gezien. Ze hebben zich niet gemeld voor hun werk en nu de middag bijna voorbij is, zijn ze nog steeds niet verschenen. Ik geef toe, meneer, dat ik u eerder had moeten inlichten...’ 

   ‘Dat hindert niet, meneer Fryer,’ zei de kapitein, en we waren waarschijnlijk allemaal verbaasd om de manier waarop hij de eerste officier zijn nalatigheid vergaf. ‘Ik twijfel er niet aan dat u hebt gedaan wat u dacht dat het beste was.’

   ‘Dat is zo, meneer. En ik dacht echt dat ze terug zouden komen.’

   ‘Hoe weten we zeker dat ze dat niet zullen doen?’

   ‘Kapitein,’ zei meneer Elphinstone op zijn beurt, ‘een lid van de bemanning heeft me in vertrouwen verteld dat hij vaag had gehoord dat deze drie mannen van plan waren om te deserteren. Hij heeft me dit verteld op voorwaarde dat ik zijn naam niet aan de rest van de bemanning zou doorgeven.’

   ‘Wat is zijn naam, meneer Elphinstone?’

   ‘Ellison, meneer. Thomas Ellison.’

   Ik lachte geluidloos. Thomas Ellison, de jongen op wie Flora-Jane Robinson, het meisje dat hem had toegestaan haar voor zijn vertrek vrijmoedig te kussen, in Engeland zou blijven wachten, de jongen die hoger dan ik op de ladder stond en me dat graag liet weten, was een klikspaan. Dat sloeg alles, echt waar.

   Toen werd de kapitein boos, dat zag ik aan zijn gezicht. Hij stond op en liep een paar minuten heen en weer voordat hij voor de twee officieren ging staan.‘Maar waarom dan toch?’ vroeg hij.‘Dat begrijp ik niet.Waarom zouden ze dit doen? Hebben ze hier geen comfortabel leven? Heb ik geen prettig kamp voor ze ingericht? Hebben ze dan op z’n minst geen waardering voor het feit dat er maar zelden iemand wordt gestraft? Waarom zouden ze weg willen? En waar zijn ze eigenlijk naartoe gegaan? Wel verdorie, heren, we zitten hier op een eiland!’

   ‘Het zou kunnen, meneer, dat ze het eiland hebben verlaten door een roeiboot of kano te stelen en daarmee naar een naburig eiland zijn gevaren. Het wemelt hier van de atollen, meneer. Als ze dat hebben gedaan, denk ik niet dat we ze nog kunnen opsporen.’

   ‘De plaatselijke geografie is me bekend, meneer Fryer,’ zei de kapitein, weer even kribbig als altijd.‘Maar u hebt me nog niet uitgelegd waarom.’

   ‘Er kunnen verschillende redenen zijn, meneer.’

   ‘Wat denkt u zelf?’

   ‘Mag ik het ronduit zeggen, meneer?’

   Meneer Bligh keek hem met samengeknepen ogen aan.‘Graag.’

   ‘Ons werk hier is bijna klaar. Meneer Nelson komt ons elke dag op het strand vertellen hoe goed de plantjes aan boord erbij staan. Binnenkort zijn alle potten vol en zullen we geen broodvruchten meer hoeven zoeken of zaden hoeven poten.’

   ‘Dat spreekt vanzelf,’ zei meneer Bligh met een nietbegrijpend gezicht. ‘Ons werk hier moet een keer gedaan zijn. Wat zou dat? Bedoelt u dat de mannen zo veel van dit werk zijn gaan houden dat ze ertegen opzien dat het ooit klaar zal zijn?’

   ‘Nee, meneer. Ik bedoel dat meneer Nelson binnenkort naar deze hut zal komen, naar u, meneer, om u te vertellen dat het deel van onze opdracht dat met het eiland Otaheite te maken heeft, is volbracht. En op dat moment, meneer, zult u waarschijnlijk het bevel geven alle hutten af te breken, onze eigendommen in te pakken en terug te keren naar het schip.’

   ‘En dan hijsen we de ankers en zeggen we Otaheite vaarwel,’ deed meneer Elphinstone onhandig een duit in het zakje.

   Meneer Bligh knikte en glimlachte zowaar. Hij keek naar mij terwijl ik overdreven druk bezig was met zijn uniform en probeerde mijn blik op te vangen. ‘Hoor je dat, jongeheer Turnstile? De mannen zullen blij zijn wanneer het werk hier is gedaan en ze met geld in hun zak terug mogen naar hun geliefden thuis. Neem me niet kwalijk, meneer Fryer,’ vervolgde hij tegen de eerste officier, ‘maar hoewel ik vermoed dat u iets heel verstandigs hebt gezegd, weet ik eigenlijk niet wat dat is.’

   ‘Het komt erop neer, meneer, dat de mannen hier niet weg willen.’

   De kapitein deinsde met opgetrokken wenkbrauwen achteruit. ‘Hier niet weg willen?’ herhaalde hij. ‘Terwijl hun vrouwen en meisjes in Spit head op de kade zullen staan om te wachten tot ze veilig weer thuis zijn?’

   ‘Hun vrouwen en meisjes zijn daar, maar hun minnaressen zijn hier.’

   ‘Minnaressen?’

   ‘De vrouwen van het eiland. De vrouwen voor wie ze hun lichaam hebben laten tatoeëren.’ Meneer Fryer wierp een blik op mij, omdat hij zich ongeveer een week daarvoor had verkneuterd toen hij mijn versierde bil had gezien. ‘De mannen hebben hier veel vrijheid. Hun leven hier is, om het zo maar te zeggen, bijzonder prettig. U hebt...’ Hij zweeg en verbeterde zichzelf.‘Wat we hier hebben gedaan...’

   Hij had zich bijna versproken, maar de kapitein was alert genoeg om het te merken.‘Wat ík hier heb gedaan. Dat bedoelt u, meneer.’

   ‘Nee, meneer. Ik bedoelde...’

   ‘U bedoelt dat ik het de mannen hier veel te gemakkelijk heb gemaakt. Dat ik de hand heb gelicht met de discipline. U bedoelt dat als ik ze wat strenger had aangepakt, ze hier niet zouden willen blijven. Dan zouden ze terug willen naar waar ze thuishoren. Dan zouden ze wanhopig verlangen naar Engeland, naar Portsmouth, naar het goeie ouwe Londen.’ Zijn stem werd steeds hoger. ‘U bedoelt dat deze rampzalige gebeurtenis mijn schuld is.’

   ‘Ik geloof niet dat hij dat bedoelt, om eerlijk te zijn,’ zei meneer Elphinstone. ‘Ik denk dat meneer Fryer alleen bedoelt...’

   ‘Zwijg, alstublieft, meneer Elphinstone,’ zei de kapitein en hij hief een hand om zijn bevel kracht bij te zetten.‘Als ik uw mening wil horen, zal ik u erom vragen. Toevallig ben ik het deze keer helemaal met meneer Fryer eens. Het is inderdaad mijn schuld. Ik heb ervoor gezorgd dat de mannen hier een gelukkig leven konden leiden, en ze betalen me voor mijn goedheid terug door hun plicht te verzaken en op een eiland vol barbaren te willen blijven, alleen maar omdat ze daar op elk uur van de dag of de nacht hun lusten kunnen bevredigen. Ik denk dat meneer Fryer de waarheid heeft gesproken. En als het mijn schuld is, moet ik dat toegeven en de zaak anders aanpakken. Meneer Fryer, alle mannen behalve degenen die op dit moment voor meneer Christian aan het werk zijn, moeten onmiddellijk terug naar het schip. En met onmiddellijk bedoel ik dat u meteen nadat u deze hut hebt verlaten, de mannen naar de sloepen stuurt en naar de Bounty laat varen. Vanaf dit moment heeft niemand meer contact met de inboorlingen, heeft niemand meer vrij en is er geen gelegenheid meer voor allerlei vervloekte spelletjes en perverse bezigheden. Dat gaat nu gebeuren, meneer Fryer!’ eindigde hij met een schreeuw.‘Vanaf dit moment, begrijpt u dat?’ 

   ‘Ja, meneer,’ antwoordde meneer Fryer zacht maar met nadruk.‘Maar mag ik voorstellen dat ze nog wel even de tijd krijgen om afscheid te nemen van de vrouwen...’

   ‘Ik zei onmiddellijk, meneer Fryer.’

   ‘Maar het moreel, meneer...’

   ‘Dat kan me niets schelen!’ brulde de kapitein. ‘Drie mannen hebben hun post verlaten. De straf daarvoor wanneer ze worden gepakt – en ze zullen worden gepakt, meneer Fryer, dat kunt u van me aannemen – is de dood. Ophanging tot de dood erop volgt, meneer. En het geschenk dat ze voor hun maten hebben achtergelaten, is het einde van alle weelde en mijn goedmoedigheid. Roep de mannen bijeen, meneer Fryer. De Bounty ligt op hen te wachten.’

   De officieren maakten rechtsomkeert en verlieten de hut, en de kapitein begon in gedachten verzonken heen en weer te lopen. Ik dacht aan Kaikala. Ik moest een manier vinden om met haar te praten.

 

Het was een treurige avond. Een van de treurigste. Toen het donker werd, was de hele bemanning van de Bounty – behalve de drie deserteurs, Mus pratt, Millward en Churchill – terug aan boord. Meneer Byrn probeerde ons op te vrolijken door viool te spelen, maar toen iemand voorstelde het instrument op zijn hoofd kapot te slaan en hem en zijn viool overboord te gooien, was hij zo wijs ermee op te houden. De kapitein sprak de bemanning toe en gaf nieuwe regels voor onze laatste weken op Otaheite, die absoluut niet in goede aarde vielen. De mannen protesteerden zoals ik nooit eerder had meegemaakt en de kapitein kon hen nog maar nauwelijks tot bedaren brengen. En elke keer als het weer rustig genoeg was om zijn toespraak voort te zetten, barstte het lawaai los op het strand, waar vuren waren aangestoken en de vrouwen eromheen dansten, krijsend van ellende en zich de weinige kleren van het lijf rukkend. Ik twijfelde er niet aan dat ze zichzelf weer verwondden en hoopte dat Kaikala zo verstandig was haar schoonheid niet aan te tasten. Ik moet bekennen dat ik op zeker moment bang was dat de kapitein zou worden aangevallen, toen hij zei dat er vanaf dat moment tot het tijdstip van vertrek nog maar twee situaties mogelijk waren: iemand deed onder toezicht van een officier zijn werk, of hij was aan boord van het schip. Ik ben ervan overtuigd dat de bijeenkomst, als de officieren er niet bij waren geweest, volledig uit de hand zou zijn gelopen, en toen we na afloop allemaal benedendeks waren, zag ik dat de toestand meneer Bligh niet in zijn kouwe kleren was gaan zitten. 

   Een paar uur later, toen ik in mijn kooi lag, kreeg ik zo’n aandrang en was ik zo bang dat ik nooit meer de kans zou krijgen om Kaikala aan te raken of haar kussen te proeven, dat ik dacht dat ik zou ontploffen. Ik liet mijn hand zakken om mezelf te ontlasten en werd bijna betrapt door meneer Fryer, die mijn richting uit kwam, op de deur van de kajuit klopte en zomaar doorliep naar binnen. Natuurlijk sprong ik meteen op en drukte ik mijn oor tegen de deur, maar de twee mannen praatten zo zacht dat ik er geen woord van kon verstaan. 

   Nog geen half uur later kwam meneer Fryer de kajuit uit en hij beende vastberaden weg. Toen ik opkeek, zag ik de kapitein met een totaal verslagen en verbijsterd gezicht in de deuropening staan.

   ‘Gaat het wel, meneer?’ vroeg ik.‘Kan ik iets voor u doen?’

   ‘Nee,’ zei hij zacht.‘Dank je, jongen. Ga jij maar slapen.’

   Hij ging weer naar binnen en ik zou ingedommeld zijn als ik niet weer voetstappen dichterbij had horen komen. Weer was het meneer Fryer, maar deze keer had hij meneer Christian en meneer Heywood bij zich. Ik sprong op en klopte op de deur van de kapitein om hen binnen te laten. Ze liepen zonder iets te zeggen langs me heen en ik ging mee naar binnen.

   ‘Verdwijn!’ zei de kapitein meteen, en hij wees naar mij.

   ‘Meneer, misschien willen de officieren een...’

   ‘Verdwijn,’ herhaalde de kapitein.‘Onmiddellijk.’

   Ik gehoorzaamde en trok de deur zacht achter me dicht, maar ik liet hem zorgvuldig op een kier staan om te kunnen horen wat ze zouden zeggen. Ik kon het gesprek niet woord voor woord volgen, maar wat ik hoorde, bracht me volkomen van mijn stuk.

   ‘... bij de eigendommen van meneer Churchill, zeg je?’ zei de kapitein.

   ‘Ja, meneer,’ antwoordde meneer Fryer.‘Ik heb hem nog geen uur geleden zelf gevonden.’

   ‘En wat denkt u dat die lijst namen betekent?’ vroeg de kapitein.

   ‘Daar moet u zelf achter zien te komen, kapitein. Maar zoals u ziet, staan de namen van de drie deserteurs er ook op. Bovenaan.’

   ‘Ja, dat zie ik. Met de namen van anderen eronder. Wat is uw mening hierover, meneer Christian?’

   Ik wist niet waar hij precies stond en ik hoorde alleen gedempte woorden, die ik niet kon verstaan.

   ‘Negen mannen, meneer?’ zei de kapitein. ‘Negen mannen die wilden deserteren om op het eiland te kunnen blijven? Dat is absurd!’

   Meneer Christian zei opnieuw iets en meneer Heywood ook, maar ze waren allebei onverstaanbaar. Toen zei de kapitein: ‘Nee, ik hou die lijst zelf, Fletcher. Zo weinig mogelijk mensen mogen weten wie erop staan. Ik weet dat je dat vervelend vindt, maar ik wil dit op mijn manier afhandelen.’

   De stemmen kwamen dichterbij, dus kroop ik vlug terug in mijn kooi, trok het laken over me heen en deed alsof ik sliep. Even later kwamen alle vier de mannen naar buiten en liepen de drie officieren zwijgend weg. Ik voelde dat de kapitein naar me stond te kijken, maar ik durfde me niet te verroeren. Toen ging hij zijn kajuit weer in en deed de deur dicht. Kort daarna viel ik in slaap.

   Ik werd in het donker wakker en hoorde stemmen. Door de geluiden om me heen wist ik dat het midden in de nacht was en dat de meeste matrozen en officieren in hun kooi moesten liggen, maar iets had me gewekt. Zachte voetstappen die langs me heen gingen en een zachte tik op de deur van de kajuit. Tegen de tijd dat ik klaarwakker was, had ik het grootste deel van het gesprek gemist, maar ik bleef roerloos liggen, rustig ademend en met mijn ogen dicht, om naar de rest te luisteren.

   ‘Had u hen niet moeten ondervragen, meneer?’ Dat was meneer Fryer.

   ‘Misschien wel,’ antwoordde kapitein Bligh.‘Maar wat zou ik daaraan hebben gehad? We hebben geen flauw idee waarom hun namen ook op de lijst van meneer Churchill staan.’

   ‘Ze stonden niet alleen op de lijst, meneer,’ zei meneer Fryer, ‘ze stonden helemaal bovenaan.’

   ‘Het is niet te geloven,’ zei kapitein Bligh.‘Twee beroepsofficieren. Het is niet te geloven,’ herhaalde hij. ‘Ga naar bed, meneer Fryer. En begin hier niet meer over.’

   Het bleef even stil en toen liep de eerste officier opnieuw langs me heen en hij ging terug naar zijn hut. De kapitein trok zich terug in zijn eigen verblijf en sloot de deur.

   Deze keer viel ik niet meer in slaap.

Scheepsjongen
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml