7

 

 

 

 

De volgende morgen was de lucht fris en helder. Toen ik na een oorverdovend gebrul van de kapitein, dat door mijn hoofd donderde en mijn ogen deed stuiteren in hun kassen, om me heen keek, was ik verbaasd dat ik toch had geslapen.

   ‘Turnstile!’ schreeuwde hij.‘Waar ben je verdomme?’

   Ik sprong uit mijn kooi en trok mijn kleren aan voordat ik naar zijn hut rende, aanklopte en naar binnen ging alsof ik zojuist een aantal belangrijke taken had uitgevoerd in plaats van in mijn kooi te liggen dromen van een meisje thuis. De kapitein zat opnieuw over kaarten gebogen en meneer Christian stond naast hem. Hij rookte een pijp.

   ‘Ben je daar eindelijk,’ zei de kapitein nors, met een blik op mijn gezicht. ‘Waarom moest dat verdorie zo lang duren? Als ik je roep, moet je meteen komen, denk eraan.’

   ‘Neemt u me alstublieft niet kwalijk, kapitein,’ zei ik met een buiging. ‘Waarmee kan ik u van dienst zijn?’

   ‘Heet water,’ zei hij. Daar had hij blijkbaar vaak behoefte aan.‘En thee. Het is een prachtige morgen, Turnstile,’ voegde hij er opgewekt luid aan toe. ‘Een prachtige morgen om te leven en in de glorieuze dienst van de koning op zee te zijn.’

   Ik knikte en rende terug naar de kombuis, waar ik een pot vulde met water uit de ketel op het fornuis en die naar de kajuit bracht en voor de twee mannen neerzette. Het verbaasde me dat meneer Fryer er niet bij was, omdat hij tenslotte de eerste officier aan boord was en dus boven meneer Christian stond. Maar hij was er niet.

   ‘Mooi zo,’ zei de kapitein en hij klapte in zijn handen. ‘Nee, nee, Fletcher, laat mij dat doen,’ vervolgde hij toen meneer Christian wilde inschenken. Ik wierp een blik op kapitein Bligh en zag dat zijn uniform grauw en groezelig was van de inspanning die de afgelopen nacht moest hebben gekost om ons naar veilige, kalme wateren te brengen. Zijn ogen stonden moe en zijn bakkebaarden moesten worden bijgeschoren. Daarentegen was meneer Christian het toonbeeld van een knappe zeeofficier, hij zou een pop kunnen zijn in de etalage van een kleermaker in Londen. Hij zag eruit alsof hij de afgelopen nacht in een schoon bed in een hoerenkast in Parijs had doorgebracht en nadat hij de verfoeilijke daad niet eenmaal, niet tweemaal, maar driemaal had verricht, acht uur had geslapen. Ik wist zeker dat ik parfum rook, en de Heer mocht weten waar dat vandaan kwam. ‘Turnstile,’ zei de kapitein, en heel even was ik dom genoeg om te denken dat ik erbij hoorde en bij hun bespreking werd betrokken, ‘die boekenplanken daar en mijn papieren zijn door de storm een rommelboel geworden. Wil jij alles weer op z’n plaats leggen? Ik kan niet tegen rotzooi, daar word ik sikkeneurig van.’ 

   ‘Ja, kapitein,’ zei ik, blij dat ik een taak kreeg die me de gelegenheid bood iets langer in hun gezelschap te blijven en me in te beelden dat ik net als zij de zee meester was.

   ‘Ik moet zeggen dat ik u bewonder, kapitein,’ zei meneer Christian, voor wie ik lucht was. ‘Er waren de afgelopen nacht momenten dat ik bang was dat we het niet zouden redden, maar u bent daar geen seconde bang voor geweest, wel?’

   ‘Geen seconde, Fletcher,’ antwoordde de kapitein nadrukkelijk, waarbij hij naar voren leunde op zijn stoel om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Geen seconde. Als ik na al die jaren op zee één ding heb geleerd, dan is het dat je op het moment dat je aan boord van een schip gaat, weet wat voor vlees je in de kuip hebt. Op het moment dat ik in de haven van Deptford de Bounty zag liggen, wist ik meteen waartoe ze in staat was. Dat heb ik die morgen ook tegen sir Joseph gezegd. Ik heb gezegd dat het een schip was dat ons door zwaar weer zou loodsen en veilig naar de andere kant zou brengen, en ik had gelijk, nietwaar? Bij God, ik had gelijk!’ 

   Daar had je die sir Joseph weer. Ik wist niet wie hij was en of hij aan boord was, maar in dat geval had ik hem nog niet gezien.

   ‘Toch vind ik,’ zei de jongere man en hij inspecteerde weer even zijn nagels om te zien of die niet, sinds hij ze een paar tellen geleden had bekeken, zwarte randjes hadden gekregen, ‘dat het erg moedig van u was om te blijven lenzen. De bemanning had altijd al veel bewondering voor u, meneer, dat weet u, maar nu is die in staat om een gouden standbeeld van u te laten maken, echt waar.’

   Meneer Bligh begon hoofdschuddend te lachen.‘Ach heden, nee toch,’ zei hij, maar ik zag dat de opmerking hem genoegen deed. ‘Dat hoeft nu ook weer niet. Ik doe gewoon mijn werk als gezagvoerder van dit schip, Fletcher. Daar zul jij op een dag ook achter komen, wanneer je je eigen schip hebt. Bovendien heb ik een bepaald doel voor ogen, wat ik nog niemand heb verteld. Misschien vind je het prettig als ik je in vertrouwen neem?’

   ‘Ik zou het een grote eer vinden, meneer,’ zei meneer Christian, met iets meer geestdrift dan anders. Mijn oren spitsten zich eveneens.

   ‘Wat ik van plan ben, Fletcher,’ begon de kapitein, ‘is niet alleen onze opdracht zoals die ons is gegeven uitvoeren – hoewel ik me daar natuurlijk aan zal houden alsof het de Bijbel is – maar ook naar Spithead terugkeren zonder dat ik ook maar iemand van de bemanning heb verloren of gestraft.Vind je dat geen nobel streven?’

   Meneer Christian trok licht zijn wenkbrauwen op en dacht even na voordat hij antwoordde.

   ‘We kunnen alleen maar bidden dat we niemand zullen verliezen,’ zei hij voorzichtig. Hij klonk als iemand die zijn woorden op een goudschaaltje woog, zoals trouwens altijd.‘Maar niemand straffen? Helemaal niemand? Is dat niet te hoog gegrepen?’

   ‘Ja, misschien is dat ijdele hoop,’ gaf de kapitein toe en hij wapperde luchtig met zijn hand. ‘Maar heb je ooit gehoord dat een schip met een opdracht zoals de onze, waarvoor zo’n verre reis moet worden gemaakt, is teruggekeerd zonder dat er zweep- of stokslagen aan te pas waren gekomen?’

   ‘Nooit, kapitein,’ zei meneer Christian en hij schudde zijn hoofd. ‘Dat is volgens mij nog nooit voorgekomen.’

   ‘Maar zou het niet geweldig zijn?’ vervolgde de kapitein enthousiast. ‘Een vredige zeereis? Zouden de admiraals in Londen daar niet van opkijken? Voor een bemanning die vredig kan samenwerken, hoeft de bootsman nooit zijn zweep te pakken. Ik geloof dat het ons zal lukken, Fletcher. Dat geloof ik oprecht.’

   De gedachten tuimelden door mijn hoofd terwijl ik doorging met poetsen en ordenen. Zweepslagen? Stokslagen? Natuurlijk had ik uit de gesprekken van zeelieden in Portsmouth wel begrepen dat dat soort dingen bij een zeereis hoorden, zelfs in onze moderne tijd, maar het was nog niet bij me opgekomen dat er op de Bounty ook sprake van zou kunnen zijn. 

   ‘Dan wens ik u veel succes, meneer,’ zei meneer Christian en hij hief zijn mok om erop te drinken.‘Het staat in elk geval vast dat de mannen u, na wat u de afgelopen nacht hebt gepresteerd, niet in de steek zullen laten.’ Hij aarzelde even en wendde zijn hoofd iets af voordat hij eraan toevoegde: ‘Ik neem aan dat meneer Fryer blij is dat hij het mis had.’

   ‘Hmm?’ zei de kapitein. Hij keek op en zijn glimlach verstrakte. ‘Wat zei je, Fletcher?’

   ‘Meneer Fryer,’ herhaalde meneer Christian. ‘Ik bedacht dat we allemaal fouten maken en dat hij nu wel blij zal zijn, nu de zee weer kalm is en we bij tegenwind toch nog zo veel snelheid maken, dat u gisteravond zijn voorstel om bij te liggen niet hebt aangenomen.’

   Bligh dacht even na. ‘Maar hij had gelijk dat hij het voorstelde,’ zei hij zacht en met een toegeeflijke klank in zijn stem. ‘Onder dat soort omstandigheden moeten we alle mogelijkheden onderzoeken, anders zouden we in gebreke blijven.’

   ‘Natuurlijk, natuurlijk,’ zei meneer Christian vlug. ‘Begrijp me alstublieft niet verkeerd, kapitein. Ik wilde heus niet suggereren dat het een lafhartig voorstel van hem was.’

   ‘Een lafhartig...’ Bligh dacht er even over na en schudde toen zijn hoofd, maar niet overtuigend, oordeelde ik. Wat meneer Christian had gezegd, had er een plekje gevonden.‘Als we bij hadden gelegen, waren we op die plek gebleven en niets opgeschoten,’ zei hij ten slotte. ‘Volgens mij was lenzen de enige mogelijkheid. En ik wist dat het ons zou lukken, Fletcher. Dat wist ik.’

   ‘Dat wist ik ook, kapitein,’ zei meneer Christian opgewekt, alsof het zijn idee was geweest. ‘Wilt u me nu verontschuldigen, kapitein? Ik moet aan dek zijn.’

   ‘Natuurlijk, natuurlijk,’ antwoordde meneer Bligh. Hij leek diep na te denken. Als hersens geluid zouden maken bij het voortbrengen van gedachten, denk ik dat ik doof zou zijn geworden van wat er zich op dat moment in zijn hoofd afspeelde.

   ‘O, Fletcher,’ zei hij plotseling, net toen meneer Christian de kajuit wilde verlaten. ‘Ik wil dat er in de loop van de dag vuren worden aangestoken om de kleren van de bemanning te drogen. Ik wil niet dat ze in kletsnatte kleren hun werk doen, dat is ongezond en onhygiënisch.’

   ‘Natuurlijk, meneer. Ik zal ervoor zorgen.’

   ‘En geef iedereen een extra rantsoen tabak en rum, als beloning voor hun werk van de afgelopen nacht.’

   ‘We hebben door de storm een deel van onze voorraden verloren, kapitein,’ zei meneer Christian langzaam. ‘Is het verstandig de bemanning nu extra rantsoenen te geven?’

   ‘Ze moeten weten hoe ik hun toewijding op prijs stel,’ antwoordde de kapitein vastberaden.‘En na zo’n beproeving is het goed voor de moraal. Zorg dat het gebeurt, Fletcher.’

   ‘Natuurlijk,’ zei meneer Christian.‘Het is erg gul van u.’

   ‘O, en dan nog iets,’ zei de kapitein. Hij stond op en liep langzaam naar meneer Christian toe, met een uitdrukking op zijn gezicht alsof hij iets absoluut niet begreep. Hij aarzelde lange tijd voordat hij verderging, alsof hij niet zeker wist hoe hij het moest zeggen. ‘Meneer Fryer... Ik neem aan dat hij aan dek is?’

   ‘Ik geloof het wel, kapitein,’ was het antwoord.‘Al moet ik toegeven dat ik hem vanmorgen nog niet heb gezien. Zal ik hem door de jongen laten zoeken?’ vroeg hij en hij wees met zijn duim mijn kant op.

   ‘Ja,’ zei de kapitein langzaam, terwijl hij zijn kin streelde. Maar toen schudde hij zijn hoofd alsof hij zich had bedacht. ‘Nee, het doet er niet toe,’ zei hij. ‘Ik zal...’ Hij dacht weer na en schudde opnieuw zijn hoofd. ‘Het is niet belangrijk. We zijn veilig en varen door, dat is wel belangrijk. Laten we het daarbij laten. Dat is alles, meneer Christian.’

   De toegevoegd eerste officier knikte vlug en liep weg om naar het dek te gaan, ongetwijfeld om daar nog meer onrust te zaaien.

   Ik deed nog wat klusjes in de kajuit en de eetzaal, terwijl de kapitein opnieuw zijn zeekaarten raadpleegde en in zijn logboek schreef. Niet veel later klonk er aan dek een luide kreet. Er was land in zicht. De eerste haven die we zouden aandoen, waar we de voorraden konden aanvullen en kapotte zeilen konden repareren.

   Santa Cruz.

Scheepsjongen
titlepage.xhtml
index_split_000.xhtml
index_split_001.xhtml
index_split_002.xhtml
index_split_003.xhtml
index_split_004.xhtml
index_split_005.xhtml
index_split_006.xhtml
index_split_007.xhtml
index_split_008.xhtml
index_split_009.xhtml
index_split_010.xhtml
index_split_011.xhtml
index_split_012.xhtml
index_split_013.xhtml
index_split_014.xhtml
index_split_015.xhtml
index_split_016.xhtml
index_split_017.xhtml
index_split_018.xhtml
index_split_019.xhtml
index_split_020.xhtml
index_split_021.xhtml
index_split_022.xhtml
index_split_023.xhtml
index_split_024.xhtml
index_split_025.xhtml
index_split_026.xhtml
index_split_027.xhtml
index_split_028.xhtml
index_split_029.xhtml
index_split_030.xhtml
index_split_031.xhtml
index_split_032.xhtml
index_split_033.xhtml
index_split_034.xhtml
index_split_035.xhtml
index_split_036.xhtml
index_split_037.xhtml
index_split_038.xhtml
index_split_039.xhtml
index_split_040.xhtml
index_split_041.xhtml
index_split_042.xhtml
index_split_043.xhtml
index_split_044.xhtml
index_split_045.xhtml
index_split_046.xhtml
index_split_047.xhtml
index_split_048.xhtml
index_split_049.xhtml
index_split_050.xhtml
index_split_051.xhtml
index_split_052.xhtml
index_split_053.xhtml
index_split_054.xhtml
index_split_055.xhtml
index_split_056.xhtml
index_split_057.xhtml
index_split_058.xhtml
index_split_059.xhtml
index_split_060.xhtml
index_split_061.xhtml
index_split_062.xhtml
index_split_063.xhtml
index_split_064.xhtml
index_split_065.xhtml
index_split_066.xhtml
index_split_067.xhtml
index_split_068.xhtml
index_split_069.xhtml
index_split_070.xhtml
index_split_071.xhtml
index_split_072.xhtml
index_split_073.xhtml
index_split_074.xhtml
index_split_075.xhtml
index_split_076.xhtml
index_split_077.xhtml
index_split_078.xhtml
index_split_079.xhtml
index_split_080.xhtml
index_split_081.xhtml
index_split_082.xhtml
index_split_083.xhtml
index_split_084.xhtml
index_split_085.xhtml
index_split_086.xhtml
index_split_087.xhtml
index_split_088.xhtml
index_split_089.xhtml
index_split_090.xhtml
index_split_091.xhtml
index_split_092.xhtml
index_split_093.xhtml
index_split_094.xhtml
index_split_095.xhtml
index_split_096.xhtml
index_split_097.xhtml
index_split_098.xhtml
index_split_099.xhtml
index_split_100.xhtml
index_split_101.xhtml