Het zat zo...
„En je hebt niets gezegd over die krankzinnige theorie?" vroeg Pongo, terwijl hij op een stoel neerplofte en een serveerster wenkte. „Koffie, zwart, zonder suiker," bestelde hij.
„Alstublieft," mompelde de serveerster binnensmonds voor ze met grote stappen door de zaal wegliep.
„Het is geen krankzinnige theorie," beweerde Tansy.
„En nee, ik heb het er niet over gehad. Zo ongevoelig ben ik niet."
„Dat waardeer ik enorm," zei Pongo. „Luister, ik kan het maar beter eerlijk bekennen. Ik herinner me Rose wel degelijk. Heel goed zelfs."
Tansy's hart maakte een sprongetje.
„Ze was een mooie meid, net zoiets als jij eigenlijk," zei hij. „Alleen wat molliger. We hebben die zomer een geweldige tijd gehad, samen met een hele groep anderen. Maar we waren tieners."
„Tieners kunnen ook kinderen krijgen," hielp Tansy hem herinneren.
„Dat weet ik." Hij knikte. „Maar wij niet. Geloof me, jij bent mijn dochter niet."
De misselijkheid die Tansy de hele ochtend al in haar maag had gevoeld, kwam in alle hevigheid weer boven. „Hoe weet je dat zo zeker?"
Patrick bestudeerde zijn vingernagels en keek even over zijn schouder om te controleren of er niemand meeluisterde. „Luister," zei hij, zo zachtjes dat Tansy naar voren moest leunen om hem te verstaan, „wat ik je nu ga vertellen... valt me zwaar."
„Ga verder."
„Felicity en ik proberen al jaren om kinderen te krijgen." Hij zuchtte. „Eerlijk gezegd maakt het mij niet zo veel uit, maar zij is wanhopig. Er is niets mis met haar en ik heb altijd geroepen dat het aan mij lag. Als zij er nu achter komt dat ik een kind heb..."
„Dus je sluit de mogelijkheid niet uit?"
Pongo keek haar lang en doordringend aan. „Verdorie -ik weet het gewoon niet!" Hij sloeg met zijn vuist op de armleuning van zijn stoel. „Nee - ja - het is mogelijk."
Ineens leek hij in niets meer op de snelle zakenman vol zelfvertrouwen. Hij zag er verward, verloren en bang uit.
„Het geeft niet," zei Tansy. „Ik zal het niet aan je vrouw vertellen. Ik wilde je alleen een keer ontmoeten."
„En nu dat is gebeurd?" vroeg hij nadrukkelijk, maar zonder haar aan te kijken.
„Dat ligt aan jou, denk ik."
„Weet je, je bent een sympathieke meid." Pongo stond op en stopte zijn handen in zijn broekzakken. „Maar er is sinds die tijd zo veel gebeurd, we kunnen de klok niet terugdraaien..."
„Maar dat had jij wel kunnen doen!" barstte Tansy uit. „Waarom heb je mams brieven nooit beantwoord?"
„Welke brieven?"
„De brieven waarin ze over mij vertelde - ze heeft meerdere brieven gestuurd..."
„Ik heb nooit één brief gehad," sputterde Pongo tegen.
„O, en jij denkt echt dat ik dat geloof!" Tansy was verbaasd over haar eigen woede. „Eén brief kan wel kwijtraken, maar vijf?"
„Ik zweer het je, ik heb ze nooit gekregen. Als het wel zo was..."
„Als het wel zo was? Zou alles dan anders zijn gelopen?"
Hij haalde zijn schouders op. „Wie weet? Het doet er nu niet meer toe."
Tansy's ogen vulden zich met tranen. „O, zit dat zo? Ik ben onbelangrijk, ik ben niemand..."
„Tansy, hou op," fluisterde Patrick met klem. „Alsjeblieft. Nu meteen." Zijn gezicht werd met de seconde bleker, maar het kon Tansy geen klap meer schelen. „Nee, ik hou niet op," huilde ze. „Weet je wat je zegt?" „Werkelijk, ik heb mijn kostbare tijd opgeofferd om dit gesprek met je te voeren en..."
„En nu ben je het zat, is dat het? Te verveeld om nog één seconde langer aan je bloedeigen dochter te besteden! Nou, je kunt de pot op!"
Ze draaide zich abrupt om en wilde de zaal uit rennen. Op dat moment ontdekte ze waarom Pongo er zo bleekjes bij zat. Felicity stond op niet meer dan een meter afstand en staarde hen met open mond en vol afschuw aan. Tansy's woede veranderde onmiddellijk in schuldgevoel en ze koos voor de enige optie: ze vluchtte de zaal uit.