The Cedars, Weston Way, West Green, Dunchester Watergebrek
Peggy Vine smeet de deur van de douchecabine dicht en greep haar handdoek. Precies wat ze nodig had: een hels weekend, afgrijselijk haar en nu dit.
„Peggy! Ik zeg het niet nóg een keer: opschieten in die badkamer!" schreeuwde haar moeder vanaf de overloop. „Ik moet naar een vergadering, weet je nog? Waarom duurt het zo lang?"
„Ik zal zeggen waarom het zo lang duurt," reageerde Peggy bits en ze zwaaide de badkamerdeur open en rilde toen een koude windvlaag haar benen bereikte. „Er is geen water."
„In vredesnaam," riep haar moeder uit, die zich omdraaide en naar de trap liep. „Niet weer die ellendige boiler. Waarom begeeft dat ding het toch altijd midden in de winter?"
„Nee mam, je begrijpt het niet," zei Peggy nadrukkelijk en ze veegde haar bruine haar uit haar ogen, „ik zei niet dat er geen warm water was. Ik zei dat er geen water was."
Jennifer Vine bleef acuut stilstaan. „Geen water?" herhaalde ze. „Hoezo? Bedoel je dat er niets uit de kraan komt?"
Hoe is het toch mogelijk, dacht Peggy, dat een vrouw die erin slaagt om in de gemeenteraad gekozen te worden en tientallen commissies voorzit, thuis zo ontzettend dom kan zijn?
„Niets," herhaalde Peggy zo geduldig als ze op kon brengen. „Of je moet een straaltje donkerbruine smurrie als water willen bestempelen. Ik was net mijn haar aan het wassen toen de kraan ermee ophield." Ze keek boos naar haar moeder. „En nu heb ik shampoo in mijn haar en ik kan het niet eens uitspoelen."
Haar moeder stompte met haar vuist tegen de eikenhouten trapleuning. „Dit is de druppel! Ik heb er genoeg van! Adam...! Adam, kom onmiddellijk hier!"
„Rustig aan, mam," mompelde Peggy gehaast. „Je weet wat de dokter heeft gezegd."
Sinds haar vaders hartaanval de afgelopen herfst raakte ze lichtelijk in paniek als hij in de stress schoot of iets sneller liep dan normaal. Het was een hele verantwoordelijkheid om een vader te hebben die zoveel ouder was dan de ouders van haar vriendinnen - ze deed zelfs haar best om het altijd met hem eens te zijn. Maar dat was wel een klus als je werd geconfronteerd met iemand van dik vijfenvijftig die dacht dat zijn dochter rond kon komen van tien pond per week en die zich liever verkleedde als achttiende-eeuwse soldaat en er een klein Burgeroorlogmuseum in een groot weiland op na hield dan dat hij zich gedroeg als iemand die net was gestopt met werken.
„De dokter," siste haar moeder terug, „woont hier niet. Als jouw vader ervoor kiest om in een krot te wonen, moet hij de consequenties ook onder ogen zien. Adam!!!"
„Jennifer, moet je echt zo schreeuwen?" vroeg Peggy's vader. Hij liep naar de trap en struikelde bijna over Nabby, hun Siamese kat, die er een gewoonte van maakte om zich op de voeten van mensen te nestelen.
„Ja, dat moet," antwoordde zijn vrouw. „Ik moet over een half uur de deur uit en Peggy zegt dat er geen water is. Geen druppel."
„Aha," mompelde hij.
„Is dat alles wat je te zeggen hebt?" beet zijn vrouw hem toe. „Niets in dit huis werkt. De boiler heeft zijn beste tijd gehad, ik heb de halve nacht wakker gelegen omdat de ramen zo klapperen - waarom we geen dubbele beglazing kunnen krijgen, is mij een raadsel..."
„Omdat het de sfeer van ons huis zou bederven, schat," reageerde hij rustig. „De Victorianen hadden ook geen voorzetramen..."
„De Victorianen," onderbrak Peggy hem, die haar handdoek steviger om zich heen trok en van de ene op de andere voet huppelde om warm te worden, „hadden daarentegen wel water. Wij niet. Hoe komt dat?"
„O ja, het water," mijmerde haar vader. „Daar was iets mee..." Hij trommelde met zijn vingers op de zijkant van zijn kalende hoofd.
Peggy zuchtte. Oude ouders waren een ramp. Voor haar broers was het geen probleem; die waren al eeuwen het huis uit en kwamen alleen af en toe met hun aanhang eten. Zij, als nakomertje, zat er elke dag mee.
„Ik weet het weer," riep haar vader triomfantelijk uit. „Er lag een berichtje van het waterbedrijf. Iets over afsluiting van de watertoevoer vanaf half acht vanmorgen."
„En dat wist je?" Peggy en haar moeder hapten tegelijkertijd naar adem.
„Heb ik dat niet gezegd? Ik dacht toch echt van wel."
„Als je het verteld had, pap," barstte Peggy uit, „zou ik hier dan zo staan, wat denk je? Wanneer is het klaar?" Ze kon wel janken.
„Ik geloof om vijf uur vanmiddag," zei hij voorzichtig.
„Vijf uur?" riep Peggy ongelovig uit. „Maar ik moet naar school en..."
„Best grappig eigenlijk, of niet dan?" onderbrak haar vader haar. „Net zoals die programma's op tv waarin ze een maand lang heel primitief moeten leven en..."
„Ik leef verdorie al primitief sinds de dag dat ik met jou ben getrouwd!" raasde Peggy's moeder. „Adam, we moeten verhuizen. Geen smoesjes meer. Het moet gewoon."
Peggy wist niet waarom haar moeder de moeite nog nam. De afgelopen zes maanden had ze regelmatig informatie van makelaars onder zijn aandacht gebracht en elke week had haar vader afwijzend met zijn hand gewapperd en herhaald dat hij The Cedars alleen horizontaal in een kist zou verlaten.
„Jennifer, wees redelijk,' zei hij nu en hij haalde zijn vingers door zijn dunner wordende grijze haar. „Alleen omdat het waterbedrijf heeft besloten enkele noodzakelijke werkzaamheden aan het leidingnet te verrichten hoeven wij toch niet ineens te verkassen!"
„O, dat is het niet alleen, er zijn zo veel andere dingen," verzuchtte zijn vrouw. „De dakgoten zijn aan vervanging toe, de gevel moet opnieuw worden gevoegd, de keuken zou niet misstaan in jouw historische museum..."
„Als we het willen verkopen, moeten we eerst een fortuin uitgeven om de boel op te knappen," verklaarde Peggy's vader. „Het is prima zo, en bovendien..."
„Het zal allemaal wel," onderbrak Peggy hem. „Maar wat moet ik nu met mijn haar?"
„Er staat een fles bronwater in het kastje naast de koelkast," zei haar moeder tegen haar. „Gebruik dat maar. En haast je."
Peggy deed een stap in de richting van de trap.
„O, en heb je je huiswerk af? Als het niet beter gaat na dat belabberde rapport van laatst..."
Peggy bleef niet staan om de rest aan te horen. Ze had het hele weekend met natuurkunde en wiskunde geworsteld en begreep er nog geen steek meer van dan op vrijdagavond. Haar moeder leek niet te begrijpen dat Peggy het niet meer trok. Dit schooljaar was zwaar, eigenlijk had ze aan het begin van het schooljaar voor een wat lager niveau of andere vakken moeten kiezen, maar haar ouders bleven aandringen dat ze ambitieus moest zijn. Voor Peggy was het echter te hoog gegrepen, daar was ze nu wel achter, en goed ook.
Maar alles ging veranderen, besloot ze, toen ze stampend de trap af liep. Haar ouders moesten realistisch zijn en beseffen dat zij niet op deze aardkloot was gezet om hun dromen waar te maken. Het leven was te kort om je druk te maken over verbrandingsreacties en getallen. Ze zou open kaart spelen, hun eens flink de waarheid zeggen...
„Dit wegrottende krot van een huis... vorige week de boiler... nu het water... binnenkort zal het dak wel instorten... Adam, luister je eigenlijk wel?" Haar moeders schrille stem klonk op de gang.
Misschien was dit toch niet het allerbeste moment om te zeggen dat ze naar een lager niveau en een makkelijker leventje wilde, dacht Peggy.