„Luister," zei Cleo, zodra Peggy achter haar tafeltje zat. „Jij bent toch mijn vriendin, of niet?"
„Tuurlijk," knikte Peggy, die ging fluisteren omdat mevrouw Bainbridge om stilte riep en begon met de presentielijst.
„Dus jij zegt waar het op staat, toch?" „Waar wat op staat?" fluisterde Peggy. „Ik zie er niet uit, of wel?" mompelde Cleo, die met de punt van haar laars langs de tafelpoot zat te wrijven. „Hoe bedoel je?"
„Ik ben een propje, een puisterige, dikke..." „Cleo, jij bent helemaal niet dik," onderbrak Peggy haar, luider nu omdat ze haar vriendin wilde opvrolijken. „Ik zou een moord doen voor borsten zoals de jouwe. Of eigenlijk. .. ik zou een moord doen om maar iets van borsten te hebben."
„En ik praat met een accent, of niet?" ging Cleo verder. Peggy zuchtte en schudde haar hoofd. „Cleo, waar héb je het over? Je praat net als ieder ander hier."
„En jij, mevrouw Vine, praat veel te veel!" Mevrouw Bainbridge stond dreigend over haar heen gebogen, met de presentielijst in haar hand. „Eerst dat mobieltje, nu dat onophoudelijke geklets. Geen goed begin van de week."
„Nee, mevrouw. Sorry." Peggy wachtte tot hun lerares natuurkunde aan de andere kant van het lokaal was. Wat héb jij ineens? mimede ze naar Cleo.
„Het komt door mijn moeder," begon Cleo. „Zij beweert..."
„Ho, stop," onderbrak Peggy haar abrupt. „En maak je maar geen zorgen. Onthoud goed dat negentig procent van wat moeders zeggen sowieso totale onzin is."