„Hallo, Pongo."
Patricks mond viel open en zijn uitgestrekte hand viel als een blok naar beneden. „Hoe noemde je me?"
„Pongo," stamelde Tansy. „Dat is je bijnaam, toch?"
„Wie heeft je dat verteld?" vroeg hij en hij gebaarde dat ze moest gaan zitten in een van de rode leren stoelen.
Heel even had Tansy het gevoel alsof haar tong van angst aan haar gehemelte bleef plakken. Hij had het niet ontkend. Hij was het! Ze slikte een paar keer.
„Dat heeft Rose me verteld. Rose Meadows."
„Rose?" Pongo fronste zijn wenkbrauwen. „Die naam klinkt bekend. Werkt ze op de afdeling Personeelszaken?"
„Nee, dat is mijn moeder... En ik ben Tansy."
„Mooie naam," merkte hij op en hij keek even op zijn horloge. „De fotograaf kan hier elk moment zijn.
„Ik ben genoemd naar het Tansy-park in de buurt van Glastonbury; velden vol met 'Tansy', boerenwormkruid."
„Glastonbury? Velden met boerenwormkruid." Pongo's ogen vernauwden zich en hij werd bleker. „Rose?"
Tansy kon bijna zien dat zijn gedachten terugkeerden naar die tijd.
„Wat wil je daarmee zeggen?" Zijn stem had een ijzige klank gekregen en hij staarde haar strak aan.
„Ik denk - nee, ik weet wel zeker - dat ik jouw dochter ben," fluisterde ze met bibberende stem.
Een hele tijd zei hij niets. Met zijn hand greep hij de armleuning van de stoel en zijn ogen namen haar van top tot teen zorgvuldig op.
Uiteindelijk begon hij te praten. „Dat is onmogelijk," prevelde hij en hij schudde zijn hoofd. „Dat kan niet."
„Kijk dan!" Tansy haalde de foto van Pongo, zo'n vijftien jaar eerder, uit haar jaszak en gaf die aan hem. Hij staarde ernaar en werd vuurrood.
„Wat! Heeft je moeder je hiertoe aangezet?"
„Ze weet niet eens dat ik hier ben," sprak Tansy verontwaardigd. „Maar ik kan haar wel bellen en..." Ze zweeg even omdat er een paar fotografen aan kwamen lopen.
„Dunchester Courant," zei een van hen. „We zijn hier om..."
„Nu even niet," onderbrak Pongo hem en hij gebaarde dat de fotografen weg moesten gaan. „Geef ons vijf minuten, oké?"
De mannen snoven, keken op hun horloge en maakten zich uit de voeten.
Pongo wendde zich tot Tansy. „Luister, ik begrijp niet helemaal wat hier gaande is. Wil jij zeggen dat jouw moeder beweert dat ik je vader ben? Alleen omdat we elkaar jaren geleden hebben ontmoet? Wat probeert ze eigenlijk te bereiken? Is ze op geld uit? Is dat het?"
„Nee!" schreeuwde Tansy. „Ze wil liever niet eens over je praten. Jarenlang heb ik niet geweten wie mijn vader was. Ik was degene die steeds weer zeurde en erop aandrong dat ze het mij vertelde. Misschien had ik die moeite beter niet kunnen nemen."
„Zeg dat niet." Pongo's gezicht werd milder. „Luister, misschien..."
„Patrick, ze hebben je nodig!" Een vrouw met een klembord in haar hand kwam haastig op hen af. „Radio 4 - het zakenjournaal - uit Londen hangt aan de lijn..."
Pongo stond op en knikte. „Twee minuten nog," zei hij tegen de vrouw en daarna richtte hij zich weer tot Tansy. „Hoor eens, dit ligt nogal ingewikkeld. Ik zal het je ronduit zeggen: ik geloof niet dat ik je vader ben. Maar..." Hij aarzelde. „Kun je nog een uurtje in de buurt blijven, dan kunnen we straks verder praten, oké?"
„Beloof je dat?"
„Ik beloof het. Luister, neem dit pasje maar en kom hier dan om half twee terug."