Wonderen bestaan
„Jij," zei Peggy tegen zichzelf in de spiegel van de kaptafel, „ziet eruit als een slecht getekende stripfiguur."
Ze zette de föhn uit en trok aan een lok bruin haar die haaks op haar linkeroor stond.
„Peggy, het is kwart over acht!" riep haar moeder naar boven. „Als je een lift wilt, moet je nu naar beneden komen. Anders moet je lopen."
Ze greep haar tas en rende de trap af.
„Je hebt je telefoon op het aanrecht laten liggen," zei haar moeder en ze wierp Peggy het mobieltje toe. „Hij ging daarnet."
„Waarom heb je me niet geroepen?" wilde Peggy weten. „Misschien was het dringend."
„Lang niet zo dringend als jou de deur uit krijgen," antwoordde Jennifer onverbiddelijk. „Instappen."
Peggy slenterde over het grindpad en klapte intussen haar mobieltje open. 'VOICEMAILBERICHT.'
Ze luisterde het bericht af.
„Hé, hallo. Met Kyle."
Peggy hield haar adem in. „O, mijn God, o, mijn God, o, mijn God!" Het was gebeurd. Hij had gebeld.
„Wat is er in vredesnaam aan de hand?" wilde haar moeder weten, die haar portier dichtsloeg en de auto startte.
„Wat? Ssst, ik luister." Ze hield de telefoon dicht tegen haar rechteroor en stak haar vinger in haar linkeroor. „Mam, rustig rijden alsjeblieft," drong ze aan, toen haar moeder de motor flink liet ronken.
„Ken je me nog?"
Ken ik je nog, dacht Peggy. Hoe zou een gezond denkend meisje iemand als jij kunnen vergeten?
„We hebben elkaar ontmoet op de bruiloft van Tansy's moeder - nou ja, bruiloft..."
Peggy's gedachten gingen terug naar de dag dat Tansy's moeder met ene Henry zou trouwen. Het was Kyle geweest die Tansy's toekomstige stiefvader als bedrieger en leugenaar had ontmaskerd, omdat die akelige vent zijn moeder ook flink had opgelicht.
„Eh... ik wilde je al tijden bellen maar er is zo veel gebeurd en... moet je spreken... maar ik... toen... omdat..."
„O nee, de lijn valt weg!" riep Peggy perplex uit.
„...dus als... ontmoeten..."
De verbinding werd verbroken.
„Ik geloof mijn oren niet!" Peggy schudde haar mobieltje woest heen en weer. „Ik wacht al weken op zijn telefoontje en nou is hij het signaal ineens kwijt!"
„Hij?" Haar moeder keek opzij en miste op een haar na het hek aan het begin van hun oprit. „Wat bedoel je, hij? Wie?"
„Hé, moet je kijken - wat is daar aan de hand?" Peggy wees naar de overkant van de weg waar een paar werklui machines stonden uit te laden die ze in de voortuin van The Laurels neerzetten. Het oude huis stond al weken leeg en te koop. Niet dat Peggy enige belangstelling had voor wat zich daar afspeelde, maar aangezien ze niet van plan was haar moeder iets over haar privé-leven te vertellen en zeker niet dat deel wat een zeventienjarige jongen betrof, leek het een goede afleidingsmanoeuvre.
En het werkte. Haar moeder trapte prompt op de rem.
„O, Peggy!" riep ze uit. „Het is verkocht! En kijk... o, dat is fantastisch! Nu kan ik de boel eindelijk gaan regelen."
„Pardon?" zei Peggy, die zich afvroeg of haar moeder weer eens de kluts kwijt was.
Haar moeder draaide het raampje snel open en staarde naar buiten. „Aangekocht door Stichting de Appelboom, kinderdagverblijven," las ze op het grote bord dat in de voortuin werd geplaatst. „We zitten gebakken, Peggy, lieverd, we zitten gebakken!"
Peggy opende haar mond om haar moeder te vragen waar ze het over had, maar bedacht zich op het laatste moment.
De kans dat ze een zinnig antwoord zou krijgen, was microscopisch klein.