„Scott, ik moet je spreken," begon Jade en ze liet haar schooltas op tafel vallen. „Tansy denkt dat die man op de foto je-weet-wel-wie is." Ze ging zachter praten. „En ik vroeg me af, als hij met jouw ouders heeft afgesproken..."
„Hij heeft gezegd dat hij niet met ze uit eten kan," zei Scott. „Te veel verplichtingen met zijn werk."
De moed zonk Jade in de schoenen.
„Mijn moeder is erg op haar tenen getrapt." Hij grijnsde. „Ze wilde wel eens luxe uit eten bij Staverton Lakes."
Jades mond viel open. Staverton Lakes was het nieuwe, chique hotel en conferentiecomplex aan de rand van de stad - Tansy was straks op slechts enkele kilometers afstand van haar lang verloren gewaande vader.
„Weet je het zeker?" vroeg ze nadrukkelijk. „Logeert hij in Staverton Lakes?" Jade schudde haar hoofd. „Dat is gewoon geen toeval meer," verzuchtte ze.
„Toevalligheden," zei Scott opnieuw met een grijns, „zijn domweg wonderen waarin God besluit om anoniem te blijven. Dat heb ik op een poster op het vliegveld van Chicago gelezen. Dit is het lot: het is voorbestemd dat Tansy hem ontmoet." Hij gaf Jade een por. „Hij is tot zondag op die conferentie." „Scott, je bent een kanjer," zei Jade. „Krijg ik een zoen dan?" vroeg hij. „Ik moet gaan, Tansy zoeken," zei Jade vlug. „Doeg!"