x
Knutas en Karin liepen verder in het donker. De schapen waren hen een stukje gevolgd, maar hadden dat na verloop van tijd opgegeven, waarschijnlijk toen ze begrepen dat ze toch geen eten zouden krijgen hoeveel lawaai ze ook produceerden. Iemand moest ze hebben losgelaten, opzettelijk of per ongeluk.
Ze haastten zich over de akkers en de velden. Omdat het donker was, kwamen ze niet snel vooruit. Het terrein was door stenen en boomstronken moeilijk begaanbaar, en Knutas was al een aantal keren gestruikeld. Karins hart bonsde in haar borstkas. Al rennend flitsten de gebeurtenissen van de afgelopen tijd door haar hoofd. Op haar netvlies verschenen drie gezichten: dat van Andreas, Mikaela en Simon – alle drie – elk met hun eigen verdriet en eenzaamheid. En dan Mats, de man met de twee gezichten. Die was achtergelaten bij onbekenden, net als haar eigen dochter, die ze maar een paar minuten had mogen vasthouden. Maar die minuten waren van grote invloed geweest op haar leven, op alles wat ze deed. Ze rende zo hard als ze kon. Ze zou hem redden, moest hem redden, voordat hij iets vreselijks deed. Als ze maar op tijd kwamen.
Toen zagen ze opeens het licht van de schaapskooi. Godzijdank, nu was het niet ver meer. De kooi was een langwerpig houten gebouw met een golfplaten dak. Het gebouw, dat wel meer dan honderd meter lang was, was onderverdeeld in boxen waar de ooien in alle rust konden lammeren. De lammerentijd was voorbij en nu liepen zowel de ooien als de lammeren buiten.
Een aantal schapen stond in een buitenbox te blaten toen ze dichterbij kwamen. Voor de kooi stonden een rode pick-up en een motor geparkeerd. De deur stond op een kier, maar daarbinnen was het donker. Knutas sloop als eerste verder. Hij stak zijn arm naar binnen en drukte de lichtschakelaar in. Er gebeurde niets; de lamp was kapot. De deur kraakte toen ze verder liepen. Het licht van de lamp aan het dak dat door de stoffige dakramen scheen leidde hen. Het was helemaal stil, op wat naargeestig geblaat na van de schapen buiten.
Langzaam bewogen ze zich langs de rij boxen naar voren. Plotseling begon Knutas te roepen.
‘Hier is iets. Kom!’
Tussen de hooibalen in de box konden ze een man onderscheiden die op zijn rug in het hooi lag.
‘Godverdomme!’ riep Karin uit. ‘We zijn te laat.’
Tot haar ergernis voelde ze tranen achter haar oogleden branden. Hou op, idioot. Je kent deze mensen niet eens.
Langzaam opende Knutas de deur van de box en stapte naar binnen. Hij hapte naar lucht toen hij het gezicht zag.
Het was Andreas niet.