x

Knutas lag de hele nacht te draaien en te woelen in het smalle bed, maar kon de slaap niet vatten. Het was bedompt in de kleine kamer. Voor het raam hingen zware gordijnen in een sombere roestbruine kleur, ergens bromde een ventilator. Het geruis van het verkeer was duidelijk te horen en werd af en toe onderbroken door een politie- of ambulancesirene. Zo nu en dan klonk er gegil en gelach van voorbijgangers. Hij zou wel nooit begrijpen hoe Stockholmers hier konden leven. De stad sliep nooit. Hij zou gek worden als hij hier moest wonen.

De gedachten aan Karin hielden hem wakker. Hij had er nu spijt van dat hij zo had aangedrongen. Hoe sterk kan een vriendschap zijn? Ze had hem in een onmogelijke positie geplaatst. Had bewust een tweevoudige moordenares laten gaan, en dat was volstrekt onacceptabel. Ook al zou Vera Petrov waarschijnlijk nooit weer een moord plegen en begreep elk redelijk denkend mens haar motieven, omdat er een hartverscheurend verhaal achter zat dat hem ook erg had aangegrepen, toch was er geen enkel excuus. Hij moest het aan zijn superieuren melden. Karin kon niet langer bij de politie blijven werken. Zijn collega, al bijna twintig jaar, moest weg. Hij huiverde van de gedachte. Dat hij elke ochtend op zijn werk kwam en dat zij er dan niet zou zijn. Dat hij haar niet bij de koffieautomaat zou tegenkomen en niet op hun ochtendvergaderingen zou zien. Haar lach niet zou horen en het spleetje tussen haar voortanden dan niet zou zien. Karin was zijn beste klankbord, zowel professioneel als persoonlijk. Hij kon zich niet eens voorstellen hoe hij zonder haar zou moeten werken. Af en toe kreeg hij het Spaans benauwd bij de gedachte dat ze weg zou gaan. Voor zover Knutas wist, was ze nog steeds single, volkomen onbegrijpelijk voor hem. Ze was zo mooi met haar donkere haar, haar warme blik. Misschien liep ze iemand tegen het lijf die haar meenam uit Visby, weg van hem. Karin was zo intens. Zo levend. Soms vroeg hij zich af wat haar beeld van hem was. Wat hij haar gaf. Een gewone man van middelbare leeftijd met zijn onbeduidende privéproblemen die hij zo graag met haar besprak. Waarschijnlijk was hij niet bijzonder inspirerend.

Toen zijn gedachten weer teruggingen naar wat zij had meegemaakt, de verkrachting, de bevalling, het verraad van haar ouders, werd hij steeds woedender. Ten slotte stond hij op, pakte zijn pijp, ging in de enige stoel bij het raam zitten. Trok de gordijnen opzij en opende het raam. Het was vier uur, maar hij wist dat hij toch niet kon slapen.

Hij stak zijn pijp aan, bleef zitten tot het licht werd en zag de stad ontwaken.