x
Op het pleintje wemelt het van de spelende kinderen. Gele, blauwe, rode, groene en roze regenjassen vormen een bont boeket dat afsteekt tegen het zwarte asfalt en de grijze gebouwen die eromheen staan. Het is net opgehouden met regenen, maar de lucht is nog steeds vochtig. Een koude wind houdt de temperatuur laag. Een groot lagedrukgebied is over Gotland getrokken, waardoor de temperatuur abrupt van twintig graden naar negen graden is gedaald. Het weer lijkt de kinderen, die van de ene kant van het speelpleintje van de crèche naar de andere kant rennen, niet te deren. Een paar leidsters staan wat met elkaar te praten, ondertussen de kinderen in het oog houdend. Het gepraat wordt voortdurend onderbroken, omdat er een kind valt en begint te huilen, of omdat een kind iets in zijn mond stopt dat daar niet voor bedoeld is, of omdat een paar kinderen ruzie krijgen. De kleintjes die nog maar net kunnen lopen, zitten met emmertjes en schepjes in de zandbak en graven tevreden in het natte zand.
Na een paar minuten zie ik hem. Hij draagt een donkerblauw regenjackje en een waterdichte broek met een bijbehorende zuidwester. Een knalgeel emmertje en schepje eisen al zijn aandacht op. Hij zit naast een vriendje van hem en ze lijken lekker samen te spelen terwijl ze druk met elkaar praten.
Mijn hart krimpt ineen, ik heb moeite met ademhalen en ga op mijn hurken zitten. Verstop me achter een schuurtje, wil geen aandacht trekken.
Mijn jongen. Zijn donkere haar steekt onder de zuidwester uit, zijn wangen gloeien en zijn donkere ogen kan ik alleen maar vermoeden. Een onbedorven kind. Hoe ziet zijn toekomst eruit? Hoe zal zijn leven worden beïnvloed door dat wat er binnenkort gaat gebeuren? Wat zal hij denken als hij ouder wordt? Hoeveel zal hij zich afvragen en hoeveel zal hij erdoor lijden? Het kleine figuurtje zit onbezorgd te spelen in het zand. Onschuldig, onbedorven. Hij heeft recht op een veilige jeugd. Iets anders is niet goed en nu sta ik op het punt om mijn eigen verantwoordelijkheid uit de weg te gaan.
Een andere uitweg uit deze dwangbuis zie ik niet, absoluut niet.
Mijn moeder zal me mijn hele leven lang blijven lastigvallen, ik zal nooit vrij zijn. Andere mensen sterven aan kanker of door een auto-ongeluk. Waarschijnlijk blijft zij leven en blijft ze de levens van andere mensen in haar omgeving verpesten tot ze honderd wordt. Dan ben ik bijna tachtig.
Ik heb een keer gedroomd dat ik de krant doorbladerde en bij de overlijdensadvertenties kwam. En haar naam ontdekte. Het enige wat ik voelde was opluchting.
Ik sta op, kijk nog een keer naar mijn zoon voordat ik me omdraai.
Daarna loop ik met loodzware passen weg.