x
Johan zat op de redactie met een zwaar gevoel in zijn maag. De laatste dagen had de moord in het congrescentrum hem zo in beslag genomen dat hij de zaak van de mishandeling aan de kant had gelegd. Toen hij het overlijdensbericht kreeg, werd hij ijskoud vanbinnen, zijn hart kromp ineen. Deze zestienjarige jongen was gestorven door een zinloze ruzie, een onbenulligheid. In luttele seconden was er een eind gemaakt aan zijn toekomst, was het leven van zijn familie verwoest. En dat alles door een paar trappen tegen zijn hoofd. Het was onbegrijpelijk.
Op dat moment besloot Johan om tijd en ruimte vrij te maken voor de serie reportages die Pia en hij wilden maken en die een beschrijving moesten geven van het jongerengeweld, de oorzaken en de gevolgen ervan, en wat er werd gedaan om de ontwikkeling een halt toe te roepen. Er werd van hen verwacht dat ze in de loop van de dag naar aanleiding van Alexanders overlijden een verslag voor de nieuwsuitzending zouden leveren, en een vervolg in de zaak van de moord op Algård. Op dit moment leek de mishandelingszaak met de dood tot gevolg het belangrijkste.
Zijn trieste gedachten werden onderbroken doordat Pia binnenkwam. Ze zei niets, gaf hem slechts troostend een schouderklopje in het voorbijgaan, terwijl ze haar ogen op het computerscherm richtte.
Ze dronken koffie en bespraken ondertussen de mishandelingszaak.
Alexander had in de vierde klas van de Rickard Steffenschool in Visby gezeten. Ze besloten om daar te beginnen.
Toen ze daar arriveerden, hingen de vlaggen halfstok in de voorjaarszon. Aan de telefoon had de rector Johan verteld dat er die dag geen les werd gegeven op de school, maar dat ze in plaats daarvan over Alexander zouden praten. Om elf uur was er een herdenkingsdienst in de aula. Ze waren net op tijd. De aula was tot de laatste plaats bezet. Het was duidelijk dat niet alleen leerlingen, leraren en ander schoolpersoneel bijeen waren gekomen, maar ook ouders en broers en zussen van medeleerlingen. Pia en Johan moesten achteraan staan. Deze keer was het niet de rector die als eerste het woord nam. Toen de lichten in de aula waren gedoofd en er alleen nog een schijnwerper op het podium was gericht, stond daar een meisje. Spichtig, gekleed in een spijkerbroek, een zwart hemdje onder een roze hoodie en lang, donker haar dat tot op haar schouders kwam. Johan kreeg er kippenvel van toen ze begon met de woorden: ‘Mijn broer is dood.’
Daarna vertelde Olivia Almlöv met een zachte, beheerste stem over haar broer Alexander en wat hij voor haar had betekend. Hoe ze samen waren opgegroeid, de dingen die ze hadden gedaan, kleine triviale, alledaagse gebeurtenissen. Alexanders hobby’s en toekomstdromen. Hoe ze zich die vrijdagavond hadden klaargemaakt om uit te gaan, waar ze het over hadden gehad en wat ze hadden gedaan toen ze er waren. Alexander had gedanst met een meisje dat hij leuk vond. Hij rookte stiekem, en de laatste keer dat ze hem had gezien, was hij met een stel vrienden naar buiten gegaan om een sigaretje te roken.
Hij was nooit meer teruggekomen.
Een halfuur later had ze haar broer op de grond zien liggen, in elkaar geslagen, onherkenbaar in een plas bloed.
Zo eindigde Alexanders leven, en haar eigen leven zou nooit meer hetzelfde zijn.
Het liet niemand in de aula onberoerd en hier en daar in de rijen klonk gesnik.
Daarna sprak de rector over hoe belangrijk het was dat Alexanders leven niet voor niets verloren was gegaan. Dat dit een alarmsignaal moest zijn, zowel voor de jongeren als voor de ouders en de samenleving in het algemeen.
Johan en Pia waren allebei zeer aangedaan.
‘We moeten met ouders praten,’ stelde Johan voor. ‘Van hen hebben we tot nu toe niets gehoord.’
‘Prima. Die mensen daar zien eruit als ouders.’
Pia knikte naar een echtpaar van middelbare leeftijd dat hand in hand de aula uit kwam lopen.
Johan tikte de man voorzichtig op zijn schouder en stelde zich voor.
‘Waarom bent u hier?’ begon hij.
De man antwoordde.
‘Omdat onze zoon getuige was van de mishandeling en we onze steun willen betuigen. Niet alleen aan Alexanders familie, maar ook aan degenen die hebben geslagen en aan hun families. Zij zijn ook slachtoffer.’
‘Hoezo?’
‘Wie wint hierbij? Niemand. We zijn allemaal verliezers. Waar gaat het hier om – eigenlijk? Een paar luttele seconden worden beslissend voor het leven van veel mensen. Opkomende woede, een kwaad woord, een obsceen gebaar, een giftige blik. Toen ik zo oud was liet je je vuisten spreken. In het ergste geval liep het uit op een vechtpartij en je stopte als er bloed vloeide of als de tegenpartij tegen de vlakte ging. Maar vandaag de dag? Nu blijven ze iemand schoppen die op de grond ligt – tegen zijn hoofd! Een paar jongeren slaan een bewusteloos iemand. Wat is dat toch dat er geen remmingen meer zijn? Dat de jeugd vindt dat een mensenleven niets waard is? Dat ze zichzelf het recht toe-eigenen om iemand anders dood te slaan, alleen maar omdat ze zich beledigd of gekwetst voelen? Waarom hebben onze kinderen zoveel woede in zich? Waar komt dat vandaan? Dat soort vragen moeten we onszelf stellen.’
Johan hield zwijgend de microfoon vast terwijl Pia filmde. Ze stonden voor de aula op het schoolplein en steeds meer mensen die het vlammende betoog van de man hoorden bleven staan. Rondom hen begon zich een mensenmenigte te vormen.
De man ging verder: ‘Het is niet zo simpel dat je de gewelddadige computerspelletjes en de grofheid op tv en in films daarvan de schuld kunt geven. Natuurlijk stompt het af, maar dat is niet het kernprobleem. Het gaat om de structuur van de samenleving. De volwassenen werken te veel, zijn te gestrest en hebben niet op dezelfde manier tijd voor de kinderen als vroeger. En begrijp me niet verkeerd, het is niet dat ik de vrouwen weer terug achter het aanrecht wil hebben, maar alle ouders, zowel vrouwen als mannen, zouden meer tijd voor hun kinderen moeten vrijmaken. De kinderen worden te vaak aan hun lot overgelaten, ze moeten zich te veel in hun eentje redden. En zie het resultaat.’
Hij maakte met zijn beide armen een hulpeloos gebaar, zweeg en schudde zijn hoofd. Hierna liep hij dwars door de menigte heen over het schoolplein.
Johan liet zijn hand met daarin de microfoon langzaam zakken, volgde met zijn blik de man en zijn vrouw, die hem snel achternaliep. De mensen rondom hen aarzelden, sommigen dropen af. Een paar bleven staan alsof ze niet goed wisten wat ze moesten doen. Ik moet Grenfors bellen, dacht Johan. We moeten met een studiogast hierover praten, misschien wel met een aantal personen. Zijn gedachten werden onderbroken doordat iemand op zijn schouder tikte. Vragend keek hij op en hij zag een jonge, slungelige tienerjongen met rood krullend haar, een donzige bovenlip en een puisterige huid.
‘Bent u Johan Berg?’
Hij knikte.
‘Ik geloof dat u mijn vader kent. Ik heet Nils Knutas.’