x
Ze werd wakker omdat ze hevig moest hoesten. Een prikkelende lucht, tranende ogen. Snel tuimelde ze uit bed, zag tot haar schrik dat ze was omgeven door dikke rook. Voordat ze in bed was gaan liggen, had ze de slaapkamerdeur goed dichtgedaan, omdat ze zichzelf de avond daarvoor zo bang had gemaakt.
De rook drong door de kieren heen en de hitte was ondraaglijk. Ze kneep haar ogen dicht en perste haar lippen op elkaar. De slaapkamer lag aan de achterkant van het huisje, achter de keuken. Haar eerste gedachte was dat ze de deur moest openrukken en naar buiten moest, maar op het moment dat ze de gloeiend hete ijzeren deurklink probeerde vast te pakken, realiseerde ze zich dat de voorkant van het huisje waarschijnlijk al in lichterlaaie stond. Ze pakte de staande lamp en sloeg daarmee tegen het raam, zodat het glas brak. Haar ogen brandden, ze kon ze nauwelijks nog openhouden, werd duizelig door de rook, met moeite hield ze haar adem in. Het lukte haar uiteindelijk om de haak omhoog te krijgen, ze klom naar buiten en viel in het gras. In shock en uitgeput kroop ze verder, zo ver mogelijk bij het vuur vandaan. Ze durfde zich pas om te draaien toen ze de buiten-wc had bereikt. Ze ging tegen het hokje zitten en keek beduusd naar het schouwspel voor haar. Het huisje stond in lichterlaaie en de vlammen schoten metershoog de lucht in, verzengende vlammen tegen de donkere nachthemel. Ze kon niets doen, kon slechts toekijken hoe het huisje waar ze zoveel zomers had doorgebracht, waar ze zoveel fijne herinneringen aan had, voor haar ogen tot de grond toe afbrandde. Niet één enkel dingetje had ze mee kunnen nemen. Haar lichaam was verdoofd, net als haar geest, ze was niet in staat om iets te voelen.
Er was niemand in de buurt, alleen zij en het vuur. Ze was van de buitenwereld afgesneden, had geen mobiele telefoon, en de dichtstbijzijnde boerderij lag een paar kilometer verderop. Ze dommelde even weg en dreigde in slaap te vallen.
Toen pas hoorde ze de sirenes.