x
In de loop van die vrijdag werd Elisabeth Algård verhoord, maar dat leverde niets nieuws op. Ze had een alibi voor de nacht van de brand, omdat ze toen bij haar kinderen in Stockholm was. Ze was met ze uit eten geweest en naar de bioscoop, en ze had bij haar dochter gelogeerd. Knutas had nooit gedacht dat zij iets met de brand te maken had, maar er was iets aan haar waardoor hij er niet helemaal zeker van was. En zijn intuïtie bleek altijd te kloppen. Tenminste wat zijn werk betrof.
Er waren geen getuigen van de brand, maar de technici hadden op verschillende plaatsen in het huisje brandhaarden ontdekt en een aantal oude doeken gevonden. Een getuige die zijn hond aan het uitlaten was, had een motorfiets op de parkeerplaats bij Pensionat Holmhällar zien staan, op een steenworp afstand van het zomerhuisje. Het pension was in deze tijd van het jaar gesloten, en gewoonlijk was het parkeerterrein verlaten. Helaas wist de getuige het merk van de motorfiets niet en het kenteken kon hij zich ook niet meer herinneren.
Veronika Hammar was uit het ziekenhuis ontslagen en werd onder politiebegeleiding naar haar woning in de Tranhusgatan binnen de stadsmuur gebracht. De politie had een alarm geïnstalleerd en een extra veiligheidsslot op de deur aangebracht. De eerstkomende dagen kreeg ze 24-uursbewaking. Een civiele politiewagen stond voor haar woning. Ze hoopten dat de dader in het weekend weer zou opduiken als hij erachter kwam dat ook deze poging om haar te doden was mislukt.
Meteen na de ochtendvergadering vertrokken Karin en Knutas om Veronika Hammars zoon Andreas te horen.
Andreas Hammar was een van de grootste schapenboeren op zuidelijk Gotland. De boerderij lag aan de weg tussen Havdhem en Eke. Het was geen typisch Gotland-huis, maar deed meer denken aan een stenen huis ergens in de Provence. Het gele pleisterwerk was op verschillende plaatsen afgebladderd en het dak moest nodig vernieuwd worden. Aan de voorzijde bevond zich een mooie veranda met statige pilaren en een bloeiende tuin. Twee bordercollies lagen op het erf terwijl ze loom de rondscharrelende kippen in de gaten hielden.
Knutas en Karin hadden hun bezoek aangekondigd. Andreas Hammar had gezegd dat hij het die dag erg druk had met het wegen van de ooien en dat ze als ze hem wilden spreken maar naar de boerderij moesten komen. Dan kon hij doorgaan met zijn werk terwijl ze hem vragen stelden. Hij kon anders geen tijd vrijmaken.
Toen ze het erf opreden, begonnen de honden te blaffen en vanachter het huis kwam een grote man aanlopen. Hij had een blauwe overall en grote laarzen aan, gluurde vanonder zijn pet en groette nors.
‘Rij maar achter me aan.’
Ze volgden een tractorpad dat langs de akkers aan de zijkant van het huis liep en stopten bij een hek. In het weiland bevonden zich honderden schapen, die van alle kanten luid blatend aan kwamen draven. Knutas keek gefascineerd toe hoe de enorme kudde zich binnen een paar minuten had verzameld en hun in gesloten formatie tegemoet rende. Gedisciplineerder dan militairen, dacht hij. Een vrachtauto stond bij de akkers geparkeerd. In het weiland zelf waren twee kleinere terreintjes afgebakend. De twee honden hielpen mee om de schapen bijeen te drijven binnen de eerste omheining. Daarna schoof Andreas één schaap per keer in de smalle doorgang van kippengaas door naar de volgende omheining, die zo klein was dat er nauwelijks voldoende ruimte was voor het schaap met de dikke vacht. Hier bevond zich de weegplaat. Daarna was het zaak om het schaap een paar seconden stil te laten staan om het gewicht te kunnen registreren. Karin hielp mee de schapen in de smalle doorgang te drijven en zorgde ervoor dat ze stil bleven staan, terwijl Andreas het gewicht opschreef in een notitieboekje. Daarna duwde hij het schaap terug de wei in. Sommige schapen ondergingen de behandeling zonder protest, terwijl andere in paniek waren en er alles aan deden om te ontsnappen. Soms ging het er echt wild aan toe en dan leek het alsof hun op dunne stokjes lijkende poten zo konden breken tijdens een vergeefse ontsnappingspoging. Karin had er haar handen vol aan en zag er na een paar minuten al zeer verhit uit.
‘Zo gaat dat,’ legde Andreas uit. ‘Zodra ze alleen zijn raken ze helemaal in paniek. Het zijn gevoelige dieren, nerveus, maar slimmer dan menigeen denkt.’
Knutas werd ongeduldig en begon met het verhoor.
‘Waarom hebt u de vorige keer, toen we op zoek waren naar uw moeder, niet gezegd dat ze weleens in het zomerhuisje zou kunnen zijn?’
‘Omdat ik daar geen moment aan heb gedacht. Ze is er nooit voor Pinksteren, aangezien ze extreem bang is in het donker. Ze heeft er een vreselijke hekel aan om daar te zitten als er verder geen mensen om haar heen zijn.’
Knutas keek wantrouwend naar de boer, die onverstoorbaar doorging met zijn werk. Voorlopig was hij tevreden met het antwoord en hij ging verder: ‘Wat voor relatie hebt u met uw moeder?’
‘Ouders zijn ouders.’
‘Hoe bedoelt u?’
‘De relatie is zoals die is. Niet zoveel bijzonders.’
‘En uw broers en zus?’
‘Die zie ik zelden en geen van hen heeft op dit moment waarschijnlijk veel contact met mijn moeder. Mats en Mikaela in elk geval niet, en Simon is depressief en heeft zich van de rest van de wereld afgesloten. Zelfs voor haar, voor zover hij dat kan. Mats is immers opgegroeid in een pleeggezin en heeft geen enkel contact met mijn moeder gehad. Mijn zusje Mikaela heeft een aantal jaren geleden het contact met haar helemaal verbroken.’
‘Ja, dat weten we. Maar waarom?’
‘Tja, ze kon er niet meer tegen. Mijn moeder is… hoe zal ik het zeggen… erg veeleisend.’
‘Op wat voor manier?’
‘Ze heeft geen eigen leven en wil dat wij, de kinderen, die leegte opvullen. Ze belt constant en eist dat je haar helpt met verschillende dingen. Het is alsof ze voortdurend op zoek is naar bevestiging. Maar het probleem is, wát je ook doet, het is nooit genoeg. Je kunt altijd nog meer voor haar doen. Ze bemoeit zich ook met ons leven en heeft over alles een mening, van welke namen je je kinderen moet geven tot welke gordijnen het best in de keuken passen. Ik geloof dat Mikaela haar buik ervan vol had, heel simpel. Mijn moeder neemt enorm veel plek in en vreet energie. Ze hield het niet meer vol. Ze heeft haar eigen gezin waar ze voor moet zorgen, haar eigen kinderen.’
Knutas was verrast door de plotselinge goed geformuleerde uitleg van de boer. Meteen daarna schaamde hij zich over zijn vooroordelen.
‘En Simon?’
‘Ja, dat is een verhaal apart. Hij en zijn partner Katrina zijn een tijdje geleden uit elkaar gegaan en hij is in een zware depressie terechtgekomen. Hij woont tegenwoordig in het appartement van een vriend in Stockholm. Ik geloof niet dat hij op dit moment ook maar tot iets in staat is.’
‘Neemt hij daarom de telefoon niet op?’
‘Ja, hij heeft nummerweergave en neemt alleen op als hij weet wie er belt en als hij in staat is om te praten.’
‘Weet u waar hij nu is? Hij is blijkbaar niet in het appartement.’
‘Geen idee. Zo nu en dan verdwijnt hij. Niemand weet waar naartoe.’
‘Maar hoe gaat u eigenlijk met uw moeder om, als ze zo moeilijk is?’
‘Wie heeft gezegd dat ik met haar om kan gaan? Ik weet niet of er wel iemand is die dat kan.’
Hij schudde zijn hoofd, terwijl hij zich naar voren boog en het oormerk controleerde van het volgende schaap dat gewogen moest worden.
‘Er is altijd alleen maar narigheid, en het houdt nooit op. Als het ene probleem is opgelost, dan staat het volgende alweer voor de deur.’
‘Hoe vaak zien jullie elkaar?’
‘Af en toe, meestal omdat ik bij haar langsrij en even een kop koffie met haar drink. We babbelen een uurtje en daarna ga ik weer. Ik laat haar ellende van me afglijden als het water van een gans. Voor Simon en Mikaela is het moeilijker. Als sponzen hebben ze het in zich opgezogen. Ze waren verdrietig en gekwetst. Hebben in symbiose met haar geleefd; voelt ze zich slecht, dan voelen zij zich slecht, is ze blij, dan zijn zij blij. Voor mij was het anders.’
‘Hoe komt dat, denkt u?’
‘Misschien omdat ik ouder ben en mijn vader nog ken van de tijd voordat ze scheidden en hij van het toneel verdween. Ik heb mijn eigen beeld van hem en van mijn moeder en hun relatie kunnen vormen. Ik heb altijd geweten dat het allemaal niet zo eenzijdig was als mijn moeder heeft willen doen voorkomen.’
‘Wat bedoelt u?’
‘Dat is niet uit te leggen. Ik wil het daar niet over hebben.’
‘Weet u of uw moeder bedreigd is of dat er iemand is die haar iets wil aandoen?’
‘Bedreigd? Daar heb ik niets over gehoord. En als het wel het geval was geweest dan zou ze dat verteld hebben, omdat we van al haar aangelegenheden op de hoogte worden gebracht, zoals het overkoken van de soep of dat ze haar pantoffels niet kan vinden.’
‘En als iemand haar iets wil aandoen?’
Andreas wierp Knutas een ondoorgrondelijke blik toe.
‘Je kunt het wel willen, maar je moet het ook kunnen,’ zei hij laconiek.
Daarna ging hij verder met zijn werk.
De volgende ooi stond te wachten om gewogen te worden.