x
Het eerste wat Knutas opviel toen hij de kinderen van Viktor Algård op het politiebureau zag, was het grote verschil tussen die twee.
Zoon Fredrik was relatief klein, robuust, met een olijfkleurige huid en had hetzelfde naar achteren gekamde donkere haar als zijn vader. Hij was gekleed in een wit katoenen overhemd met een groen geruite spencer, waardoor hij deed denken aan een Amerikaanse collegestudent.
Zijn zus Sofia was lang en blond, ze droeg een lila oversized overhemd, een zwarte legging en bonte linnen schoenen. Ze droeg enorme zilveren ringen in haar oren en had een palestinasjaal een paar keer om haar hals gewikkeld.
Zwijgend en gespannen zaten ze dicht naast elkaar op een bank in de gang voor de verhoorkamer.
Karin en Knutas besloten met de zoon te beginnen.
Ze gingen zitten. Fredrik Algård vroeg meteen om een glas water. Knutas zette de bandrecorder aan.
‘Allereerst wil ik je condoleren met je vader. Zoals je begrijpt moeten we wat vragen stellen.’
‘Natuurlijk.’
De jongeman keek hem oplettend aan. Opnieuw viel Knutas de gelijkenis met Viktor Algård op.
‘Wanneer heb je je vader voor het laatst gezien?’
‘Op zijn verjaardag, een paar maanden geleden. Hij is op 28 februari jarig.’
‘Wat voor indruk had je toen van hem?’
‘Hij was zoals altijd. We waren thuis in Hamra. Het was een vrij groot feest, er waren ongeveer vijftig personen. Mijn vader hield wel van een feestje.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ja, hij was een echt feestvarken, ook buiten zijn werk. Waarschijnlijk deed hij daarom ook dat werk. Mijn vader was dol op feesten en er moest altijd groots uitgepakt worden zodra er iets te vieren viel.’
Knutas meende een tikkeltje minachting in zijn stem te horen. Karin kwam binnen met een glas water. Daarna ging ze op een stoel achter in de kamer zitten. Ze woonde het verhoor bij als getuige.
‘En wat vond jij daarvan?’
‘Het deed me niets. Het kon me niets schelen.’
‘Wat voor relatie had je met je vader?’
‘Geen bijzondere. Hij was altijd aan het werk toen we opgroeiden en hij was bijna nooit thuis. Dus eigenlijk kenden we elkaar niet zo goed. Ik voel me het meest verbonden met mijn moeder, logisch toch.’
‘Hoe reageerde je op het bericht dat ze zouden scheiden?’
‘Ik vond dat het weleens tijd werd.’
‘Hoezo?’
‘Er was een enorme afstand tussen hen, op alle fronten. Ze hadden ver uit elkaar liggende interesses, vonden niet dezelfde dingen leuk, zelfs wat politiek betreft hadden ze verschillende opvattingen – ja, hoewel mijn vader waarschijnlijk nauwelijks een eigen mening had. Hij wist helemaal nergens van. Mijn moeder verslindt boeken, mijn vader was tevreden met de boulevardkrant en glossy tijdschriften over beroemdheden. Ze hadden op bijna alles een andere kijk, hielden niet eens van hetzelfde soort eten. Mijn moeder is vegetariër, mijn vader hield van bloederige biefstukken. Mijn moeder voelde zich betrokken bij het Rode Kruis en andere liefdadigheidsprojecten, terwijl mijn vader zich absoluut niet interesseerde voor de wereld om hem heen. Ik herinner me dat hij mijn moeder uitschold toen ze een sponsorkind in Guatemala had genomen.
Mijn moeder vindt het gezin belangrijk, heel anders dan mijn vader. Zij kwam vaak naar Stockholm om ons te bezoeken. Hij kwam nooit mee. Zij heeft haar eigen vrienden- en kennissenkring, waarmee ze reizen maakt en naar het theater gaat. Mama leest veel en volgt de ontwikkelingen in de maatschappij. Wilde je een actueel vraagstuk uit de wereldpolitiek bespreken of een hot item in het algemene maatschappelijke debat, dan wist mijn vader nooit iets zinnigs te zeggen.’
In Fredrik Algårds nek waren rode vlekken verschenen. Hij nam een paar slokken water.
‘Weet je of je vader vijanden had?’
‘Hij had er in de loop der jaren heel wat verzameld. Het is toch algemeen bekend hoe het wereldje van de horeca en de beroemdheden in elkaar zit. Vanbuiten mooi, vanbinnen rot.’
‘Wat bedoel je?’
‘Mijn vader bekommerde zich alleen maar om de mensen die op dat moment nuttig voor hem waren. Rijke, geslaagde en beroemde mensen. Als een artiest die hem als een echte vriend beschouwde niet meer in de schijnwerpers stond, dan was hij in de ogen van mijn vader opeens niets meer waard. Als een beroemde schrijver geen boeken meer verkocht, een toppoliticus een drankprobleem bleek te hebben of een toneelspeler financieel op de rand van de afgrond kwam te staan, dan bestonden ze plotseling niet meer.’
Knutas verbaasde zich over de manier waarop de jongeman zich uitdrukte. Het sarcasme was overduidelijk.
‘Met andere woorden: ik bedoel dat er ongetwijfeld veel mensen zijn die teleurgesteld zijn in mijn vader. Maar of ze zover zouden gaan om hem te vermoorden is een andere zaak.’
‘En jij dan, wat voelde jij voor hem?’
‘Als ik heel eerlijk ben, niet veel. Vertrouwen en respect krijg je alleen als je het zelf ook kunt geven, toch? Je krijgt de relatie met je kind die je verdient. Het heeft er alles mee te maken hoe je zelf als ouder bent geweest.’
Die woorden herinnerden Knutas aan zijn eigen rol als vader. Wat hij zag beangstigde hem.
Hij schudde het onbehaaglijke gevoel van zich af en ging verder: ‘Het klinkt bijna alsof je hem niet mocht.’
‘Nee, dat kan ik niet zeggen. Hij had zijn goede kanten, net als iedereen. Maar waarom zou je van je ouders moeten houden? Dat moet helemaal niet. Eert uw vader en uw moeder. Wat is dat voor bullshit? Moet ik van hem houden alleen omdat hij een zaadlozing van een paar seconden had toen hij mijn moeder zwanger maakte en ik werd verwekt? Hij heeft nooit naar me omgekeken. We woonden toevallig in hetzelfde huis.’
Knutas wierp een blik op Karin. Het gesprek werd steeds onbehaaglijker. Fredrik Algårds woede was in de hele kamer voelbaar.
‘Weet je of je vader bedreigd werd?’
‘Nee.’
‘Heb je een verandering in zijn gedrag gemerkt de laatste tijd?’
‘Nee, zoals ik al heb verteld, ik heb hem in februari met zijn verjaardag voor het laatst gezien, en de keer daarvoor was met kerst.’
‘Niet toen je moeder jarig was? Dat was toch vrij kort geleden?’
‘Ja, maar toen is zij naar Stockholm gekomen. Ze was boos op hem en verdrietig, omdat hij wilde scheiden. We hebben haar verjaardag bij ons thuis gevierd.’
‘Woon je samen?’
‘Ja, met mijn vriendin Sanna. We wonen in Söder, bij Mariatorget.’
‘En je studeert nog?’
‘Ja, politicologie, op de universiteit. Ik heb ook rechten gestudeerd, maar wil mijn kennis vergroten. Het is mijn laatste semester, daarna ben ik klaar.’
‘Hoe lang blijf je op Gotland?’
‘Op dit moment hoef ik niet zoveel te doen voor de studie, dus ik blijf hier minstens een week. Mama heeft alle hulp en alle steun nodig die ze kan krijgen.’