x
Johan had weer een nacht erg slecht geslapen. Elin was minstens tien keer wakker geweest en had zo gehoest dat het klonk alsof haar longen zouden barsten. Hij had zowel de doktersdienst als de Eerste Hulp gebeld, maar kreeg het advies om rustig te blijven, haar een hoestdrank te geven en af te wachten. Typisch, dacht hij geërgerd, alleen maar vanwege die rotbezuinigingen. Hij had er nu veel spijt van dat ze haar niet hadden laten inenten tegen kinkhoest, maar Emma en hij hadden het vaccin te nieuw gevonden, er was nog te weinig bekend over de bijwerkingen.
Tegen vieren viel ze eindelijk goed in slaap, en ze lag nog diep te slapen toen hij opstond. Emma zou bij Elin thuisblijven zolang het nodig was. Johan had de week daarvoor voor zijn dochter gezorgd, maar hij zat nu tot over zijn oren in het werk vanwege de moord op Viktor Algård. Bovendien was Emma doodmoe en uitgeput, en ze bekende ronduit dat ze eigenlijk blij was dat ze niet naar haar werk hoefde. Ze werkte als onderwijzeres op de kleine Kyrkskolan net buiten Roma. De kinderen hadden de lentekriebels en waren rumoeriger dan ooit.
Gelukkig hadden Pia en hij afgesproken dat hij niet naar de redactie hoefde te komen; ze zou hem op weg naar het zuiden in Roma oppikken. Hij zette het koffiezetapparaat aan en ging douchen. De moord in het congrescentrum stond zoals verwacht prominent in de ochtendkranten. Het nieuws besloeg zowel de voorpagina’s van beide plaatselijke kranten als een groot aantal andere pagina’s. Geen van de kranten onthulde de identiteit van het slachtoffer, maar eentje had het over ‘een bekend persoon uit de horecawereld’. Toen Johan de artikelen over de moord nauwkeurig had doorgelezen, viel zijn oog op een klein berichtje in de Gotlands Allehanda. Het ging over de toestand van de mishandelde zestienjarige jongen. Shit, dat was hem gisteren compleet ontschoten. Zijn toestand was nog steeds ernstig. Ik moet niet vergeten dat ergens in de loop van de dag na te trekken, dacht hij.
Pia verscheen klokslag negen uur, zoals afgesproken, en ze reden richting het zuiden.
‘Werkt ze mee, denk je?’
‘Ik heb al met haar gesproken,’ grijnsde Pia.
‘Tuurlijk. Ik had het kunnen weten.’
De boerderij waar ze naartoe reden lag een eind voor de boerderij van Algård, aan de andere kant van de weg. Ze bestond uit een indrukwekkend kalkstenen hoofdgebouw met grote stallen aan weerszijden en een paardenwei, waarin een jong paard rusteloos heen en weer draafde. De voordeur ging al open voordat ze uit de auto waren gestapt. Birgitta Österman was een stevige vrouw van in de zestig, ze glimlachte vriendelijk toen ze zich aan haar voorstelden en ze vroeg hun om binnen te komen. Ze bedankten voor het verplichte kopje koffie en namen plaats op de buitenmeubelen. De zon scheen al warm en de tuin lag heel beschut.
‘Wat vindt u van de moord?’
‘Nou, ik ben geschrokken.’ Birgitta Österman schudde haar hoofd. ‘Ook al is het dan in Visby gebeurd, je hebt het gevoel alsof het heel dichtbij is, omdat het om je buurman gaat.’
‘Hoe was Viktor?’
‘Als ik heel eerlijk ben, ik mocht hem niet. Iets aan hem deugde er niet, ik kreeg nooit echt hoogte van de man. Natuurlijk was hij als buurman beleefd en vriendelijk, maar hij leek onder druk te staan, alsof hij niet kon ontspannen. Ik had altijd het gevoel dat hij iets te verbergen had, ik weet niet waarom. Het was gewoon zo. Al vanaf het begin.’ Bedachtzaam keek ze in de richting van Algårds boerderij. ‘En het klopte ook wel dat hij niet te vertrouwen was, aangezien hij zo opeens wilde scheiden. Elisabeth heeft het me een paar weken geleden zelf verteld.’
Er trilde een snaar in Johan. Dit was iets nieuws, maar hij vertrok geen spier.
‘Weet u waarom?’
‘Ze snapte er niets van, nee, niemand snapte het. Iedereen dacht dat hij misschien in een midlifecrisis zat, maar ik begreep dat hij een ander had.’
‘O? Waarom dacht u dat?’
‘Ik dénk niets, ik wéét het.’
‘Hoe kunt u daar zo zeker van zijn?’
‘Omdat ik ze heb gezien. Nee, niet hier, maar in Stockholm. Ik was daar een weekend op bezoek bij een vriendin die in Vasastan woont. Dat doe ik een paar keer per jaar. We waren onderweg naar een restaurant en dronken eerst nog ergens een glas wijn, en raad eens wie ik daar zag: niemand minder dan Viktor. Met een andere vrouw! Ik schrok me dood en wist niet wat ik moest doen. Maar ze stonden helemaal achter in het café en werden zo door elkaar in beslag genomen dat ze totaal geen oog hadden voor hun omgeving. Ze tortelden en zaten met hun hoofden zo dicht bij elkaar dat er geen twijfel mogelijk was over wat zich hier afspeelde. Ze vertrokken daarna vrij snel, zodat hij mij niet heeft gezien. Anders had hij waarschijnlijk een flauwte gekregen.’
‘Hoe zag zij eruit?’ vroeg Johan, en hij moest moeite doen om niet al te enthousiast te lijken.
‘Het was een innemend klein ding. Ze was opvallend klein en had blond haar, tot ongeveer op haar schouders, als een pagekapsel. Slank en goed gekleed. Ik heb haar gezicht niet gezien.’
‘Hoe oud?’
‘Ik zou zeggen vijfenveertig, misschien tegen de vijftig.’
‘Hebt u dit aan de politie verteld?’
‘Nee, ik was gister niet thuis toen ze hier in de buurt waren en met de buren hebben gesproken. Ze hebben een briefje voor me achtergelaten met de vraag of ik hen wilde bellen. Daar ben ik nog niet aan toegekomen; ik heb vanmorgen de dieren gevoerd.’
‘Wanneer hebt u Viktor in Stockholm gezien?’
‘Ja, dat was exact een maand geleden.’
‘Wist zijn vrouw van die andere vrouw?’
‘Geen idee. Ze heeft er in elk geval niets over gezegd. Aan de andere kant is het waarschijnlijk ook niet iets waar je direct over begint, en zulke goede vrienden zijn we nu ook weer niet. Meer kennissen. En ik wilde niets zeggen, ik ben niet iemand die praatjes rondstrooit.’