x
Het voelde als een bevrijding om weer buiten te zijn. Het was gaan schemeren, maar het was nog steeds zwoel.
‘Zullen we ergens wat gaan eten?’ stelde Karin voor. ‘Ik ben uitgehongerd.’
Ze hadden een hotel geboekt vlak bij Slussen en besloten naar het Mosebacke-terras te lopen. Daar was het druk, maar ze konden nog een tafeltje bemachtigen. Al snel stonden er een lamsbiefstuk en een fles rode wijn op tafel.
‘Waarom weet je zo zeker dat Simon niet de dader is?’ vroeg Knutas terwijl hij op het eten aanviel.
‘Heel simpel: hij lijkt te labiel. Ik denk niet dat het in hem zit om aan gif te komen en vervolgens Viktor koelbloedig te vermoorden terwijl er een verdieping hoger een feest gaande is, en daarna naar Holmhällar te rijden om het zomerhuisje van zijn moeder, waar hij als kind vele zomers heeft doorgebracht, in brand te steken. Hij maakt een te zwakke indruk, vind ik.’
‘Tja, misschien heb je wel gelijk.’
‘Katrina, zijn ex-partner, zegt hetzelfde. Hij zou dat nooit kunnen. Zelfs al zou hij het willen.’
‘Ja, maar aan de andere kant: zeggen niet bijna alle vrouwen en vriendinnen van criminelen dat? Ze kunnen zich niet voorstellen dat… en hij zou nooit een vlieg kwaad doen…’
‘Het moet afschuwelijk zijn om zo’n moeder te hebben,’ zei Karin nadrukkelijk. ‘Net een groot, naar kind dat overal hulp bij nodig heeft – en bovendien nooit tevreden is! Zoals hij het beschrijft, is het gemakkelijker om de Grand Canyon met theelepeltjes water te vullen. Die heeft tenminste een bodem!’
‘Zeker. Ik denk dat we wel mogen aannemen dat Veronika Hammar een psychische stoornis heeft. Dit gedrag klinkt niet helemaal gezond.’
‘Zo bekeken hebben al haar kinderen een sterk motief,’ zei Karin nadenkend. ‘De enige manier waarop ze hun eigen leven kunnen leiden, is waarschijnlijk door met haar te breken of door haar om het leven te brengen.’
‘Er zit wel wat in wat je daar zegt, denk ik. Als Simon er niet toe in staat is, dan blijven Mikaela en Andreas nog over. Of waarom Mats niet? Hij werd immers afgestaan.’
‘Maar hij heeft al die jaren geen contact met haar gehad. Nee, ik zit eerder te denken aan die schapenboer.’
‘Andreas Hammar, ja. Hij had het heel goed kunnen doen. En cyanide – zit dat niet in blauwzuur, dat in rattengif wordt gebruikt? Daar heeft hij waarschijnlijk genoeg van op zijn boerderij.’
‘Misschien. Morgen gaan we met Mikaela praten. Meer alternatieven zijn er niet. Tenzij het Veronika Hammar zelf is.’
‘Waarom zou ze iemand op wie ze verliefd is om zeep willen helpen en bovendien haar eigen zomerhuisje in brand steken?’
‘Misschien is ze nog gestoorder dan we denken. Misschien had Viktor Algård haar minder goede kanten ontdekt en wilde hij haar verlaten. Als ze zo irrationeel en labiel is als ze lijkt, dan heeft ze misschien wraak genomen door hem te vermoorden, en om de verdenking van zichzelf af te leiden heeft ze vervolgens haar eigen zomerhuisje in brand gestoken. Dat met het gebroken glas heeft ze wellicht in scène gezet om ons op een dwaalspoor te brengen.’
Karin keek Knutas twijfelend aan.
‘Die theorie lijkt wat vergezocht. Ach, misschien zitten we maar wat uit onze nek te kletsen, pinnen we ons te veel vast op het idee dat het iemand van de naaste familie is. Stel je voor dat het heel iemand anders is.’
Knutas begon de alcohol te voelen. Hij was moe van alle strapatsen van de afgelopen weken, en het was heerlijk om een wijntje met Karin te drinken op een terras midden in de Stockholmse drukte.
‘Misschien. Maar ik heb het gevoel dat we vanavond niet verder komen. Ik moet mijn hoofd leegmaken en me ontspannen. Nog wat wijn?’
‘Ja, graag.’
Op weg naar de bar belde hij Line. Hij had een beetje een slecht geweten, omdat hij meteen nadat ze terug waren gekomen van het zomerhuisje naar Stockholm was vertrokken en bovendien ook nog een nacht wegbleef. En omdat hij het heerlijk vond om met Karin hier bij Mosebacke te zitten. Ver weg van alles en iedereen. Geïrriteerd bestelde hij nog een fles wijn. Wat was er met hem aan de hand? Er was immers geen enkele reden waarom hij zich schuldig zou moeten voelen. In hun twintigjarig huwelijk was hij Line nog nooit ontrouw geweest, en zijn relatie met Karin was zuiver professioneel. Slechts één keer was er iets ontstaan wat op erotische spanning leek. Dat was vorig jaar zomer geweest, toen ze na een avond doorzakken in de kroeg bij Karin thuis waren beland. Weliswaar hadden ze alleen maar op haar bank naar de Weeping Willows geluisterd en champagne gedronken, maar opeens had er iets in de lucht gehangen, was er iets nieuws tussen hen ontstaan waardoor hij bang was geworden. Hij had zich erg ongemakkelijk gevoeld, was snel opgestaan en had gezegd dat hij naar huis moest. In de hal had ze hem een kus op zijn mond gegeven. Vluchtig, maar wel zo dat hij het niet was vergeten.
Toen hij met wat ellebogenwerk weer terug was bij hun tafeltje glimlachte Karin naar hem. Ze had haar lippen bijgestift.
‘Trouwens, dat ben ik je vergeten te vertellen – ik heb vandaag met Kihlgård gesproken. De uitslag van zijn onderzoeken is binnen. Er was niets aan de hand, hij is gezond!’
‘Dat is fijn om te horen. Ik maakte me echt zorgen.’
‘Hij is alleen wat te zwaar en krijgt te weinig beweging, dus hij moet nu gaan sporten – in de sportschool. Zie je het al voor je: Kihlgård in een strakzittende trainingsbroek?’
Knutas moest lachen. De gedachte was op z’n zachtst gezegd vermakelijk. Hij zag de grote, luidruchtige commissaris van de rijksrecherche al rondspringen in een ruimte vol strakke, supergetrainde twintigjarigen.
Karin stak een sigaret op.
‘Waar zullen we het nu eens over hebben,’ vroeg ze plagerig, ‘aangezien je niet over het onderzoek wilt praten?’
‘Ik ben niet degene die er moeite mee heeft om te praten.’ Knutas nam een slok wijn en keek haar onderzoekend aan. ‘Ik heb gemerkt dat er iets is, de hele winter al, ja, eigenlijk al vanaf de zomer van vorig jaar. Kun je het me niet vertellen?’
Karin werd even stil. Nam een paar slokken wijn en zei niets.
‘Sommige dingen wil ik niet met je delen, Anders. Al zijn we nog zulke goede vrienden. Ik dacht dat je dat allang had begrepen.’
‘Natuurlijk respecteer ik dat je niet over alles wilt praten. Maar kun je niet een tipje van de sluier oplichten? Ik merk het, ook in je werk.’
Karins bruine ogen schoten vuur.
‘Wil je daarmee zeggen dat ik mijn werk niet goed doe?’
‘Alsjeblieft, Karin, het is toch wel duidelijk dat ik dat niet bedoel. Je bent een goede politievrouw en je doet je werk uitstekend. Maar het laatste halfjaar ben je jezelf niet, en dan bedoel ik wat je humeur betreft, en niet beroepsmatig.’
‘Oké, oké.’
Ze nam nog een slok wijn. Knutas schonk bij. Karins blik kreeg iets onrustigs.
‘Tijdens het onderzoek van vorig jaar zijn er dingen gebeurd die oude herinneringen naar boven haalden. Dingen waar ik liever niet meer aan herinnerd wilde worden.’
‘Wat dan?’
Knutas voelde dat hij zich schrap zette, zich voorbereidde. Karin stond op het punt iets belangrijks te vertellen. Ze zuchtte diep. Er stonden tranen in haar ogen en ze zag er zo klein en kwetsbaar uit dat Knutas haar het liefst in zijn armen had willen nemen.
‘Eigenlijk wil ik hier al heel lang een keer met je over praten. Een paar keer heb ik op het punt gestaan om het ook echt te doen. Het probleem is dat als ik je dit vertel, ik mijn hele politiecarrière op het spel zet en jou in een verschrikkelijk lastig parket breng. Dat heb ik je willen besparen.’
‘O?’
‘Hoewel het eigenlijk niet anders kan, wat de consequenties ook mogen zijn. Diep vanbinnen heb ik dat de hele tijd geweten. Je herinnert je Vera Petrov nog en dat ze zwanger was?’
‘Ja?’
‘Daar op de boot, toen we haar zochten. Ik zou de hutten op het bovenste dek doorzoeken. Toen ik terugkwam bij jullie zei ik dat ik haar niet had gevonden. Dat was niet waar.’
Verbluft staarde Knutas Karin aan.
‘Ik vond haar en haar man toen ik met getrokken wapen een voor een de hutten doorzocht. Ik herkende hem meteen van de boot naar Gotska Sandön. En ik wist dat ze zwanger was. Ze had persweeën toen ik de deur opende. Ik moest haar helpen met het kind. Het stond op het punt geboren te worden. Ik fungeerde als vroedvrouw tijdens de bevalling, en het ging goed. Ze kreeg een klein meisje. Het was een ongelooflijk aangrijpende belevenis. Die twee samen met de baby. Hun volmaakte geluk, ondanks de hopeloze situatie waarin ze zich bevonden. Alsof al het andere er niets toe deed.’
Knutas luisterde met stijgende afschuw. Vera Petrov had koelbloedig twee personen gedood. Zijn naaste collega had een tweevoudige moordenaar laten gaan. Ze had de hele tijd gelogen. Wat had hij hard gewerkt aan die zaak, Interpol was ingeschakeld, ze hadden meerdere opsporingsverzoeken uit doen gaan, maandenlang was de jacht doorgegaan, zonder succes. De tweevoudige moordenaar en haar man waren spoorloos verdwenen. En hier zat Karin te raaskallen over hun babygeluk. Behalve het verraad tegenover hem en zijn collega’s was de ambtsovertreding die ze had begaan zó ernstig dat ze nooit meer bij de politie zou kunnen werken. Ze zou in de gevangenis terechtkomen, waarschijnlijk voor een aantal jaren. Hij dacht echt dat Karin gek geworden was.
Ze leek niet te merken hoe geschokt haar baas was.
‘Natuurlijk was ik van plan om hen te arresteren, alarm te slaan en jullie te waarschuwen zodra het kind was geboren. Maar er gebeurde iets tijdens de bevalling. Ik werd met mijn eigen verdriet geconfronteerd.’
Karins gelaatsuitdrukking veranderde drastisch, er verdween iets. Ze werd bleek onder haar voorjaarsbruine huid en in haar ogen zag hij een ernst die hij nog nooit eerder bij haar had opgemerkt, alsof ze voor het eerst echt naar hem keek. Weerloos.
‘Het is namelijk zo, weet je, dat ik ooit ook een kind heb gebaard. Ik was nog maar vijftien, vijfentwintig jaar geleden dus.’
Knutas keek zijn collega verbijsterd aan.
‘Bedoel je dat je moeder bent, van een vijfentwintigjarig kind?’
‘Ja, dat bedoel ik inderdaad. Hoewel ik mijn kind sinds de geboorte niet meer heb gezien.’
Karins onderlip begon te trillen en er stonden tranen in haar ogen.
‘Kom, we gaan,’ zei Knutas en hij hielp haar met opstaan.
Hij sloeg een arm om haar heen en de hele weg naar het hotel snikte Karin tegen zijn schouder. Knutas liep met haar mee naar haar kamer. Maakte de deur open met de sleutelkaart. Installeerde haar in het bed en schudde de kussens op achter haar rug. Haalde wc-papier zodat ze haar neus kon snuiten en vulde een glas met water.
‘Mag ik een sigaret?’ vroeg ze.
‘Tuurlijk.’
Het was een rookvrije kamer, maar wat gaf het ook.
Met trillende vingers stak Karin er eentje op. Knutas trok de enige stoel in de kamer bij en ging naast het bed zitten. Hij verweet zichzelf dat hij zoveel wijn had gedronken, waardoor hij niet helemaal helder meer was. Hij probeerde zich te concentreren. Zo kwetsbaar had hij Karin nog nooit gezien. Het licht in de kamer was gedempt, schaduwen vielen over haar gezicht. Opeens leek ze een vreemde, en hij vroeg zich af hoe goed hij haar eigenlijk kende. Misschien was hun goede relatie slechts een hersenschim. Hij durfde zich niet te verroeren en wachtte af, hield zijn handen in zijn schoot gevouwen. Ze waren een beetje bezweet, maar wat kon het hem schelen, hij hield ze stijf tegen elkaar aan gedrukt. Alsof ze steun bij elkaar zochten voor wat hij te horen zou krijgen. Haar stem beefde toen ze uiteindelijk weer begon te praten.
‘Toen ik net vijftien was, ben ik verkracht. Ik was aan het paardrijden in het bos. Mijn paard viel en liep daarna kreupel. Ik moest hem lopend naar huis brengen. Ik kwam langs de boerderij van mijn rijleraar. Daar ben ik naartoe gegaan om mijn vader te bellen of hij me kon ophalen. Mijn rijleraar was getrouwd en had kinderen, maar hij was alleen thuis toen ik kwam. Het paard zetten we op stal en daarna ging ik met hem mee het huis in. In plaats van mij te laten bellen, verkrachtte hij mij, in hun woonkamer. Ik herinner me nog dat ik naar hun grote gezinsfoto boven de bank keek op het moment dat hij bij mij naar binnen drong. Het deed ontzettend pijn.’
Karin keek naar het plafond en de tranen stroomden over haar bleke wangen. Haar huid was dun, bijna doorschijnend. Knutas voelde een onaangename rilling over zijn rug lopen. Hij wilde zich verzetten tegen de beelden die in zijn hoofd opkwamen en hem misselijk maakten.
Karin zuchtte diep voor ze verderging.
‘Toen het voorbij was, zei hij tegen mij dat ik er spijt van zou krijgen als ik er met iemand over praatte. Daarna mocht ik bellen. Ik was in shock. Het was zo onwerkelijk, ik vroeg mijn vader gewoon of hij me kon komen ophalen. Ik schaamde me, voelde me smerig. Je kent het wel, de gebruikelijke reactie. Ik kwam thuis, verzorgde mijn paard en douchte. We aten en ik ging vroeg naar bed. Wilde alleen maar slapen. Toen ik de volgende ochtend wakker werd, was het bijna alsof het niet gebeurd was. Ik probeerde het te verdringen, zowel voor mezelf als voor anderen. Als ik er werkelijk moeite voor deed, was het net een nare droom en kon ik het bijna laten verdwijnen. Daarom zei ik niets, niet tegen mijn ouders en niet tegen iemand anders. Een paar dagen later kwam ik hem tegen bij het postkantoor. Hij glimlachte en groette me. Alsof er niets was gebeurd. Ik stond te trillen op mijn benen en viel bijna flauw. Ik was doodsbang voor hem. Bestierf het bijna. Ik had geen zin meer in paardrijden. Mijn ouders begrepen er natuurlijk niets van. Op school ging het slecht, ik trok me terug. Begon te spijbelen, gebruikte buikpijn als excuus en verzon allerlei andere smoesjes.’
Haar stem stierf weg en Knutas probeerde het ongelooflijke verhaal te bevatten. Dit was dus het geheim dat Karin al die jaren met zich mee had gedragen. Het verdriet dat hij had vermoed, was er al die tijd geweest, maar het was ongrijpbaar.
Hij sloeg haar heimelijk gade zoals ze daar op het bed zat, als een klein meisje. Schuldbewust, alsof hij inbreuk maakte alleen al door zijn aanwezigheid en door het verhaal aan te horen. Ze keek zijn kant niet op, maar bleef strak naar een onzichtbaar punt op de muur kijken. Af en toe drongen er geluiden binnen vanaf de straat, maar ze deden er niet toe. Het enige wat ertoe deed waren de woorden van Karin, woorden die zo lang hadden liggen wachten, en al die tijd had hij er niets van geweten. Ze stak nog een sigaret op.
‘Daarna gebeurde wat niet had mogen gebeuren. Mijn menstruatie bleef uit. Mijn borsten werden gevoelig en ’s ochtends was ik misselijk. Ik bleef het ontkennen. Ging gewoon door, deed alsof de ongemakken er niet waren. De misselijkheid verdween geleidelijk, maar in plaats daarvan ging mijn spijkerbroek steeds strakker zitten. Na een tijdje kon ik het niet meer verbergen. Op een ochtend toen ik in mijn nachtgoed de keuken binnenkwam, keek mijn moeder me vreemd aan. Ik herinner me dat ik iets uit de koelkast wilde pakken. Zij stond bij het fornuis en ik merkte hoe ze naar mijn buik keek. Binnen een seconde was ze bij me. Die toon van haar zal ik nooit vergeten. IJzig en vol minachting, verwijtend – ja, hatelijk zelfs. “Ben jij zwanger?” Ik raakte in paniek. Had het zelf zo sterk en zo lang weggedrukt. Ik ontkende het, maar ze beweerde dat er geen twijfel mogelijk was. Ze trok mijn nachthemd omhoog om naar mijn borsten te kijken. “Die zijn een paar cupmaten groter geworden. En je buik!”
Ik begon tranen met tuiten te huilen en ze bestookte me natuurlijk met vragen. Mijn vader kwam de keuken in en bleef als vastgenageld in de deuropening staan. Hij keek me vol ontzetting aan, alsof ik een monster was. Toen vertelde ik over de verkrachting. Ik vertelde exact wat er was gebeurd. Hoe het was gegaan. Terwijl ik het vertelde, schaamde ik me. Krankzinnig, alsof ík iets fout had gedaan. Toen ik klaar was, bleef ik maar huilen, en toen werd het heel stil. Alsof ik in een vacuüm zat. Niemand zei iets. Niemand troostte me. Geen van beiden. Mijn moeder liep weg en liet me gewoon in de keuken zitten. En mijn vader volgde haar.’
Karin zweeg. Knutas streek zacht over haar arm.
‘En toen?’ vroeg hij voorzichtig. ‘Wat gebeurde er daarna?’
Karin snoot luid haar neus. Dronk haar glas water in één teug leeg.
‘Ja, daarna,’ zei ze bitter. ‘Ze wilden geen aangifte doen, ze weigerden zelfs erover te praten. Mijn moeder regelde het praktische gedeelte. Ze besloten dat ik het kind meteen na de bevalling af moest staan. Ik wilde dat ook, ik wilde het gewoon kwijt, zodat ik mijn leven weer kon oppakken. Weer naar school kon gaan, jong zijn. Ik wilde dat mijn leven weer werd zoals daarvoor, voor dit alles. Ik dacht niet aan het kind als een kind, alleen dat het iets vervelends was dat weg moest. Ik had slechte cijfers, maar ging toch over. Toen het herfst werd, baarde ik mijn kind, op 22 september.’
De tranen begonnen weer te stromen, maar ze ging verder met haar verhaal.
‘Het was een meisje. In de verloskamer mocht ze heel even op mijn borst liggen. Mocht ik heel even haar warmte voelen en voelen hoe haar hart tegen het mijne klopte. Als dat van een vogeltje. Op dat moment kreeg ik spijt. Ik wilde haar houden. In mijn gedachten doopte ik haar Lydia. Het volgende moment pakten ze haar op, rukten haar van me weg en daarna heb ik haar nooit meer gezien.’
Haar stem stierf weg. Karin zakte terug in de kussens, het was alsof alle kracht uit haar was weggevloeid.
‘Maar je had er toch spijt van?’
‘Wat had ik erover te zeggen? Niets. Mijn ouders zeiden dat het te laat was, dat alle papieren al waren ondertekend, maar later hoorde ik dat dat niet waar was. Ze hebben me voorgelogen.’
Karin leunde tegen de muur, sloot haar ogen.
‘Ik heb dit nog nooit aan iemand verteld,’ voegde ze er zachtjes aan toe. ‘Jij bent de enige die het weet.’
Knutas stak zijn pijp aan. De kleine kamer stond blauw van de rook. Hij was aangedaan, kapot van Karins verhaal. De eerste verontwaardiging die hij had gevoeld toen ze had bekend dat ze Vera Petrov en Stefan Norrström had laten gaan, was weggeëbd. Op dit moment leed hij met Karin mee en hij was verbijsterd over wat ze had moeten doorstaan. Al die jaren dat ze hadden samengewerkt had hij er geen idee van gehad. Hij keek naar haar smalle gezicht. Ze hield nog steeds haar ogen gesloten. Hij voelde een enorme vermoeidheid. Boog zich voorover en kuste haar voorzichtig op haar voorhoofd. Legde de deken over haar heen, deed het licht uit en verliet de kamer.