x

Overal lijven, witte, wollige, dikke, warme. Die ogen, honderden paren staarden hem aan. Hun blikken waren leeg. Maar toch een veilig gevoel. Ze stonden bij elkaar in een hoek van het weiland, vlak bij hun hok.

Hij was op zijn motor gestapt en de stad uit gereden. Had het café en de zwarte engel stuiptrekkend achtergelaten. Zo noemde hij haar in zijn gedachten – de zwarte engel. Als kind had hij haar gezien als een lichte en mooie engel die hem op een dag zou komen redden. Maar ze was niet zoals hij had gedacht. Ze was zwart, kwaadaardig, destructief. Hij had het juiste gedaan.

Door het wegebben van de spanning werd hij duizelig, waardoor hij bijna de motor even langs de kant van de weg moest parkeren. Hij vermande zich. Hij moest weg, snel. Hij was op weg naar huis. Thuis was voor hem bij de drie mensen die zich als enigen ooit om hem hadden bekommerd. Echt. Hem met open armen hadden ontvangen, hem hadden beschermd, hadden verwelkomd. Zijn broertjes en zusje. Het gevoel was nieuw voor hem en veranderde zijn hele wereldbeeld. Plotseling was er werkelijk een doel om voor te leven.

Op dit moment had hij behoefte om het aan Simon te vertellen, maar Andreas zou het als eerste horen, nu hij toch zo dichtbij was. Hij kon zich gewoonweg niet inhouden. Als hij dit met niemand kon delen, zou hij knappen.

Voor het eerst in zijn leven voelde hij zich nuttig.

Hij passeerde de haventerminal, met de grote witte boten die hem later op de avond weg zouden voeren van hier.

Voordat hij vertrok, wilde hij nog één keer zijn broertjes en zusje zien. Het kon weleens lang gaan duren voordat de volgende gelegenheid zich zou voordoen. Hij werd warm vanbinnen toen hij aan hen dacht. Andreas was de sterke, de veilige, die er altijd zou zijn. Met Mikaela had hij een sterke verbondenheid gevoeld. Ze had zich voor hem opengesteld, had hem over haar eetstoornissen en haar zelfverminking verteld. De problemen die ze met relaties had gehad en dat ze nooit iemand had durven vertrouwen. Uiteindelijk was het allemaal goed gekomen met haar; ze had een man gevonden die onvoorwaardelijk van haar hield.

Het allerdichtst stond hij bij Simon. Al meteen vanaf het begin had hij een bijzondere band gevoeld met zijn jongste broer. Ze hoorden bij elkaar. Wat hadden ze veel met elkaar gepraat. In het begin was het vooral Simon geweest die naar hem had geluisterd, die precies begreep wat hij bedoelde. Die het in zich opnam, hem hielp en steunde. Luisterde naar alle ellende waarmee hij al die jaren had rondgelopen. Plotseling hoefde hij alles niet meer in z’n eentje te dragen. Hij kon het met iemand delen. De opluchting was onbeschrijfelijk; hij had zijn familie gevonden.

Daarna had de breuk met Katrina plaatsgevonden, en de rollen werden omgedraaid. Hij had zich verbaasd over wat Simon zijn hele jeugd had moeten doorstaan. Helemaal alleen, zonder steun van wie dan ook. Dat had hem het meest getroffen. Hoe kwetsbaar en geïsoleerd de twee broers en zus waren geweest, en dat terwijl ze een moeder en een eigen gezin hadden. Het verdriet had hem lusteloos gemaakt. Daarna was de woede gekomen. Hij moest het in orde brengen. Alles had een bedoeling. Allereerst moest hij Simon redden, die steeds dieper wegzakte in zijn depressie.

De gesprekken die ze regelmatig voerden, hadden hem tot wanhoop gedreven. Om zijn broer af en toe uit het appartement te krijgen waarin hij zich had verschanst, had hij geëist dat ze ten minste één keer in de week bij hem thuis zouden afspreken om gewoon maar te praten. Naarmate het beeld van hun moeder duidelijker werd, groeide de haat in hem, elke dag een beetje meer. De wraakzucht.

Hij had zijn pas gevonden broertje kapot zien gaan, beetje bij beetje. Simon was de enige die er nog niet in geslaagd was om zich te bevrijden. En hoe meer tijd er verstreek, hoe langer de gesprekken werden, des te meer raakte hij ervan overtuigd: er was maar één manier om Simon vrij te maken. Om hem de toegang tot zijn eigen leven te geven waar hij alle recht op had. Hij had de overeenkomsten tussen hen gezien. Er zat een blokkade, diep in hun hart. Een belemmering om het leven te leiden waar zij recht op hadden. Zelf was hij eenenveertig en was er nooit in geslaagd om een relatie in stand te houden.

Het verlangen om Simon van de ondergang te redden werd acuut.

Tegelijkertijd begon zijn broer aan te geven dat hij niet langer wilde leven, waardoor het verlangen nog acuter werd en het proces in een stroomversnelling terecht was gekomen.

Hij slaakte een diepe zucht en liet de lucht langzaam door zijn neus ontsnappen.

Nu zou alles veranderen. Zijn twee broers en zus hadden hem liefdevol hun vertrouwen gegeven, hadden hem doen beseffen dat hij iets waard was, ondanks alles. Dat er ook iemand voor hem zou zijn, zelfs voor hem.

Het echte leven zou eindelijk beginnen. Hij had zijn broer gered, was met zichzelf in het reine gekomen. Hij luisterde of hij sirenes hoorde, maar hoorde niets. Zag geen enkele politieauto op de weg. Hij was niet bang meer.

Bij de boerderij aangekomen parkeerde hij zijn motor en liep snel naar het huis. Hij belde aan. Niemand deed open, de deur was op slot. De honden waren niet buiten op het erf en er klonk geen geblaf in het huis. Andreas’ auto stond niet op de oprit. Dan kon hij maar op één plek zijn.

Hij sprong weer op zijn motor en trok zo snel op dat het grind opspatte.