x

In de loop van die woensdag zorgde Alexander Almlövs dood ervoor dat de aandacht van het moordonderzoek naar de mishandelingszaak verschoof.

Hoewel Knutas niet degene was die de mishandelingszaak onderzocht, kwamen de journalisten toch bij hem, omdat hij de hoogstverantwoordelijke persoon bij de recherche was. Vanwege de hechte vriendschap tussen Alexanders vader en Knutas in het verleden werd de interesse alleen maar aangewakkerd. De hele ochtend was hij druk aan de telefoon.

Tegelijkertijd zeurde in zijn achterhoofd een stemmetje met de vraag of ze het motief voor de moord op Viktor Algård niet moesten zoeken in de mishandelingszaak. De verhoren van de discotheekbezoekers hadden niet veel opgeleverd, behalve dat er meer getuigen van de mishandeling moesten zijn, die zich nog niet gemeld hadden.

Zou het zo kunnen zijn dat iemand in Alexanders nabije omgeving wraak had genomen op de eigenaar van de club? Knutas had verschillende keren gezien hoe Algård zich in de media had uitgesproken over zijn eigen verantwoordelijkheid voor de ruzies onder de jongeren. Steeds had hij de kritiek weggewuifd. Zoiets kon boosheid opwekken bij mensen. Misschien was iemand het uiteindelijk zat geweest.

Nog steeds had hij zelf de club na het misdrijf niet bezocht. Dat zou hij eigenlijk zo snel mogelijk moeten doen. Misschien vanmiddag al.

Hij nam de laatste dingen door met Rylander van de rijksrecherche. De broodmagere commissaris vouwde zich als het ware naar binnen, nam plaats aan de andere kant van het bureau en legde een stapel papieren en een dikke map voor zich op het bureaublad.

‘Ja, nou, dit is niet eenvoudig. Er zijn enorm veel mensen bij betrokken.’

‘Ja, dat begrijp ik,’ zei Knutas meelevend. ‘We hebben twee moorden, die op zich volkomen verschillend zijn, maar ze zijn beide gepleegd in een open ruimte te midden van een menigte feestende mensen. Mensen verhoren die min of meer dronken waren op het moment van het misdrijf, is waarschijnlijk een van de lastigste dingen die er zijn.’

‘Dat kun je wel stellen,’ beaamde Rylander. ‘Dat was ook te verwachten. En de verhoren die tot dusver zijn afgenomen, brengen ons nauwelijks verder. Het interessantste vind ik dit.’

Hij viste een paar papieren uit de map.

‘Een van Algårds naaste collega’s, de barchef, Rolf Lewin, was ook aanwezig bij de opening van het congrescentrum. Hij hielp mee achter de bar.’

‘Meen je dat?’

‘Misschien ook niet zo vreemd. Viktor maakte altijd gebruik van hetzelfde barpersoneel bij verschillende gelegenheden. Maar uit het verhoor bleek dat hij en Viktor het over een aantal zaken niet met elkaar eens waren. Misschien is het de moeite waard om nog een keer met deze barchef te praten.’

‘Wat weet je nog meer over hem?’

‘Een typische overjarige rocker, als je mijn ongecensureerde mening wilt weten. Woont op zichzelf in een tweekamerappartement in Visby, ongetrouwd, geen kinderen. Hij is vijfenveertig jaar, heeft dun haar dat alle kanten op piekt, een ringetje in zijn oor en een sigaret in zijn mondhoek. Zijn rode neus verraadt dat hij er wel eentje lust.’

‘Oké, misschien moet ik hem maar eens opzoeken,’ mompelde Knutas. ‘Verder nog iets?’

‘Niet veel. De twee portiers hebben geen smetteloos verleden, maar niets wijst erop dat ze betrokken zijn geweest bij de moord op Viktor Algård. Bovendien hebben ze allebei een waterdicht alibi.’

‘En dat is?’

‘Ze waren zaterdagavond thuis bij hun vrouw en kinderen, en geen van hen heeft zijn neus buiten de deur gestoken.’

Toen ze klaar waren, was het al één uur, en Knutas’ maag knorde. Het zwemmen van die ochtend droeg bij aan zijn extra eetlust. Hij klopte bij Karin aan en vroeg of ze zin had om mee naar buiten te gaan en ergens te lunchen. Hij had frisse lucht nodig en wilde zijn benen strekken. De lawaaierige kantine was geen aanlokkelijke optie.

’s Winters was de keus aan lunchgelegenheden niet groot, maar café Ringduvan naast de Österport was een gezellige plek. Ze bestelden elk het dagmenu aan de balie en gingen aan een van de tafeltjes buiten zitten. Het was warm in de zon. Karin stak een sigaret op.

‘Rook je weer?’ vroeg Knutas.

‘Moet jij zeggen, jij met je pijp.’

‘Ik steek hem nooit aan.’

‘Dat doe je wel.’

Hij besefte dat Karin alleen maar rookte als ze ergens mee zat.

‘Je hebt me gezegd dat je me bij een andere gelegenheid zou vertellen wat je dwarszit. Is dit die gelegenheid?’

‘O nee, absoluut niet. We moeten het over het werk hebben. Trouwens, eerlijk gezegd weet ik niet of ik er ooit wel met je over kan praten. Het is te groot.’

Knutas legde zijn hand op de hare.

‘Ik ben je vriend, Karin. Vergeet dat niet.’

‘Hoe groot is je vriendschap?’

Hij keek haar niet-begrijpend aan, verbaasd over de vraag.

‘Heel groot. Waarschijnlijk groter dan je denkt.’

‘Oké. Ik zal erover nadenken.’

‘Doe dat.’ Knutas zuchtte. ‘Ik heb het gevoel dat we niet verder komen. Met het moordonderzoek dus,’ verduidelijkte hij, zodat ze niet zou denken dat hij het over hen had. Wat eigenlijk wel zo was.

‘Ja,’ beaamde Karin. ‘Het onderzoek naar de mishandeling heeft nog niets opgeleverd. Niets duidt erop dat het met de moord te maken heeft. Maar het is vreselijk dat de jongen is overleden.’

‘Ik denk aan zijn arme moeder, Ingrid. Gisteravond heb ik met haar gesproken. Ze was natuurlijk enorm aangeslagen. Het moet absoluut het ergste zijn wat je als mens kan overkomen, je kind verliezen.’

Knutas schudde zijn hoofd. Nam een slok van zijn maltbier en keek naar Karin. Ze staarde met een lege blik voor zich uit.

‘Wat is er?’

‘Ik voel me niet lekker. Moet even naar de wc.’

Ze drukte haar sigaret uit, stond wankel op en verdween naar binnen.

Knutas keek haar met een bezorgde blik na.