Siam, vele manen geleden…

Ze zeggen in Siam dat als een man verliefd wordt op een vrouw – hevig, hartstochtelijk, onomkeerbaar verliefd – hij tot alles in staat zal zijn om haar te behouden, haar te behagen en te zorgen dat ze hem meer waardeert dan alle andere mannen.

En ooit was er een prins van Siam, die verliefd werd op een vrouw van zeldzame schoonheid. Hij maakte haar het hof en won haar liefde, maar toch voelde de prins zich een paar dagen voor hun bruiloft – een festijn waarbij de hele natie zou feestvieren, dansen en zich verheugen – niet op zijn gemak.

Hij wist dat hij haar zijn liefde moest bewijzen door een daad die getuigde van zo veel heldenmoed en kracht dat die haar voor altijd aan hem zou binden.

Hij moest iets vinden wat net zo zeldzaam en mooi was als zij.

Na veel nadenken riep hij zijn drie meest getrouwe bedienden bij zich en vertelde hun wat ze moesten doen.

‘Ik heb horen vertellen over de zwarte orchidee die in ons koninkrijk groeit, hoog in de bergen van het noorden. Ik wil dat jullie die voor mij zoeken en naar mijn paleis brengen, zodat ik deze bloem op onze trouwdag aan mijn prinses kan geven. Degene van jullie die me de orchidee als eerste brengt, zal ik belonen met het soort schat dat hem rijk zal maken. De twee die falen, zullen mijn huwelijk niet meer meemaken.’

De harten van de drie mannen waren van afgrijzen vervuld toen ze een buiging maakten voor hun prins, want ze wisten dat ze de dood in de ogen keken. De zwarte orchidee was een mythische bloem.

Net als de met juwelen bezette gouden draken die de voorsteven van de koninklijke boten sierden die hun prins naar de tempel zouden brengen waar hij zijn huwelijksgelofte zou uitspreken tegenover zijn nieuwe prinses, hoorde ze thuis in legendes.

Die avond gingen alle drie de mannen naar huis om afscheid te nemen van hun gezin. Een van hen – in de armen van zijn huilende vrouw gelegen – was echter slimmer dan de andere twee en verlangde er nog minder naar te sterven dan zij.

Tegen de ochtend had hij een plan uitgebroed. Hij vertrok naar de drijvende markt, waar specerijen, zijde… en bloemen te koop werden aangeboden.

Daar kocht hij met wat muntgeld een prachtige orchidee met donker magenta en roze bloemblaadjes. Daarna liep hij met zijn plant langs de smalle klongs, de kanalen van Bangkok, tot hij de schrijver vond, die tussen zijn schriftrollen in de donkere, vochtige werkkamer achter in zijn winkel zat.

De schrijver had ooit in het paleis gewerkt en daar kende de bediende hem van, maar zijn werk was onwaardig bevonden vanwege de onvolkomenheden in zijn schrift.

Sawadee krup, schrijver.’ De bediende zette de orchidee op de schrijftafel. ‘Ik heb een opdracht voor u en als u me helpt, kan ik u rijkdom aanbieden waar u alleen maar van kunt dromen.’

De schrijver, die sinds zijn dagen in het paleis slechts met moeite wist rond te komen, keek de bediende belangstellend aan. ‘Hoe dan wel?’

De bediende wees naar de bloem. ‘Ik wil dat u uw vaardigheden met inkt gebruikt om de bloemblaadjes van deze orchidee zwart te kleuren.’

De schrijver keek fronsend naar de bediende en bestudeerde toen de plant. ‘Ja, het is mogelijk, maar als er nieuwe bloemen komen, zullen die niet zwart zijn en zult u ontdekt worden.’

‘Als er nieuwe bloemen aan komen, zijn u en ik al kilometers ver weg en leiden we een leven als de prins die ik dien,’ antwoordde de bediende.

De schrijver knikte langzaam terwijl hij erover nadacht. ‘Kom bij het vallen van de avond terug en u hebt uw zwarte orchidee.’

De bediende ging terug naar huis, zei tegen zijn vrouw dat ze hun schamele bezittingen moest inpakken, beloofde haar dat ze alles zou kunnen kopen wat haar hart begeerde en dat hij ver weg een prachtig paleis voor haar zou bouwen.

Die avond ging hij terug naar de winkel van de schrijver en hij hapte verrukt naar adem toen hij de zwarte orchidee op diens schrijftafel zag staan.

Hij bestudeerde de bloemblaadjes en zag dat de schrijver uitstekend werk had geleverd.

‘Het is droog,’ merkte de schrijver op, ‘en de inkt zal niet afgeven op onderzoekende vingers. Ik heb het uitgetest. Probeert u het maar.’

De bediende deed dat en zag dat er geen inkt aan zijn vingers kwam.

‘Ik kan alleen niet zeggen hoelang het zal houden. Vocht uit de plant zelf zal de inkt doen verbleken. En natuurlijk mag ze nooit aan regen worden blootgesteld.’

‘Deze is goed genoeg,’ zei de bediende met een knikje, en hij pakte de plant op. ‘Ik ga naar het paleis. Kom om middernacht naar de rivier, dan ontvangt u uw deel.’

Op de avond van het huwelijk van de prins met de prinses en nadat hij die vreugdevolle dag had gedeeld met zijn koninkrijk stapte hij zijn privévertrekken binnen.

De prinses stond buiten op het terras en keek neer op de rivier de Chao Phraya, die nog steeds werd verlicht door de weerspiegelingen van het vuurwerk dat werd afgestoken om haar vereniging met de prins te vieren. Hij ging naast haar staan.

‘Mijn enige liefde, ik heb iets voor je, iets wat jouw uniciteit en volmaaktheid symboliseert.’

Hij gaf haar de zwarte orchidee in een massief gouden pot die was bezet met juwelen.

De prinses keek naar de nachtzwarte blaadjes van de bloem, die gebukt leken te gaan onder het gewicht van de kleur van haar soort. Ze zag er vermoeid, verzwakt en onheilspellend uit in haar onnatuurlijk donkere kleurnuance.

De prinses wist echter wat ze vast had… wat het betekende en wat hij voor haar had gedaan.

‘Mijn prins, ze is prachtig! Waar hebt u deze gevonden?’ vroeg ze.

‘Ik heb het hele koninkrijk afgezocht. Ik weet zeker dat er zo geen tweede is, net zoals er niemand is als jij.’ Hij keek haar aan, met alle liefde die hij voor haar voelde in zijn ogen.

Ze zag de liefde en streelde zacht zijn gezicht, hoopte dat hij wist dat zij zijn liefde beantwoordde en dat altijd zou blijven doen.

‘Dank u, de bloem is heel erg mooi.’

Hij nam haar hand bij zijn wang vandaan en kuste haar vingers, overweldigd door het verlangen haar volledig te bezitten. Dit was zijn huwelijksnacht en hij had lang gewacht. Hij nam de orchidee van haar over, zette die op het terras, nam haar in zijn armen en kuste haar.

‘Ga mee naar binnen, mijn prinses,’ mompelde hij in haar oor.

Ze liet de zwarte orchidee op het terras staan en volgde hem de slaapkamer in.

Net voor het ochtendgloren stond de prinses op uit hun bed en liep naar buiten om de eerste ochtend van hun nieuwe leven samen te begroeten. Aan de ondiepe plassen zag ze dat het die nacht had geregend. De nieuwe dag kwam tot leven, al ging de zon nog deels schuil achter de bomen aan de andere kant van de rivier.

Op het terras stond een roze met magentakleurige orchidee in dezelfde gouden pot die haar prins haar had geschonken.

Glimlachend raakte ze de blaadjes aan, gereinigd en weer gezond door de regen, en zo veel mooier dan dezelfde zwarte orchidee die hij haar de avond tevoren had gegeven. Het plasje water eromheen was vaag grijs verkleurd.

Toen begreep ze het en ze pakte de bloem, snoof de heerlijke geur op en overdacht wat ze moest doen: was het beter de waarheid te vertellen en hem pijn te doen, of te liegen om hem te beschermen?

Een paar minuten later liep ze terug de slaapkamer in en kroop ze weer in de armen van haar prins.

‘Mijn prins,’ zei ze zacht toen hij wakker werd, ‘mijn zwarte orchidee is vannacht gestolen.’

Hij ging meteen geschokt rechtop zitten, klaar om de paleiswachters te roepen. Ze kalmeerde hem met een glimlach.

‘Nee, mijn liefste, ik geloof dat hij ons slechts voor één nacht gegeven was, de nacht dat wij een werden, onze liefde tot bloei kwam en ook wij onderdeel werden van de natuur. We mogen niet aannemen dat zoiets magisch alleen ons zou kunnen toebehoren… en bovendien zou de orchidee verwelken en afsterven… en dat had ik niet kunnen verdragen.’ Ze pakte zijn hand en kuste die. ‘Laten we geloof hechten aan haar macht in de wetenschap dat haar schoonheid ons heeft gezegend tijdens de eerste nacht van ons leven samen.’

De prins dacht een poosje na. En omdat hij met heel zijn hart van haar hield en hij zo blij was dat ze nu helemaal de zijne was, riep de prins zijn wachters niet.

En terwijl hij ouder werd en hun vereniging vruchtbaar was en werd gezegend met een kind dat die nacht was verwekt, en daarna nog vele meer, geloofde hij de rest van zijn leven dat de mystieke zwarte orchidee hen had gezegend met haar magie, maar hen niet had toebehoord.

De ochtend na het huwelijk van de prins en de prinses zat een arme visser aan de oever van de Chao Phraya, een paar honderd meter stroomafwaarts van het koninklijk paleis. Zijn lijn was de afgelopen twee uur leeg gebleven. Hij vroeg zich af of het vuurwerk van de vorige avond de vissen naar de bodem van de rivier had verdreven. Hij zou niets hebben om te verkopen en zijn grote gezin zou honger lijden.

Toen de zon tot boven de bomen aan de andere kant van de rivier klom en haar gezegende licht op het water liet schijnen, zag hij iets glinsteren tussen het groene wier dat langs de oever groeide. Hij liet zijn hengel vallen en waadde het water in om het te pakken. Hij greep het snel beet en droeg het met wier bedekte voorwerp naar de kant.

En hij was verbijsterd over wat hij zag toen hij het wier had verwijderd.

De pot was van massief goud en bezet met diamanten, smaragden en robijnen.

Hij vergat zijn vishengel, stopte de pot in zijn mand en vertrok naar de juwelenmarkt in de stad, in het vreugdevolle besef dat zijn gezin nooit meer honger zou lijden.