33

BANGKOK

1945

Toen Harry bij bewustzijn kwam was hij in de war; hij had het vreemde gevoel dat hij een hele tijd ongestoord had doorgeslapen. Hij was het gewend voortdurend van houding te moeten veranderen omdat de pijn in zijn heupbeen, dat op het geïmproviseerde bed rustte dat hij voor zichzelf had weten te bemachtigen, hem dwong zich om te draaien. Hij herinnerde zich ook niet dat hij wakker was geworden om de steeds terugkerende muskieten weg te jagen of om over de pijnlijke beet van een rode mier te wrijven.

En hij voelde niet het plakkerige zweet waar zijn magere lijf bij het ontwaken gewoonlijk mee was bedekt. Hij voelde zich zelfs koel, maar misschien verbeeldde hij zich de lichte bries die zachtjes over zijn gezicht leek te strijken.

Om kort te gaan, hij voelde zich comfortabel. Een gevoel dat hij zich nauwelijks herinnerde.

Hij vroeg zich af of hij hallucineerde. Tijdens de lange drieënhalf jaar van zijn gevangenschap had hij vaak over Wharton Park en over de vreemdste dingen gedroomd, zoals zijn vader die hem een blikje sardientjes gaf, of dat hij in het koele, schone water van de fontein in zijn moeders tuin sprong, en van Olivia, die zijn zoon voor hem omhooghield.

Maar meestal gingen zijn dromen over eten. De andere mannen en hij hadden veel lange, klamme avonden over hun moeders beste recepten gediscussieerd. Het had hen gezond van geest gehouden, als je die term tenminste kon gebruiken voor de mensen in de Changi-gevangenis.

Er was zowel mentaal als fysiek niet veel meer van hen over en Harry verbaasde zich er elke ochtend weer over dat hij nog leefde. En soms wenste hij dat dat niet zo was.

Hij besloot zijn ogen dicht te houden en te genieten van het comfort terwijl hij bedacht hoe wonderlijk het was dat zijn lichaam bestand was geweest tegen uithongering en het soort lichamelijke inspanning dat een gezonde man in een gematigd klimaat al te veel zou worden, laat staan in deze afschuwelijke hitte. Veel van de anderen hadden het niet gered: meer dan duizend waren er op het kerkhof van Changi begraven, en bij tijd en wijle had hij hen hun eeuwige rust benijd. Tijdens de terugkerende aanvallen van dengue – ook wel knokkelkoorts genoemd, vanwege de hevige pijn in de ledematen die het veroorzaakte – had Harry verwacht zich elk moment bij hen te zullen voegen. Maar vrouwe Fortuna – als je het tenminste een geluk wilde noemen om hier nog een dag langer in leven te blijven – was met hem geweest. Tot dusver had hij het overleefd.

Harry begreep nu dat leven en dood voor een groot deel op toeval berustten: veel van de mannen met wie hij het kamp binnen was gekomen waren lichamelijk sterker geweest dan hij. Toch had hij ze als pasgeboren kuikens geveld zien worden door malaria en dysenterie. Het dieet van rijst en thee zonder melk of suiker, zo nu en dan aangevuld met een paar ons rijstvliezen, compleet met maden voor de proteïnen, vereiste een inwendige motor van het sterkste kaliber. En het bleek dat Harry – hoewel geen geboren soldaat en lange tijd bang dat hij ‘geen man was’ – over de juiste genen beschikte om een dergelijke plaats te overleven.

Aangezien hij inmiddels al een poosje wakker was – of althans dat gevoel had – en nog steeds comfortabel lag, probeerde Harry zijn gedachten op een rijtje te zetten en zich de gebeurtenissen van de afgelopen paar dagen voor de geest te halen.

Hij wist nog vaag dat hij met hoge koorts in het ziekenhuis van Changi lag. Ook dacht hij een vertrouwd gezicht te hebben gezien dat op hem neerkeek; Sebastian Ainsley, zijn oude vriend van Eton, die nu voor zijn vaders scheepvaartmaatschappij in het Verre Oosten werkte. Hij meende zich te herinneren dat hij op een stretcher achter op een vrachtwagen was gebonden.

De voortdurende stilte, het lichamelijk welbehagen en de schone geur deden vermoeden dat er echt iets veranderd was. Misschien had hij eindelijk de geest gegeven en was dit de hemel. Harry besloot zijn ogen open te doen om het te controleren.

De zuiver witte wanden, enigszins wazig door de klamboe, vormden een scherp contrast met de donkere, vochtige en uitermate smerige houten hutjes met de vreselijke stank van ongewassen lijven.

Toen zag hij een vrouw – een vrouw! – ook in het wit, zijn bed naderen.

‘Zo, kapitein Crawford, dus we hebben besloten wakker te worden? Het werd tijd ook. Mond open, alstublieft.’

Voor Harry iets kon zeggen, werd er een thermometer onder zijn tong gestoken. De vrouw pakte zijn dunne pols tussen haar zachte vingers en controleerde zijn hartslag.

‘Veel beter,’ zei ze met een goedkeurend knikje, gevolgd door een glimlach. ‘U hebt zeker geen idee waar u bent?’

Hij schudde zijn hoofd, omdat hij door de thermometer niet kon praten.

‘U bent in Bangkok, in een particulier ziekenhuis. Ze wilden u in het staatsziekenhuis niet hebben. Het laatste wat ze daar nodig hebben is nog meer dengue. Dus heeft uw aardige vriend, meneer Ainsley, u hierheen gebracht. Hij zal u straks wel komen bezoeken. Tot dusver is hij nog elke dag bij u komen kijken.’

De thermometer werd uit zijn mond gehaald. Harry likte aan zijn lippen en probeerde te slikken, maar zijn keel was erg droog.

‘Mag ik een glas water?’ vroeg hij schor.

‘Natuurlijk. Ik zal u eerst rechtop zetten.’ De vrouw pakte Harry onder zijn oksels en trok hem overeind. Hij probeerde mee te werken, maar het zweet drupte van zijn voorhoofd door de inspanning.

‘Zo is het prima.’

De vrouw – een verpleegster, besefte Harry nu – hield een glas water met een rietje erin onder zijn mond. ‘Drink het langzaam op. Uw maag heeft de afgelopen dagen niets te verwerken gekregen. We moesten u een poosje intraveneus voeden omdat uw koorts maar niet wilde zakken.’ De verpleegster keek op de thermometer. ‘Het goede nieuws is, dat hij nu wel gezakt is. We waren even bang dat we u kwijt zouden raken, maar u bent kennelijk sterker dan we dachten.’

Harry probeerde de spieren in zijn keel tot slikken te bewegen en bedacht dat hij zich nog nooit zo zwak had gevoeld.

‘U kunt trots op uzelf zijn, jongeman,’ zei de verpleegster glimlachend. ‘U hebt het doorstaan. Niet alleen de oorlog, maar ook die hel van het kamp in Singapore waar we zo veel over hebben gehoord. Word maar gauw beter, dan kunt u terug naar Engeland. Wat zegt u daarvan?’

Harry liet zich zwak en duizelig weer in de kussens zakken. Het was te veel om in een keer te bevatten. Nu hij erover nadacht herinnerde hij zich wel dat hij had gehoord dat de jappen zich hadden overgegeven en dat het kamp bevrijd zou worden. Maar na jaren van geruchten hadden hij en de andere gevangenen het nauwelijks durven geloven.

‘Hebben we gewonnen? Is het waar? Is het voorbij?’ De korte staccato zinnetjes waren alles wat hij kon uitbrengen.

‘Ja, kapitein Crawford. Het is voorbij. U bent een vrij man. Nu stel ik voor dat u een uurtje gaat rusten, dan breng ik u daarna kippensoep voor de lunch.’

Kippensoep… in Changi had iedereen naar kip verlangd. Als iemand een levende kip wist te bemachtigen voor de eieren, duurde het nog geen vierentwintig uur of die belandde in iemands stoofpot. Harry zuchtte. Na jaren over zo’n gerecht te hebben gedroomd, vond hij het jammer dat hij zo weinig eetlust had.

‘Dank u,’ antwoordde hij met een hese stem die nog steeds niet de zijne was.

De verpleegster liep naar de deur. ‘Tot straks.’

Harry keek haar na en ging toen liggen mijmeren over het bijzondere feit dat hij als hij daar de kracht voor had gehad uit bed zou kunnen komen en haar achterna zou lopen; door de deur, de gang door en het ziekenhuis uit. Hij zou buiten kunnen blijven staan zo lang hij wilde en er zou niemand een geweer op hem richten. Daarna zou hij de straat door kunnen lopen, fluitend als hij dat wilde, en niemand zou ook maar enige notitie van hem nemen. Het was een idee dat elk geloof tartte.

Vijf minuten later werd er op zijn deur geklopt en verscheen er een vertrouwd kaal hoofd en een bril met jampotglazen.

‘Harry, ouwe jongen, wat fantastisch dat je bij bewustzijn bent! We waren ontzettend bang dat je bij de laatste horde nog zou struikelen, zogezegd, en dat zou echt vreselijk zonde zijn geweest.’

‘Pech gehad, Sebastian,’ zei Harry hees, ‘zoals je ziet ben ik nog springlevend.’

‘En dat vind ik geweldig. Changi schijnt heel erg te zijn geweest, te oordelen naar wat ik tijdens mijn missie van barmhartigheid heb gezien.’

‘Hoe wist je dat ik daar was?’ vroeg Harry.

‘Je moeder schreef me dat je daar gevangenzat. En toen ik hoorde dat Changi bevrijd zou worden dacht ik dat ik je als relatief plaatselijke bewoner toch op z’n minst kon verwelkomen en je misschien mijn hulp aanbieden. Natuurlijk verwachtte ik niet je in zo’n slechte toestand aan te treffen. Ik moest een Maleier omkopen om je naar de Thaise grens te brengen, waar mijn auto met chauffeur op ons wachtte.’

‘Ik ben heel blij dat je bent gekomen,’ zei Harry.

‘Het stelde niets voor. Dat doen oude vrienden toch voor elkaar?’ zei Sebastian blozend. ‘Bovendien was het de enige keer dat ik te zien kreeg wat er gebeurd was. Er waren wat hachelijke momenten op de terugweg. Het was een chaos in Singapore. Ik heb er nog over gedacht daar ergens te stoppen omdat je zo vreselijk ziek was, maar de ziekenhuizen waren overvol. Ik kon niet anders dan bidden dat je het zou volhouden tot Bangkok, waar ik fatsoenlijke medische hulp voor je kon zoeken.’

‘Dank je,’ kraste Harry hijgend.

‘Het is hier in Thailand trouwens ook verdomd erg geweest,’ zei Sebastian. ‘De jappen namen het land over. En ze voerden een behoorlijk indrukwekkende show op. Ze kwamen aanvankelijk met hele hordes in burgerkleren, deden zich voor als arbeiders voor de nieuwe fabrieken die hier werden gebouwd. Ze liepen overal foto’s te maken, alsof ze toeristen waren. En de dag dat ze hun slag sloegen, zetten ze hun vrouwen en kinderen buiten de gevarenzone op boten voor de kust terwijl de jappen hun uniformen aantrokken en in alle steden in het land hun huizen uit kwamen. De foto’s waren kennelijk naar het hoofdkwartier in Tokio gestuurd zodat ze konden bepalen waar ze hun troepen moesten stationeren om het land in bedwang te houden.’

‘Mijn god,’ hijgde Harry, ‘hebben ze dat echt gedaan?’

‘Zeker,’ beaamde Sebastian. ‘Je moet ze nageven dat hun organisatie feilloos was. En natuurlijk waren ze door het verrassingselement onstuitbaar. Ze wilden Thailand voor een onbelemmerde doorgang van Birma naar Malakka. En de Siamezen, of Thai, zoals we ze nu moeten noemen, werden gedwongen Groot-Brittannië en Amerika de oorlog te verklaren.’

‘Dat wist ik niet,’ antwoordde Harry zwakjes.

‘Nou, het stelde ook niet veel voor, maar de afgelopen twee jaar hebben allerlei vervelende gele mannetjes hier de dienst lopen uitmaken. Ik zal in elk geval blij zijn als ze vertrokken zijn. Ze trekken momenteel in groten getale uit Bangkok weg, ofwel het hoofd gebogen of in de Chao Phraya dobberend. Opgeruimd staat netjes als het om die kleine klootzakken gaat!’

Harry knikte instemmend.

Sebastian trok een stoel naast het bed en ging zitten. ‘Ik weet dat je door een hel bent gegaan, ouwe jongen. Zodra je fit genoeg bent, zetten we je op een boot naar huis, eerste klas natuurlijk,’ zei hij grinnikend. ‘Dan kun je terug naar het groene gras van Engeland. Of wat daarvan over is nadat de moffen er hun bommen op hebben laten vallen.’

‘Ik heb heel weinig gehoord van wat daar gebeurd is,’ wist Harry te fluisteren.

‘Het enige wat je nu hoeft te weten is dat we hebben gewonnen, dat je ouders en Olivia allemaal gezond en fit zijn en niet kunnen wachten tot je naar huis komt.’

‘Goed nieuws,’ mompelde hij, terwijl Sebastian naar voren kwam om hem te verstaan. ‘Ik heb in Changi alleen brieven gehad van mijn moeder, niet van mijn vrouw.’

Sebastian trok een wenkbrauw op. ‘Ik weet zeker dat Olivia je ook heeft geschreven, maar er werd heel streng gecensureerd.’

‘Is ze? Ben ik…?’ Harry zuchtte. ‘Mijn moeder zei niets over de baby. Olivia was zwanger toen ik vertrok. Weet je iets?’ hijgde hij.

Sebastian zweeg even terwijl hij bedacht hoe hij het het beste tegen Harry kon zeggen.

‘Sorry, ouwe jongen,’ zei hij toen bruusk. ‘Stomme pech, neem ik aan. Een miskraam, kennelijk. Maar je kunt nu gauw terug naar huis en nog een heel stel kinderen verwekken. En het genoegen hebben om ze zelf groot te zien worden.’

Harry deed even zijn ogen dicht om het nieuws te laten bezinken. Het hele idee van terugkeren naar Wharton Park was hem zo vreemd dat hij het niet kon bevatten.

‘Maar goed, beste kerel, je bent teruggekeerd uit de dood. Dus dit is niet het moment om te piekeren over wat had kunnen zijn,’ troostte Sebastian hem. ‘Zodra het mogelijk is haal ik je hier weg. Volgens mij heb je voor de rest van je leven genoeg instellingen vanbinnen gezien. Dus zorg maar dat je zo snel mogelijk beter bent en op krachten komt. Dan kan ik je laten zien dat het leven ook best plezierig kan zijn, vooral hier in Bangkok.’

‘Ik zal mijn best doen, Sebastian, dat beloof ik.’

‘Zo mag ik het horen, ouwe jongen,’ zei Sebastian, en hij stond op. ‘Ik kom morgen weer even bij je kijken, rond elf uur. En ik zal een telegram naar Wharton Park sturen om ze te laten weten dat je aan de beterende hand bent.’

‘Dank je.’

Sebastian knikte en liep naar de deur. ‘Word gauw beter, oké? Toedeloe.’

Harry knikte terug en schonk Sebastian een flauwe glimlach voor de deur dichtging. Hij ging achterover liggen, teleurgesteld dat hij zich niet euforisch voelde nu hij eindelijk vrij was. Hij vermoedde dat hij gewoon te moe was en eerst moest herstellen van zijn ziekte. En dat zijn herwonnen vrijheid daarom een beetje als een teleurstelling voelde.

Niemand in de Changi-gevangenis had er echt over nagedacht hoe het zou voelen om weer vrij te zijn. Ze hadden het alleen over thuis, over familie en over eten. Alleen al de gedachte aan die dingen had hen op de been gehouden en hoop gegeven. Harry had een paar kerels gezien die het hadden opgegeven; ze hadden zich opgehangen aan wat ze maar hadden kunnen vinden – sokken, restjes laarsveter, stroken kleding.

Heel even verlangde Harry terug naar het vertrouwde van Changi; naar de routine, het gedeelde lijden en de gedeelde doelen, en het begrip voor elkaars toestand.

Had de ervaring hem voor altijd veranderd? Kon hij ooit nog terug naar een normaal leven?

Harry viel in slaap met de hoop dat hij positiever gestemd zou zijn wanneer hij wakker werd.

Een week later werd Harry gezond genoeg bevonden om het ziekenhuis te verlaten. Sebastian kwam hem ophalen in een Rolls-Royce die zijn vader twintig jaar geleden naar Bangkok had verscheept.

Toen ze het ziekenhuis uit liepen, genoot Harry even van het gevoel ergens weg te gaan. Het was voor het eerst in drieënhalf jaar dat hij dat bewust deed. Sebastians Thaise chauffeur opende respectvol het portier en hielp hem op de achterbank. Sebastian ging naast hem zitten. Ze reden door de drukke straten. Hun chauffeur claxonneerde telkens wanneer fietstaxi’s, ossen of een stel olifanten opstoppingen veroorzaakten.

Voor het eerst sinds hij met zijn bataljon de Duchess of Athol af was gemarcheerd, het schip dat het vijfde Royal Norfolks naar Singapore had gebracht, kon Harry de exotische sfeer bekijken met belangstelling in plaats van angst.

‘De beste manier om de stad te bezichtigen is per boot, over de smalle kanalen die ze klongs noemen,’ zei Sebastian. ‘De mensen wonen in huizen die op palen in de rivier staan. Zeer eigenaardig. Misschien kunnen we voor je teruggaat naar huis een keer een bootje huren, dan kan ik het je laten zien. Er is ook een aantal magnifieke tempels. Ah, we zijn er. Stop hier maar, chauffeur, Giselle verwacht ons.’ Sebastian wendde zich tot Harry. ‘Harry, beste kerel, welkom in het Oriental Hotel.’

Harry zag maar weinig toen hij door de lobby werd geleid en Sebastian met de vrouw sprak die Giselle heette en die kennelijk het hotel runde. Hij voelde zich uitgeput en overbelast en de autorit door de drukke straten had hij als claustrofobisch ervaren. Terwijl de Thaise portier, die geen bagage hoefde te dragen omdat Harry geen bezittingen had, hem voorging door de gang vroeg hij zich af of hij de rest van zijn leven last zou houden van claustrofobie.

De tijd die hij had doorgebracht in de Selarang-barakken was in zijn geheugen gegrift. De jappen hadden toen iedereen op de binnenplaats laten aantreden omdat de Britse officieren weigerden een verklaring te ondertekenen dat ze niet zouden ontsnappen. Selarang was gebouwd voor duizend mannen en er zaten achttienduizend Changi-gevangenen. Ze hadden twee dagen in de brandende zon op het terrein gestaan, zo dicht op elkaar gepakt dat je niet eens je hand omhoog kon brengen om aan je neus te krabben. En ’s nachts hadden ze tegen elkaar aan op de betonnen vloer moeten slapen – sardientjes in een blikje hadden nog meer comfort en ruimte.

Om de mannen te behoeden voor wat gezien de vreselijke omstandigheden al snel op een dysenterie-epidemie met duizenden doden zou uitdraaien, had kolonel Holmes, commandant van de troepen in Changi, onder dwang de verklaring ondertekend.

Harry had sindsdien voortdurend nachtmerries en hij wist dat de ervaring hem vreselijk bang had gemaakt voor grote menigtes.

De portier opende de deur van zijn kamer en Harry merkte tot zijn genoegen dat die aangenaam koel was, met luiken voor de ramen, een klamboe boven het bed en eenvoudig maar comfortabel meubilair. Hij gaf de man de laatste paar cent die hij had, sloot de deur achter hem, liep naar het bed en ging erop liggen, blij dat hij ruimte en rust had.

Toen Harry een paar uur later wakker werd, dacht hij dat het avond was, maar toen hij op het klokje naast het bed keek, zag hij dat het amper vier uur was. De luiken hadden zijn kamer in duisternis gehuld. Hij stond op en deed ze open en keek verrukt naar het uitzicht: voor hem lag een groot groen gazon met hier en daar gemakkelijke stoelen en parasols. Daarachter een rivier van misschien wel dertig meter breed, waar houten bootjes op deinden. De schoonheid en openheid van het uitzicht brachten tranen in Harry’s ogen.

De kraan boven de kleine wasbak in de hoek van de kamer gaf maar een dun straaltje water, maar voor hem was het nectar nadat hij zich jaren alleen maar had kunnen wassen wanneer het regende. Harry trok het shirt en de broek aan die Sebastian hem had gegeven tot hij zelf kleren kon kopen. Hij had moeite om de broek over zijn ‘rijstbuik’ te krijgen, iets waar alle gevangenen last van hadden. Ze hadden geschertst dat ze er allemaal uitzagen of ze negen maanden zwanger waren. Toen ging hij op pad naar het terras dat uitkeek over de rivier.

Eenmaal daar installeerde hij zich in een stoel onder een parasol. Meteen stond er een Thais jongetje naast hem. ‘Zal ik u thee serveren, meneer?’

Harry modest bijna hardop lachen. Waar hij vandaan kwam zou de gedachte dat iemand je thee serveerde absurd geweest zijn, vooral als je ook nog in een comfortabele stoel onder een parasol zat.

‘Graag. Dat zou geweldig zijn,’ antwoordde hij, en de jongen liep weg om het te regelen.

Misschien, dacht Harry, moest hij er maar aan wennen dat alles wat normaal was abnormaal zou lijken tot hij aan zijn vrijheid gewend was. En misschien moest hij ook accepteren dat niemand, afgezien van degenen die daar samen met hem hadden gezeten, ooit zou begrijpen wat hij had doorgemaakt.

‘Meneer, uw thee, met melk en suiker.’ De jongen zette het dienblad op het tafeltje naast hem.

Harry moest zich inhouden om niet op de suikerpot af te duiken en de hele inhoud in zijn mond te schudden. Het was voor het eerst in drieënhalf jaar dat hij suiker zag.

Sebastian kwam een halfuur later bij hem zitten, toen de zon boven de rivier begon te zakken. Hij bestelde een gin-tonic voor zichzelf en voor Harry ook een, hoewel die hem liet staan nadat hij eraan geroken had. Alcohol was ook iets wat hij niet meer had geproefd sinds hij uit Engeland was vertrokken. En in zijn huidige toestand zou hij meteen achteroverslaan.

‘Trouwens, voor ik het vergeet, ik geloof dat dit van jou is.’ Sebastian legde een klein, in leer gebonden dagboekje op de tafel. ‘Toen ze je in het ziekenhuis in Bangkok uittrokken wat er nog over was van je kleren, vond de verpleegster dit in je lange onderbroek.’ Sebastian trok een wenkbrauw op. ‘Ze gaf het mij in bewaring.’

Het was het dagboek dat Harry vlijtig had bijgehouden sinds zijn boot van de Engelse kust was weggevaren. Als de jappen het in de Changi-gevangenis hadden gevonden, had dat zijn dood kunnen betekenen. Daarom had hij het op zijn lichaam verborgen door een geïmproviseerde zak in zijn ondergoed te naaien. Elke avond zijn gedachten en gevoelens opschrijven was een van de dingen die hem hadden geholpen te overleven.

‘Dank je, Sebastian. Ik ben je er dankbaar voor, al betwijfel ik of ik het in de nabije toekomst in zal kijken om herinneringen op te halen.’

‘Nee. Wel, beste jongen, er vertrekt over drie weken een boot die je vrij comfortabel naar Felixstowe en naar huis zal brengen. Je moest je familie maar een telegram sturen om ze te laten weten dat je die boot neemt. Ik weet zeker dat ze er allemaal bij willen zijn om je te begroeten als hij aanmeert,’ zei Sebastian glimlachend.

‘Dat klinkt fantastisch, en bedankt dat je het geregeld hebt, maar vind je het goed om een andere keer over toekomstplannen te praten? Dit is mijn eerste echte avond in vrijheid en daar wil ik gewoon van genieten.’

‘Natuurlijk, natuurlijk, ouwe kerel! Er is geen haast bij. Ik dacht alleen dat je graag zo snel mogelijk zou vertrekken,’ legde Sebastian uit.

‘We hebben het er morgen over,’ antwoordde Harry. ‘Vertel me nu eens alles over deze prachtige stad.’

‘Het verbaast me nogal dat je niet meer belangstelling hebt voor wat er in Engeland is gebeurd,’ merkte Sebastian later bij het eten op terwijl hij zich aan een grote Australische steak te goed deed. Harry keek naar zijn eigen steak, zag het bloed eruit druppen en wist dat hij hem niet weg zou kunnen krijgen. Beschaamd bestelde hij in plaats daarvan een kom bouillonrijst.

‘Het interesseert me natuurlijk wel, Sebastian,’ zei Harry, ‘maar ik heb het gevoel dat ik pas een paar uur vrij ben. En ik wil vanavond gewoon niet over de oorlog praten.’

Sebastian keek hem door zijn dikke brillenglazen aan en knikte begrijpend. ‘Te vroeg, beste kerel, te vroeg. Morgen stuur ik mijn kleermaker naar je toe om je een complete set burgerkleding aan te meten. De kleermakers hier zijn fantastisch met naald en draad. Hij maakt alles voor je wat je wilt.’

‘Dat is erg vriendelijk van je, maar ik weet nauwelijks wat er in de mode is.’

‘Volgens mij is er niet zo veel veranderd. Ik betwijfel of de mannen thuis rokken dragen, zoals hier.’ Sebastian grinnikte.

‘Ik neem aan dat ik officieel mijn uniform zou moeten dragen tot ik gedemobiliseerd ben,’ zei Harry. ‘Maar alles wat daar in Changi nog van over was, was een met tentdoek opgelapte korte broek en een sok.’

‘Het lijkt me dat je daar niet over in hoeft te zitten. De autoriteiten hebben genoeg aan hun hoofd met het terughalen van duizenden krijgsgevangenen. En als ik jou was zou ik dit als vakantie beschouwen. Volgens mij heb je dat wel verdiend, beste jongen. En zodra je fit genoeg bent, zal ik je wat van de stad laten zien, oké? De meisjes hier zijn… hoe zal ik het zeggen? Minder gespannen dan de meisjes thuis.’ Sebastians wenkbrauwen kwamen boven zijn bril uit. ‘Je bent vast nog uitgeput door je beproevingen. Was het erg… bloederig?’

‘Onvoorstelbaar,’ antwoordde Harry botweg. ‘En ik had nog geluk. Ik was officier en ik werd iets beter behandeld dan de mannen. Plus, ik kon pianospelen, waar de jappen nogal bewondering voor hadden. Ze riepen me vaak naar hun kwartier om voor hen te spelen.’ Harry zuchtte. ‘De piano heeft in feite mijn leven gered.’

Sebastians gezicht klaarde op. ‘Natuurlijk! Ik was door al het andere je talent helemaal vergeten. Ik zal eens met Giselle praten. Ze is van plan een kleine bar op te zetten voor alle expats, en ze zoekt bandleden. Als ze de komende dagen een stel mensen bij elkaar kan krijgen, kunnen jullie misschien samen voor ons spelen.’

‘Misschien,’ mompelde Harry neutraal. ‘Ik vraag me af hoe het met Bill is.’

Sebastian fronste om de plotselinge verandering van onderwerp. ‘Wie is Bill in godsnaam?’ vroeg hij.

‘Hij was mijn sergeant in het bataljon. Hij kwam ook van Wharton Park en hij is samen met mij gevangengenomen. Hij heeft mijn leven gered tijdens de val van Singapore en hij kwam me in het Changi-hospitaal altijd opzoeken als ik weer een aanval van knokkelkoorts had. Ik wil graag weten of hij veilig thuis is. Ik stuur wel een telegram naar Wharton Park om het te vragen.’ Harry raakte vermoeid. ‘Sorry, Sebastian, maar ik ben uitgeput en ik moet gaan slapen.’

‘Natuurlijk,’ zei Sebastian. ‘Ga maar naar je kamer om een nacht goed te slapen, dan is mijn kleermaker morgen om tien uur bij je.’

Harry stond op. Zijn benen trilden. ‘Ik ben je echt heel dankbaar voor alles, Sebastian. Je moet me maar laten weten hoeveel ik je schuldig ben, dan laat ik het geld wel uit Engeland overmaken.’

‘Beschouw het maar als mijn bijdrage aan de oorlogsinspanningen.’ Sebastian wuifde het onderwerp financiën achteloos weg. ‘Geen dank, blij dat ik kan helpen.’

Harry wenste hem goedenacht en liep langzaam naar zijn kamer. Hij verheugde zich erop zijn pijnlijke botten te ruste te leggen tussen frisse, schone witte lakens, onder de verkoeling van een plafondventilator. Hij kroop in bed en het enige wat hij zich nog afvroeg voor hij in slaap viel, was waar zijn vriend Bill was.