7

De volgende morgen belde Julia Elsie. De oude dame vond het heerlijk iets van haar te horen, waardoor Julia zich er nog schuldiger over voelde dat ze niet eerder de moeite had genomen om haar op te zoeken, en ze sprak af dat ze die zaterdag naar Southwold zou rijden voor de thee. Daarna kleedde ze zich aan, trok haar jas aan en ging op weg naar de kassen van Wharton Park, blij dat ze een bestemming had en niet weer een hele dag in de eenzaamheid van het huisje hoefde door te brengen.

Het feit dat ze de stilte thuis zoveel moeilijker te verdragen vond dan voorheen, zag ze als een goed teken. Maar wilde ze niet gek worden door de leegte van haar dagen, dan hield dat ook in dat het tijd was om plannen te maken voor de toekomst.

Ze draaide rechtsaf de ingang naar Wharton Park op en bewonderde de rode beuken die het gras aan weerszijden van de oprijlaan flankeerden. En de oude eik waaronder volgens de legende Anna Boleyn ooit Hendrik VIII had gekust.

Vijfhonderd meter verderop ging ze weer rechtsaf en reed ze over het hobbelige pad dat haar uiteindelijk bij de binnenplaats zou brengen. Daarachter lag de moestuin waarin de kassen stonden. Ze voelde iets van de opwinding en verwachting die ze als kind ook had gevoeld en ze realiseerde zich dat het veel voor haar betekende dat de kassen er nog waren.

Ze parkeerde haar auto op de binnenplaats en stapte uit. Het was fris. Ze herinnerde zich dit als een plek vol activiteit; behalve de gezinnen die rond de binnenplaats woonden had je hier ook de stallen. Er hadden paarden in en uit gelopen, er werden voortdurend balen hooi aangevoerd en vanaf de tractors in de schuren gegooid, waarbij ze soms ternauwernood de kinderen van de arbeiders misten die midden op de binnenplaats aan het voetballen waren.

Het was een wereld in een wereld geweest…

Nu was die stil en verlaten.

Vanaf de auto volgde Julia het overwoekerde pad naar de moestuin. De blauwe poort was er nog steeds, al was die nu bedekt met klimop. Ze duwde hem met enige moeite open en liep door.

De zorgvuldig gecultiveerde lange rijen wortelen, erwtjes, kool en pastinaak waren verdwenen. Ze waren vervangen door een wirwar van onkruid en brandnetels met hier en daar de trieste aanblik van een doorgeschoten kool. Julia liep naar de kleine boomgaard aan het eind van de moestuin, die de kassen aan het zicht onttrok. De appel-, peren- en pruimenbomen, waarvan sommige al erg oud waren, stonden er nog, hun gekronkelde takken naakt en kaal, de afgewaaide vruchten van de laatste herfst lagen op de grond te vergaan tot compost.

Julia liep tussen de bomen door en zag de daken van de kassen boven de struiken eromheen, die ongehinderd waren doorgegroeid. Ze liep over het nauwelijks nog zichtbare pad naar de eerste deur.

Die was er niet meer. Hij lag als een hoop rottend hout en gebroken glas aan haar voeten. Ze stapte eroverheen en ging de kas in. Die was leeg, afgezien van de oude schragentafels waarmee de kas destijds vol had gestaan, en de rij ijzeren haken aan de balken boven haar hoofd. De betonnen vloer was met mos bedekt en er groeide onkruid onder en tussen het raamwerk door naar binnen.

Julia liep langzaam tot achter in de kas. En daar, in de hoek waar hij altijd had gestaan, stond de kruk waar ze vroeger altijd op zat. En eronder stond, de metalen onderdelen zwaar geroest, grootvader Bills bakelieten radio.

Ze knielde neer en pakte hem op. Hij was niet meer te repareren, maar ze moest hem toch meenemen. Ze drukte hem als een baby tegen haar borst en draaide aan de knoppen in een vruchteloze poging hem tot leven te wekken…

‘Orchideeën zijn dol op muziek, Julia. Misschien vervangt muziek de geluiden van de natuur die ze in het land van hun herkomst hoorden,’ zegt grootvader Bill tegen me terwijl hij me laat zien hoe ik de tere bloemblaadjes met een sproeipistool moet bevochtigen. ‘En van warmte en water, om de hoge vochtigheidsgraad te imiteren waaraan ze gewend zijn.’

Alle anderen vinden het ondraaglijk benauwd in de kassen, met het zonlicht dat door de ruiten schijnt en dat bij gebrek aan een natuurlijke bries de temperatuur tot ver boven die van een warme Engelse dag doet oplopen.

Ik vind het heerlijk, want ik heb er een hekel aan veel kleren te moeten dragen om warm te blijven. Het voelt aan alsof het mijn natuurlijke omgeving is en grootvader Bill lijkt ook geen last van de warmte te hebben.

Bovendien raakt juist door die warmte de lucht vervuld van de heerlijke geuren van de bloemen.

‘Dit is een Dendrobium victoria regina, soms ook wel Blauwe Dendrobium genoemd, maar zoals je kunt zien is ze lila,’ zegt mijn grootvader grinnikend. ‘Een echte blauwe orchidee moet nog worden ontdekt. Deze groeit in de bomen in Zuidoost-Azië. Kun je je dat voorstellen?Hele tuinen in de lucht…’

En dan krijgt grootvader Bill weer die ‘blik’, zoals ik het noem, en ook al vraag ik hem vaak om me meer te vertellen, dat doet hij nooit.

‘Dendrobia rusten graag in de winter – ik zie het als een winterslaap – ze hebben dan geen voeding nodig en willen alleen met net voldoende water besproeid worden om niet uit te drogen.’

‘Hoe hebt u precies geleerd wat ze willen, grootvader?’ vroeg ik hem een keer. ‘Hebt u op de orchideeënschool gezeten?’

Hij schudde zijn hoofd en lachte. ‘Nee, Julia. Ik heb veel geleerd van een vriend van me die in de Oost woonde en te midden van orchideeën was opgegroeid. En de rest gewoon door dingen uit te proberen, door goed te kijken hoe ze reageerden op wat ik probeerde. Tegenwoordig weet ik wat ik krijg, want op de verpakking staat wat voor bloem erin zit, maar toen ik nog jong was, kreeg ik kratten vol toegestuurd uit verre landen en wisten we pas wat voor soorten het waren als ze begonnen te bloeien.’ Hij zuchtte. ‘Het was spannend in die dagen, ook al raakte ik er meer kwijt dan ik kon opkweken.’

Ik weet dat grootvader Bill beroemd is in de orchideeënwereld omdat hij iets weet te kweken wat hybrides worden genoemd. De zijne zijn bijzonder en vaak komen bekende hoveniers naar zijn laatste nieuwe bloemen kijken. Hij is erg bescheiden en praat er niet graag over. Hij zegt dat het zijn taak is bloemen te kweken, niet erover op te scheppen. Grootmoeder Elsie denkt daar anders over – ik hoor haar soms zeggen hoeveel geld Bill Wharton Park heeft opgeleverd, met alle dagjesmensen die naar de kassen komen kijken en de planten aanschaffen die hij te koop aanbiedt, en dat hij er een groter aandeel van zou moeten krijgen.

Ik luister niet als ze dat soort dingen zegt. Ik wil niet dat de vrede in mijn bijzondere toevluchtsoord wordt verstoord. Als ik hier niet ben en me verdrietig voel, ga ik in gedachten terug hierheen en dan vind ik troost.

Julia riep zichzelf terug naar de kille realiteit van wat was geweest en nooit meer zou terugkomen. Ze realiseerde zich dat ze rilde van de kou en hier niet langer wilde blijven. Ze draaide zich om en liep snel de kas uit en door de moestuin naar haar auto. Toen ze instapte, zag ze Kit uit een van de stallen komen. Hij zwaaide en liep naar haar toe.

‘Hi, Julia. Je bent zeker naar de trieste overblijfselen van een deel van de voormalige pracht van Wharton Park wezen kijken?’ zei hij.

‘Niet doen,’ zei Julia met een zucht. ‘Ik voel me erdoor gedeprimeerd. De kassen zijn volkomen leeg – er is niets meer over.’

Ze schudde vertwijfeld haar hoofd. ‘Je weet zeker niet waar alle orchideeën gebleven zijn, of wel?’

‘Nee, maar ik wou dat ik het wist. Mijn vader is hier veel te lang eigenaar-op-afstand geweest. En tante Crawford leek om de een of andere reden de rillingen te krijgen van de orchideeën. Weet je nog de dag dat je haar de orchidee bracht? Nou, zodra je weg was, gaf ze hem meteen aan mij terug en ze zei dat ik hem weg moest gooien.’ Kit trok zijn wenkbrauwen op. ‘Vraag me niet waarom. Ik heb geen idee. Het zal je plezier doen te weten dat ik hem in mijn slaapkamer heb gezet en na de vakantie mee naar huis heb genomen. Hij heeft jaren gebloeid.’

‘Wat vreemd,’ mijmerde Julia, ‘en triest.’

‘Absoluut,’ stemde Kit met haar in. ‘En god weet wat er verder nog van het landgoed verdwenen is, samen met al die orchideeen. Hoe eerder ik de hele boel overdraag, hoe beter. Maar goed,’ zei Kit opgewekt, ‘heb je zin om even mee te lopen naar het oude huisje van je grootouders? Ik ga er nu heen.’

‘Waarom niet?’ zei Julia. Ze liepen naar het huisje, dat weggestopt lag op zijn eigen stukje grond van een are net achter de binnenplaats. Van binnen de muren hoorde Julia het geluid van hamers en brekende stenen.

‘Ik hoop dat je niet vindt dat dit ook verwoest is, maar het was echt niet meer bewoonbaar. En zolang de laatste arbeiders nog bij mij in dienst zijn dacht ik dat ik ze maar het beste iets nuttigs kon laten doen.’

‘Wat gebeurt er met hen als de nieuwe eigenaar het overneemt?’ vroeg Julia.

‘De meesten worden gewoon weer in dienst genomen, en ze zullen vast veel tevredener zijn met een werkgever die aanwezig is dan ze de afgelopen twintig jaar waren. Zullen we naar binnen gaan? Ik waarschuw je, het ziet er heel anders uit.’

Julia verwachtte een donkere, smalle gang en een trap recht voor zich te zien. In plaats daarvan bleek ze in een grote open ruimte te staan.

‘Ik ben allergisch voor lage plafonds,’ verontschuldigde hij zich, naar zijn lange gestalte wijzend. ‘Ik ben immers een meter negentig lang, daarom heb ik ze eruit gehaald.’

De plafonds waren niet het enige dat Kit eruit had gehaald. De hele indeling van het interieur, dat voorheen alle noodzakelijke ruimtes had bevat, zoals de keuken, slaapkamers en badkamer, was verdwenen. Ze keek omhoog naar wat ooit de plafonds van de slaapkamers waren geweest en zag bovenin vier nieuwe dakramen. Het enige wat nog over was van het oude interieur was de grote hoekhaard, waar ze zich als kind bij had gewarmd.

‘Het… is zeer zeker… veranderd,’ wist ze uit te brengen.

‘De bovenverdieping moet er nog in. Ik heb de zolderruimte benut om de plafonds te verhogen, waardoor er beneden meer ruimte ontstaat. En in de oude aanbouw hiernaast komen de keuken en de badkamer. Ik weet dat het radicaal is, maar ik denk dat het me prima zal bevallen als het klaar is.’

‘Je hebt het beslist naar het nieuwe millennium getild,’ mompelde Julia. ‘Het is moeilijk je voor te stellen dat het hetzelfde huisje is.’

Hij keek op haar neer. ‘Het doet je veel, is het niet?’

‘Natuurlijk niet.’

Maar ze wisten allebei dat dat wel zo was.

‘Luister eens, Julia, waarom ga je niet mee naar het grote huis voor een sandwich? Ik heb het gevoel dat ik je dat schuldig ben, nu ik je erfgoed heb ontheiligd.’

‘Niet bepaald míjn erfgoed,’ zei ze. ‘Maar ja, ik…’

‘Hallo, schat. Sorry dat ik zo laat ben.’

Er dook een aantrekkelijke vrouw met kastanjebruin haar achter hen op. Ze kuste Kit hartelijk op de wang en glimlachte naar Julia.

‘Julia, dit is Annie. Ze heeft me geholpen met het ontwerp van het huisje en ze maakt tekeningen om de rest van de woninkjes aan de binnenplaats tot verhuurbare huizen om te bouwen – terwijl ze wacht tot haar eigen project wordt gerealiseerd.’ Kit wees naar Annies gezwollen buik en sloeg een arm om haar schouders. ‘Niet lang meer, hè?’ zei hij vol genegenheid.

‘Nee, nog maar vier weken, godzijdank.’ Annies heldere groene ogen twinkelden. Ze had een licht Amerikaans accent. ‘Ik zal blij zijn als het eruit is. Heb jij kinderen?’ vroeg ze.

Julia’s ogen vulden zich onwillekeurig met tranen en ze bleef zwijgend staan. Hoe kon ze antwoord geven op die vraag?

‘Julia is een beroemde concertpianiste.’ Kit begreep het meteen en schoot haar te hulp. ‘We hebben elkaar jaren geleden op Wharton Park ontmoet en ik was een van de eerste mensen voor wie ze ooit heeft gespeeld, nietwaar, Julia?’ Zijn ogen stonden vol medeleven.

Het respijt had Julia de kans gegeven zich enigszins te herstellen. Ze slaagde erin te knikken en schraapte haar keel. ‘Ja. Ik moet nu gaan. Leuk kennis met je te maken, Annie, en… succes.’

‘Insgelijks, Julia.’

‘Ja. Tot ziens, Kit. Ik zie je binnenkort wel weer.’ Ze draaide zich om en rende bijna naar haar auto voor hij de kans kreeg haar tegen te houden.